Preek over Psalm 121, gehouden in de Dorpskerk van Vreeswijk op de laatste zondag van het kerkelijk jaar, eeuwigheidszondag, op 24 november 2024.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Als wij vroeger met de auto op vakantie gingen, zongen we onderweg liederen.
Een autoradio hadden we niet.
Wij hadden wel een cassetterecorder.
Mijn zus en ik hielden die cassetterecorder wijs op de achterbank.
Zolang die namelijk bij ons op de achterbank bleef, konden wij bepalen welke bandjes er afgespeeld werden.
Behalve bandjes draaien, zongen we onderweg liederen:
‘Oh Freedom’; ‘O when the saints’; ‘Kumbaya my Lord’.
‘Wij zijn samen onderweg, halleluja’.
We zongen ook liederen via een lied dat je misschien wel kent:
‘Drie keer drie is negen, ieder zingt zijn eigen lied.
Drie keer drie is negen, mama of papa, of Elly, of Gertjan zingt haar of zijn lied’.
De liedjes die we dán zongen moest je snel kiezen. Daarom waren ze vaak van het niveau: ‘Berend Botje ging uit varen’ of ‘’k Zag twee beren broodje smeren’.
Gezellig.
Maar wel een verschil met de liederen die de pelgrims zongen onderweg naar de tempel in Jeruzalem.
Met Pesach, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest, drie keer per jaar trokken pelgrims, de gelovigen op naar Jeruzalem.
Onderweg naar Jeruzalem zongen zij geen ‘Berend Botje ging uit varen’ of ‘’k Zag twee beren broodje smeren’.
Maar ze zongen wel.
Wat zij zongen vinden we terug in een bundeltje in de Psalmen.
Een liedboek binnen het Bijbelboek Psalmen dus.
Het zijn de Psalmen 120 tot en met 134.
Vijftien korte Psalmen die het opschrift dragen: ‘Een pelgrimslied’.
In de Statenvertaling – die letterlijk vertaalt – heten ze ‘Liederen Hammaaloth’, dat betekent ‘liederen voor’ of ‘van de opgangen’.[i]
Daarom worden de Psalmen 120 tot en met 134 ook wel ‘opgangsliederen’ genoemd.
De vertaling van 1951 spreekt van ‘bedevaartsliederen’.
Wij lazen zojuist het tweede lied uit dat bundeltje.
Psalm 121.
Een Psalm die je – denk ik – eerder berijmd kent dan onberijmd.
Misschien heb je het wel eens tegen geliefden, je man, vrouw, kinderen gezegd:
De HEER zal u (jou!) steeds gadeslaan,
En er achteraan gedacht:
Opdat Hij in gevaar,
Uw ziel voor ramp bewaar.
Misschien – ik hoop het – heb je het afgelopen jaar zelf ervaren:
Hij is, al treft u ’t felst verdriet,
Uw wachter, die uw voet
Voor wankelen behoedt.
Je viel net niet om.
Het kan natuurlijk ook zijn dat er vanmorgen iemand is die bij het zingen dacht en nu denkt:
Ik zit hier wel. Maar het is allemaal bedrog!
Het is allemaal één grote leugen!
Neem alleen vers 2 al:
Hij, Isrels Wachter, sluimert niet;
Geen kwaad zal u genaken;
De HEER zal u bewaken.
Omdat je ervaart en denkt:
‘Israels Wachter sluimert wel’!
‘Het kwaad genaakt mij wel’.
En ‘Ik word helemaal niet bewaakt’.
Je herkent je meer in een andere Psalm (44):
12U geeft ons over als schapen om op te eten…
24Word wakker, Heer, waarom slaapt U?
Ontwaak! Verstoot ons niet voor eeuwig.[ii]
Omdat het lijkt of God jouw ellende niet ziet…
Vanmorgen luisteren we naar Psalm 121.
Een korte Psalm.
Acht verzen.
Acht verzen waarin de Psalmist duidelijk maakt dat de HEERE is zoals Hij heet.
HEERE, dat is: Ik ben. Ik ben erbij!
We lazen de Psalm in de vertaling die we hier meestal gebruiken, de Herziene Statenvertaling.
Wij lazen:
Ik sla mijn ogen op naar de bergen,
vanwaar mijn hulp komen zal.
De Nieuwe Bijbelvertaling van 2021 heeft echter vers 1 als vraag:
Ik sla mijn ogen op naar de bergen.
Van waar komt mijn hulp?
Hoor je het verschil? Begrijp je het?
In de HSV komt de hulp komt ergens van de bergen vandaan.
