
Psalmen roepen emoties op. Psalmberijmingen ook. Wie daaraan twijfelt zou ‘Het psalmenoproer’ van Maarten ‘t Hart eens moeten lezen.
In het klooster word ik getroffen door de berijming van Gerhardt en Van der Zeyde. Dat komt – denk ik – ook door ook de manier van zingen, een soort wisselzang waarbij de cantor eerst een couplet zingt en de aanwezigen antwoorden met het volgende couplet, dan weer de cantor, enzovoorts, totdat je bij het laatste couplet bent, waarna het ‘Klein Gloria’ volgt. Elke Psalm wordt dus afgesloten met: ‘Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest. Zo was het in den beginne, zo zij het thans en voor immer; tot in de eeuwen der eeuwen. Amen’.
Deze berijming getoonzet voor Benedictijner en Cisterciënzer monniken, kende ik nog niet. Ik vind ‘m prachtig. Vooral omdat je telkens de hele Psalm zingt. Wij zingen vaak enkele regels – ‘versjes’ – uit een Psalm. Maar door deze manier van zingen, komt dus een hele Psalm aan bod. Oftewel een Psalm in zijn geheel, dus ook alle emoties.
Ik word getroffen door Psalm 13, die ik hieronder weergeef:
Hoe lang zal ik eenzaam op raad moeten zinnen,
draag ik van dag tot dag zwijgend mijn droefenis?
Zie mij, geef mij uw antwoord, Heer, Gij zijt toch mijn God.
2 Hoe lang, Heer, zult Gij mij blijven vergeten,
hoe lang nog verbergen uw aanschijn voor mij?
3 Hoe lang zal ik eenzaam op raad moeten zinnen
draag ik van dag tot dag zwijgend mijn droefenis?
4 Hoe lang zal mijn vijand mij uit blijven dagen?
Zie mij, geef mij uw antwoord,
Heer, Gij zijt toch mijn God;
Wil Gij verlichten mijn ogen,
dat ik niet inslaap ten dode.
5 dat mijn vijand niet roept:
‘Nu heb ik hem in mijn macht!’
Mijn belagers niet juichen
omdat ik aanvang te wankelen.
6 Zelf kan ik slechts op uw genade vertrouwen.
Tot mijn hart de vreugde hervindt om uw heil.
Dan is mijn lied voor de Heer:
Hij heeft het aan mij vervuld!
Eer zij de heerlijkheid Gods:
Vader, Zoon en heilige Geest.
Zo was het in den beginne,
zo zij het thans en voor immer;
tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Als ik een week later gemaild word een meditatie voor ‘De Bazuin’ in te leveren, hoef ik niet lang na te denken waarover die zal gaan: Psalm 13. Erboven zet ik ‘Een (on) geluksgetal’.

Een (on)geluksgetal
1Voor de koorleider. Een psalm van David.
Dertien heet een ongeluksgetal te zijn. Vrijdag de dertiende een ongeluksdag.
Het verhaal gaat dat het Christendom daar verantwoordelijk voor zou zijn. Jezus vierde samen met zijn twaalf discipelen Avondmaal (12 + 1 = 13) én is op een vrijdag gekruisigd.
Hoe het ook zij, in Psalm 13 klaagt, bidt en looft David.
Hij begint met klagen. Hij klinkt niet alleen ‘een beetje depri’. Hij is het ook.
Hij roept uit:
2Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten?
Hoelang zult U Uw aangezicht nog voor mij verbergen?
Misschien herken je het wel. Dat God je domweg lijkt te vergeten. Jou schijnbaar niet in het oog heeft. Dat Hij aan iedereen lijkt te denken, behalve aan jou.
Alsof Hij bij jou ‘net even de andere kant op kijkt’ …
Sterker: Hij laat Zich niet zien. Hij mag dan wel heten ‘Ik ben erbij’. Maar dat schijnen maar woorden. Loze woorden. Je merkt er niks van. Helemaal niks.
Waar is Hij dan? ‘God waar bent U?’
3Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel,
verdriet hebben in mijn hart, dag na dag?
En je denkt en je denkt. En het duurt maar en het duurt maar. En je maalt en je maalt.
’s Nachts woel je in bed. Vijf minuten op je rechterzij. Eén minuut op je linkerzij. En maar draaien en draaien… En malen en malen…
Overdag zit je ook vast in je eigen hoofd. Wat mensen allemaal zeggen, je hoort het niet eens. Je ziet wel je vijanden, je tegenstanders. Ze kijken naar je met de neus omhoog. Of ze negeren je. Als ze quasi meelevend doen, ‘voel’ je hun gespeelde, achterbakse aandacht.
