Zoals de vorige keer gezegd[i], kreeg ik vroeger op catechisatie les over ‘homo’s in knelsituaties’.
Destijds boeit de materie mij eigenlijk niet zo.
Eigenlijk vind ik het dan vooral een irrelevante discussie.
Ik denk ‘Ik heb met homo’s te doen, maar een homo is gewoon een homo. Punt!
Met wie of hoe iemand seks heeft, moet iedereen zelf weten.
Valt iemand op iemand van hetzelfde geslacht?
Nou het zij zo. Hoezo knelsituatie?’.
Over de seksuele moraal denk ik niet zo na.
Natuurlijk wel voorlichting gekregen.
Maar eigenlijk doe ik maar wat.
Dat denken verandert als ik naar de PA van de Driestar ga.
De reformatorische wereld is voor mijn gevoel een andere wereld.
Zo is het ‘normaal’ dat iemand die nog niet getrouwd is, maagd is.
Het adagium is ‘Als maagd hoor je het huwelijk in te gaan’.
Anders gezegd: ‘Je mag wel hetero zijn, maar niet hetero doen’.
Tenminste, ‘doen’ is dan geslachtsgemeenschap hebben.
Later ontdek ik dat er van alles gebeurt.
Wie echter geslachtsgemeenschap heeft, is voor God getrouwd.
‘Paradise by the dashboard light’[ii] blijkt ook plotseling ergens over te gaan als jaargenoten moeten trouwen.
‘Dom’, denk je dan, ‘Je hebt toch condooms’.
Voorbehoedsmiddelen worden echter door een groot deel – ook wonend achter dijken – gezien als ‘God voor de voeten lopen’.
God geeft immers kinderen.
Kinderen ‘neem’ je ook niet, maar ‘krijg’ je.
Raakt iemand zwanger, dan is dat Gods werk en heb je de consequentie te nemen: trouwen.
Homoseksualiteit is verboden.
Dat wordt absoluut niet geuit op – wat ik maar noem – ‘de Spetters manier’.
In deze film van Paul Verhoeven – uit 1980 – vertelt een zoon na lang wikken en wegen dat hij homo is. Vader slaat en schopt zijn zoon en zegt: ‘Jij bent het laagste van het laagste (…) God straft je door mijn hand’.
Ik leer dat iemand wel homoseksuele gevoelens kan hebben, maar dat daar dan tegen gestreden moet worden.
Een homofiel hoeft geen homoseksueel te zijn.
Net als een heterofiel geen heteroseksueel hoeft te zijn.
Eenvoudiger gezegd: ‘Je mag het wel zijn, maar niet doen’.[iii]
Net als een heteroseksuele vrijgezel moet iedere homoseksueel zich onthouden.
Waaruit dat onthouden dan precies bestaat, wordt er niet bij gezegd.
Mag er wel gefantaseerd worden? Gemasturbeerd?
Er blijkt nagedacht te zijn over ‘onanie’.
Zo’n dertig jaar later zegt een basis 4 leerling bij een VBOK-voorlichting ‘Is dat (masturbatie) zonde dan? Dan zondig ik wel heel veel’.
Op de THGB (Theologische Hogeschool vanwege de Gereformeerde Bond) krijgen we les uit Douma. Deze ethicus van vrijgemaakte huize is (samen met W. Velema[iv]) de gids in de ethiek, de leer van het juiste handelen.
Douma vormt een logisch vervolg op wat ik op de Driestar leer.
Ook Douma maakt onderscheid tussen homofilie en homoseksualiteit.
‘Elke homofiel is nog geen homoseksueel, terwijl een homoseksuele handeling nog niet behoeft te impliceren dat iemand een homofiel is’.
Het mooie van Douma vind ik dat hij nadenkt over de het hele leven voor Gods aangezicht, de christelijke levensstijl.
Hij is in mijn twintiger jaren – en daarna – een helper bij de poging om niet naar sommige, maar naar alle geboden van God te leven.[v]
Nu op mijn 58e, lees ik zijn werk opnieuw.
Al was het alleen al om met De Bruijne en Van den Belt te kunnen vergelijken.[vi]
[i] Zie https://glismeijer.com/2025/01/18/om-t-donker-op-te-klaren/, d.d. 2025-01-18. Ik schrijf om mijn gedachten te ordenen vanwege de vierdaagse cursus n.a.v. De Bruijne en Van den Belt.
[ii] Zie https://www.youtube.com/watch?v=C11MzbEcHlw, d.d. 2025-01-20.
[iii] Ook bij dit standpunt zijn opmerkingen bij te plaatsen. Zie https://bertloonstra.nl/recent/homoseksualiteit-en-het-gezag-van-de-bijbel-vijf-posities-2/, d.d. 2025-01-18.
[iv] Vgl. W.H. Velema en J. Douma, Ethiek en pelgrimage. Over de Bijbelse vreemdelingschap, Amsterdam: Uitgeverij Ton Bolland, 1979.
[v] Vergelijk vraag en antwoord 114 en 115 van de Heidelbergse Catechismus:
Vr.114. Maar kunnen degenen, die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomenlijk houden?
Antw. Neen zij; maar ook de allerheiligsten, zolang als zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel dezer gehoorzaamheid; doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven.
Vr.115. Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan?
Antw. Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard hoe langer hoe meer leren kennen, en des te begeriger zijn, om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken.
[vi] Vgl. https://glismeijer.com/2025/01/18/om-t-donker-op-te-klaren/, d.d. 2025-01-20.

3 gedachten over “Zijn en doen”