De liefde is geduldig,
zij is vriendelijk,
de liefde is niet jaloers,
de liefde pronkt niet,
zij doet niet gewichtig,
zij handelt niet ongepast,
zij zoekt niet haar eigen belang,
zij wordt niet verbitterd,
zij denkt geen kwaad,
zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid,
maar verheugt zich over de waarheid,
zij bedekt alle dingen,
zij gelooft alle dingen,
zij hoopt alle dingen,
zij verdraagt alle dingen.
(Paulus; 1 Korinthe 13)
Thuis hadden we van hem geen boeken. Hij kwam ook nooit ter sprake.
Op het Lyceum volgens mij ook niet. Of ik heb zitten suffen en dromen. Waarschijnlijk wel, want terwijl ik dit opschrijf en terugdenk aan vroeger, herinner ik me het Ezelsproces wel. ‘De Avonden’ ook. ‘Dus toch gezien en niet onopgemerkt gebleven’, concludeer ik.
Op latere leeftijd kwam ik zijn naam tegen in een boze brief aan een kerkenraad: Gerard Reve. Weer later las ik zijn gedicht ‘Roeping’ uit 1973.
Het grijpt me aan, omdat je de ongewassen apen herkent. Ook in de kerk.
Verschrikt vraag ik me af: ‘Ik ben het toch niet?’.
Het gedicht is oorspronkelijk geschreven voor de ‘Zusters van Liefde’ in Weert.
Maar je kunt ook aan de medewerkers van de Hoogstraat denken. Aan allen die tijd, aandacht en liefde investeren in elk ander. Die diaken willen zijn. Dienaar. Aan hen die niet in de hoogte van de toren blaaskaken, maar die er eenvoudigweg zijn. In de diepte.
‘Ben ik het?’
ROEPING
Zuster Immaculata[i] die al vier en dertig jaar
verlamde oude mensen wast, in bed verschoont,
en eten voert,
zal nooit haar naam vermeld zien.
Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij
vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert,
ziet ’s avonds reeds zijn smoel op de tee vee.
Toch goed dat er een God is.
[i] Latijnse naam = ‘onbevlekt’. De naam gaat terug op een eretitel van Maria die volgens de Roomse traditie zonder erfzonde werd geboren. Maria is dus volgens de Roomse traditie onbevlekt ontvangen in de moederschoot.