Ik sla mijn ogen op naar de bergen,
vanwaar mijn hulp komen zal.
Maar in de NBV 21 wordt een vraag gesteld:
Van waar komt mijn hulp?
Commentaren en preken die denken aan bergen of heuvels die helpen, noemen dan:
1. De berg Moria. Abraham doodt bijna Izak, maar brengt uiteindelijk een offer. U kent de geschiedenis.
Moria is ook de Tempelberg, waar geofferd wordt. Het offer sterft in plaats van.
2. De berg Sinaï, waar de HEERE Zijn Wet geeft aan het volk. Aanwijzingen voor het goede leven.
En er wordt – dat is drie – gedacht aan:
3. Golgotha, waar Jezus wordt gekruisigd.
Moria, de Tempelberg, Sinaï, Golgotha zijn dan de bergen of heuvels, vanwaar mijn hulp komen zal.
Maar ik houd het in dit geval bij de Nieuwe Bijbelvertaling, die van Psalm 121 een vraag en antwoord maakt.
Psalm 121 als catechismus.
De vraag is dan: Van waar komt mijn hulp?
Waarna het antwoord volgt.
Dat brengt de Psalm ook direct dichtbij.
Ik denk namelijk dat we allemaal momenten kennen waarop je denkt:
‘Hoe moet het nu verder?’
Van waar komt mijn hulp?
Help mij!
Er zullen hier vanmorgen nabestaanden zijn die afgelopen jaar gedacht hebben en misschien nog wel denken:
Waar haal ik de kracht vandaan om door te gaan?
Ik mis hem. Ik hield zo veel van hem.
Ik mis haar. Ik hield zo veel van haar.
In het begin was er nog aandacht, maar toen werd het stil…
Van waar komt mijn hulp?
Soms weet je niet waar je het zoeken moet.
Gelukkig hoeven we vanmorgen niet alleen stil te staan bij een vraag.
Ik zei al, het lijkt wel een catechismus, vraag en antwoord.
Psalm 121 geeft naast de vraag direct ook het antwoord.
Sterker, het is de bedoeling dat je het antwoord mee gaat zingen, mee gaat zeggen. Het je inprent.
2Mijn hulp is van de HEERE,
Die hemel en aarde gemaakt heeft.
De hulp komt niet van een berg, maar van de Schepper van hemel en aarde.
2Mijn hulp is van de HEER
Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Soms kun je dat vergeten.
Soms ervaar je helemaal de hulp van de HEERE niet.
Soms…
Nochtans, en toch leer je onderweg zingen:
2Mijn hulp is van de HEERE,
Die hemel en aarde gemaakt heeft.
3Hij zal uw voet niet laten wankelen,
uw Bewaarder zal niet sluimeren.
Echt niet?
4Zie, de Bewaarder van Israël
zal niet sluimeren of slapen.
Jouw Bewaarder, de Bewaarder van Israël is alert.
Hij waakt.
Hij houdt getrouw de wacht, zoals je als kind misschien al zong:
HEERE houdt ook deze nacht,
over mij getrouw de wacht.
Hij bewaakt, beschermt en bewaart.
Vers 5 tot en met 8.
5De HEERE is uw Bewaarder,
de HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand.
6De zon zal u overdag niet steken,
de maan niet in de nacht.
7De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad,
uw ziel zal Hij bewaren.
8De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren,
van nu aan tot in eeuwigheid.
Wat gebeurt er nu in deze Psalm?
Pelgrims wordt geleerd te vertrouwen dat God zorgt.
Zingend leer je vertrouwen en jezelf overgeven.
Mijn hele leven, alles staat onder Gods leiding.
Hij waakt over me.
Deze Psalm wil het vertrouwen in God werken en versterken.
Deze Psalm roept op:
Denk erom, de HEERE is zoals Hij heet: Ik ben erbij!
Vandaar de kop ‘God bewaart Zijn volk’.
Krijgen gelovigen dan nooit een zonnesteek?
Gaat er onderweg nooit iets mis?
Ach, ik weet nog dat mijn oma op weg naar de kerk vlak voor de kerk op haar gezicht viel.
Haar hoofd zag er na de val verschrikkelijk uit.
En je denkt: ‘Hoe kan het. Verschrikkelijk, zo’n lief, oud mens van in de 80 dat valt terwijl ze nota bene naar de kerk gaat.’
Bij mijn moeder thuis staat een steen met daarop de woorden: ‘Dag aan dag draagt Hij ons’.
