Als vroeger de dienst of de preek niet zo aansprak en je zei als puber ‘slecht’ , dan werd je toegevoegd: ‘Je hebt in ieder geval de zegen meegekregen’.
Als één van de eerste doelen bij de fysio en de handengroep, formuleerde ik dan ook ‘zegenen’. Eigenlijk leek het me op dat moment een utopie, maar Mark, de therapeute van edel geslacht en anderen gingen er mee aan de slag.
Zaterdag 6 april 2024 is een schitterende dag. De zon schijnt uitbundig en dat doet ze terecht. Ik ga naar Huize Vreeswijk, waar ik in het kader van de re-integratie voor het eerst een korte preek zal houden. De liturgie heb ik de week daarvoor al gemaakt en verstuurd om gekopieerd te worden.
In Huize Vreeswijk hoef ik niet constant op eieren te lopen. Niemand moppert hier als ik Psalmen uit de zogenaamde Oude Berijming opgeef. Sterker, de mensen hier hebben ze veelal als klein kind uit het hoofd geleerd. In de vaste hoop dat de woorden ooit in het hart zullen landen. Donderdagavond stuur ik de ‘preek’ naar een gemeentelid die mijn taak over zal nemen, mocht ik onverstaanbaar worden.
Om 09.24 rekent Lianne af bij de SHELL aan de Goudse Poort, waar we ‘voor de zekerheid’ nog even tanken. ‘Stel je voor dat we zonder benzine komen te staan’, zegt Lianne. ‘We kunnen nog maar 170 kilometer’. Sommige risico’s moet je inderdaad uitsluiten. Het is nu nog zo’n 30 minuten naar Vreeswijk, waar we omstreeks 10.00 uur zullen arriveren. ‘Dan hebben we even de tijd om mensen te begroeten en bij te praten’. Er is sinds zomer 2023 veel gebeurd. Om half elf zal de weeksluiting beginnen.
De auto reageert inmiddels niet meer op mijn telefoon. Wel op die van Lianne. Als de motor gestart wordt, maakt bluetooth automatisch verbinding met haar toestel. Voor nu is dat niet erg. Zodra ik mijn rijbewijs heb en weer mag autorijden, zal ik dat corrigeren.
De route is bekend. We hebben dan ook geen navigatie nodig. We rijden naar de zijde vanwaar wijzen ooit kwamen. ‘Tegenwoordig komen wijzen uit het westen’, mijmer ik. Niemand reageert.
Het is drukker dan op zondagmorgen. Vergeleken met een doordeweekse dag is het echter rustig op de weg. Dat verandert als we vlak na Woerden via de matrixborden gemaand worden ‘50’ te rijden. Al snel zien we aan de kant van de weg motoren liggen. Er staat een politiewagen bij. Je schrikt er altijd van. ‘Hoeveel levens heb ik niet gekend die eindigden op een stuk asfalt’, schiet door mijn hoofd. ‘Verschrikkelijk’. Om er achteraan te denken ‘Niet somberen nu. Niet vandaag’.
Iets voorbij Harmelen knipperen de matrixborden weer ‘50’. Snel pak ik m’n telefoon. De navigatie geeft 36 minuten aan en een rode weg. ‘Als een vis in een fuik’ denk ik. ‘We hadden beter binnendoor over Oudewater en Montfoort kunnen rijden’. Ik zeg echeter niks. Lianne wel. Vol goede moed zegt zij: ‘Nou ja, dan zijn we er om kwart over tien. Ik antwoord niet. Ik denk alleen maar: ‘De enige mogelijkheid om op tijd te zijn, is bij Montfoort/De Meern eraf en dan via de Nedereindseweg naar Vreeswijk rijden’.
Al snel blijkt dat meer mensen dat laatste denken. Vijf minuten later blijkt aansluiten in de file de snelste manier om in Vreeswijk te komen.
De tijd schrijdt voort. De aankomsttijd verschuift. Ik bel dat het later wordt. ‘Dan kunnen ze alvast beginnen met zingen…’.
Ondertussen duurt en duurt het. ‘Yuppen’ in hun snelle wagens hoppen van baan naar baan. Ze wringen hun auto’s zo ver mogelijk naar voren. Het kan hun niets schelen als ik te laat kom en mijn preek niet kan houden. ‘Het moet allemaal zo zijn’, flitst door mijn hoofd. ‘Het infarct, nu de file. Ik mag blijkbaar niet in Vreeswijk zijn’.
Het lijkt een beetje op de wet van Murphy[i]. Het wordt later en later. En het rare is, je gaat niet alleen rare dingen denken, maar je begint inwendig ook te mopperen: ‘Opschieten! Ik moet preken…’ .
Ik adem in en uit, doe een schietgebedje en onderga de file. Mijzelf verder druk maken, boos worden, helpt nu toch niet. Toeterend over de vluchtstrook is ook zowat. Zou meneer agent begrijpend zeggen: ‘Heel wijs dominee. Ik begrijp het helemaal’ En dan zeggen: ‘U moet snel door. Ik regel een escorte voor u’. We nemen de gok niet.
Uiteindelijk arriveren we pas na elven in Vreeswijk. Lianne zet me af bij de ingang en parkeert elders de auto. Ik ga alvast snel naar binnen waar ik hartelijk word begroet met de woorden ‘Wij zijn al begonnen’.
Zelfs preken hoeft niet meer. De ‘preek’ is al voorgelezen. De mensen zeggen wel hem een beetje moeilijk te vinden. Ik vraag ‘Maar hebben jullie wel het geloof dat de beste tijd niet achter jullie ligt, iets is van vroeger is, maar nog moet komen?’ Je ziet de twijfel.
Dan blijken de liederen ook allemaal al gezongen. Het enige wat ik nog kan en mag doen is de zegen geven. Meer dan anders besef ik dat dat eigenlijk een wonder is. Hij wil Zijn zegen uitdelen via mij.
Ik hef mijn armen, ook mijn linkerarm en zeg:
De genade van onze Heer Jezus Christus
en de liefde van God
en de gemeenschap van de heilige Geest
zij met u allen.
Amen.
Dan hoor ik in mijn hoofd mijn moeder: ‘Je hebt in ieder geval de zegen meegegeven’.
[i] Toegeschreven aan Edward A. Murphy (1918–1990). Zie verder: https://historiek.net/wet-van-murphy-voorbeelden-betekenis-geschiedenis/132765/, d.d. 2024-04-06.