Hoelang zal mijn vijand zich nog boven mij verheffen?
Aan wie David denkt, is niet helder. Is het Saul? Is het Absalom?
Aan wie denk jij?
Toch blijft David roepen.
En jij? Soms heb je de neiging om te vloeken. Ook vloeken kan een schreeuw om aandacht zijn.
Bij David gaat de klacht ‘Hoelang’ over in gebed. Klagen wordt bidden.
4Zie mij aan, verhoor mij, HEERE, mijn God!
Verlicht mijn ogen, anders ontslaap ik in de dood,
Zie mij aan. Kijk naar mij! Zie mijn moeite en verdriet en handel ernaar.
U ziet het toch? Doe dan iets! U heet en bent toch HEERE?
Als U niets doet, dan ga ik dood. Soms denk ik zelfs: ‘Was ik maar dood, dan was ik van alles af…’. ‘Of juist niet…?’
Daarom: Kijk naar mij, hoor en verhoor mij HEERE. ‘U bent toch mijn God?’ ‘En ik ben toch van U?’
5anders zegt mijn vijand: Ik heb hem overwonnen,
en verheugen mijn tegenstanders zich, wanneer ik wankel.
Als U niets doet, dan zegt mijn vijand: ‘Slapjanus…’. ‘Hij valt bijna om’. ‘Ik ben toch sterker dan hij met zijn God en zijn vrome praatjes’.
Nogmaals, aan wie David denkt is niet helder. Maar jij?
De Heidelberger spreekt van ‘de duivel, de wereld en ons eigen vlees’.
Aan wie denk jij?
Of kun je helemaal niet denken. Is het duister en warrig in je hoofd. Tuimelen de gedachten over elkaar en word je geen wijs van je eigen denken.
En toch, nochtans
6Ik echter vertrouw op Uw goedertierenheid,
mijn hart zal zich verheugen in Uw heil,
ik zal voor de HEERE zingen,
omdat Hij goed voor mij geweest is.
Alsof David zich plots vermand. Zijn rug recht. Zichzelf toespreekt.
Na klagen en bidden begint hij God te loven: ‘k Zal Zijn lof zelfs in de nacht’….
Toch vertrouw ik op Uw goedertierenheid, Uw verbondstrouw.
Op Uw ‘Ik zal!’. Veel meer dan ik ooit besefte.
Mijn ‘ik zal’ blijkt in de praktijk niet zo heel veel voor te stellen, maar de Uwe…
Van Uw verbondstrouw. Daar moet ik het helemaal van hebben.
Daar mag ik het ook helemaal van hebben.
Mijn hart wordt ook helemaal ‘opgewekt’ van Uw heil. Uw verlossing.
Daarom zing ik uit volle borst voor U, want U bent toch goed voor mij geweest.
David doet eigenlijk hetzelfde als Paulus en Silas met kapotte ruggen in een kerker in Filippi: ‘En omstreeks middernacht baden Paulus en Silas en zongen lofzangen voor God’ (Hand, 16:25).
Soms moet je jezelf aansporen ‘Ga God loven, mijn ziel’.
En dan?
Dan bedenk je wat God in Jezus voor jou gedaan heeft en bedenk je midden in de ellende:
37Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft
liefgehad.
38Want ik ben ervan overtuigd dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch krachten, noch tegenwoordige, noch toekomstige dingen,
39noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heere. (Rom. 8: 37-39).
Dankzij Jezus kun en mag je danken in alle omstandigheden.
Dertien heet een ongeluksgetal te zijn. Met de God van Psalm 13 kan ik mijn geluk niet op.
Intens en eerlijk, vooral tussen de regels door.
Mooi hè, de omkeer in de Psalm. Dankbaar als het lukt hem zelf ook te maken, “Hij is de Hoogste Heer!”
X, je zus
Dag allebei, mooie foto’s van de vaartocht, prachtige wolkenluchten. Denk dan gelijk aan “Die wolken, lucht, en winden wijst spoor en loop en baan, etc.”
“Een psalm” mooi verwoord. Vooral de slotzin: “13 heet een ongeluksgetal te zijn, enz.”
Meelevende en 🙏🏾 groeten
Li@