Iemand zei toen tegen mijn moeder: ‘Ja ja, God draagt…’
‘Je moeder is mooi wel gevallen…’.
Soms lijkt het inderdaad of Psalm 121 meer op wensdenken berust, dan op feiten.
En toch.
Nochtans Psalm 121 zingen.
Want al zingend weet je en ervaar je het weer:
2Mijn hulp is van de HEERE,
Die hemel en aarde gemaakt heeft
Psalm 121 gaat niet in op het lijden dat ons kan overkomen.
Psalm 121 gaat niet in op de pijn die het leven kan doen.
Psalm 121 richt ons op God.
Psalm 121 benadrukt de trouw van de HEERE.
We lazen nog een Bijbelgedeelte.
In Openbaring staat dat God uiteindelijk alle tranen van de ogen af zal wissen.
Dat de dood er niet meer zal zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite.
Hoor je het pelgrims?
We zien er naar uit.
Juist omdat we tranen in de ogen hebben.
Juist omdat we te maken hebben met dood, rouw, jammerklacht en moeite.
Heb ik hier al eens gezegd ‘Het beste komt nog’?
Dan zeg ik het nu: ‘Het beste komt nog’!
Psalm 121 is geen lied voor toeristen die een beetje vrijblijvend van kick tot kick steeds voortgaan.
Psalm 121 is een lied voor pelgrims die weten dat ze onderweg zijn.
Onderweg naar ‘het huis van de Vader’.
Vandaag denken we aan hen die ons zijn voorgegaan.
Misschien dacht je het afgelopen jaar:
Hoe houd ik het vol? Het geloven, het leven…
Misschien denk je het nu.
Wat het extra moeilijk kan maken is dat zoveel mensen het domweg niet meer geloven.
Die het huis van Vader, de nieuwe hemel en de nieuwe aarde als een utopie beschouwen.
‘Wensdenken’. ‘Een zoethouder…’, zeggen ze.
‘Opium voor of van het volk’.
Nochtans.
En toch.
Pelgrims zijn op weggegaan en lopen door.
Wonderlijk.
‘De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.’
Door het geloof in Jezus Christus ben je net als Abraham, pelgrim geworden.
Net als Abraham, hoorde je een stem.
Je ging op weg.
Weg uit de cirkelgang van ‘opgaan, blinken en verzinken’.
Abraham wist niet waar hij komen zou.
Dat wisten de pelgrims naar Jeruzalem wel.
Drie keer per jaar verlieten zij huis en haard om op weg te gaan naar Jeruzalem.
Samen met andere pelgrims.
En wij?
Wij zijn gevallen voor Jezus.
Wij zijn onderweg naar Zijn toekomst.
Wij weten:
‘Wij zijn op weg naar het hemels Jeruzalem.
Op reis naar de ontmoeting met de Heer, onderweg naar het Koninkrijk dat is en komt!’
Pelgrimeren doe je met andere gemeenteleden – broeders en zusters – samen.
Je ondersteunt elkaar.
Bemoedigd elkaar.
Soms spoor je elkaar aan: ‘Kop op, doorlopen’.
Samen ‘met volharding lopen we de wedloop die voor ons ligt terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof’ (Heb. 12:1b,2).
Wij weten: Wij hier geen blijvende stad, maar zoeken wij de toekomstige (Heb. 13:14)
Onderweg zingen we. Opdat je het niet en nooit vergeet:
Van waar komt mijn hulp?
Mijn hulp is van de HEERE,
Die hemel en aarde gemaakt heeft.
Hij is, zoals Hij heet.
HEERE, Ik ben erbij!
3Hij zal uw voet niet laten wankelen,
uw Bewaarder zal niet sluimeren.
4Zie, de Bewaarder van Israël
zal niet sluimeren of slapen.
5De HEERE is uw Bewaarder,
de HEERE is uw schaduw aan uw rechterhand.
6De zon zal u overdag niet steken,
de maan niet in de nacht.
7De HEERE zal u bewaren voor alle kwaad,
uw ziel zal Hij bewaren.
8De HEERE zal uw uitgaan en uw ingaan bewaren,
van nu aan tot in eeuwigheid.
Amen
[i] Er zijn ook uitleggers die denken dat deze liederen gezongen werden als het tempelcomplex was bereikt. De mannen gingen dan van de Voorhof van de vrouwen over een trap met vijftien treden naar de Voorhof van de mannen. Op elke trede een Psalm zingend, kwamen ze zo van de buitenhof in de binnenhof.
[ii] Zie Psalm 44.

1 gedachte over “Een pelgrimslied…”