80 jaar…

Komende dagen herdenken we op 4 mei de doden en vieren we de bevrijding op 5 mei. 
In de aanloop daarnaartoe las ik de preek die dominee Miskotte[i] hield in de dankdienst bij de bevrijding van Nederland. 
De preek werd gehouden in de Nieuwe Kerk te Amsterdam en heeft de titel ‘Gods vijanden vergaan’.[ii]

De preek lijkt me nog steeds actueel, omdat de nazi’s ‘in alle ernst en letterlijk Israël heeft willen uitmoorden’. (…) Daar zit achter de haat tegen de God van Israël, die joden-God, die ook de God van de christelijke kerk is.
Mij troffen ook de woorden: Er zal geen zegen rusten op deze vrede, indien wij ons klein, burgerlijk behagen niet weten te overwinnen en niet gerechtigheid leren verstaan en toepassen van voren af aan.

Meer nog raakte mij de woorden van dominee Kievit[iii] bij de 40-jarige herdenking van de razzia in Putten.[iv]De razzia was dan wel niet op 4 mei 1945 maar op 2 oktober 1944. Toch heeft de razzia alles met 4 mei en de dodenherdenking te maken. In mijn jeugd vertelde mijn vader – die uit Putten komt – op 4 mei de verhalen.

In de Bazuin van komende week wordt de meditatie van Kievit verkort weergegeven. Hier kan het in het geheel.

Wat is de zin van een samenzijn zoals van vanavond? 
Kweken wij kunstmatig een stemming van weemoed, van verdriet of waarvan dan ook? Zijn wij hier om herinneringen op te halen en evenzovele wonden open te rijten?
Wat heeft het inderdaad voor zin. 
Het is immers al lang geleden! 
Het is al 40 jaar geleden! 

Men dient wel te bedenken, dat wat verleden werd daarom nog niet voorbij is. 
We houden het vast in onze herinnering, we dragen het mee in ons hart. 
De schade, die werd aangericht duurt geslachten lang. 
Een moeder, die plotseling voor heel de zorg van haar gezin kwam te staan, omdat zij zich haar man zag ontvallen. 
Of kinderen, die hun vader nog zo nodig hadden en hem vroegtijdig moesten missen.

Het gaat met de mensen mee. 
En afgezien daarvan, kan het soms ineens in het leven verrijzen, gestalte krijgen en is er weer de spanning van toen en is er weer die schok, zomaar ineens, en die schrik overdag, ’s nachts, vooral ’s nachts. 

Als wij dat samen bedenken, dan vlijmt de smart toch weer door onze harten heen. 
Dan doet het ineens weer pijn. 
Ieder hart heeft z’n eigen smart: ieder huis heeft zijn eigen kruis. 
Maar dit was gemeenschappelijk, dat wij verbaasd waren hoe het mogelijk was, op zo ’n grote schaal te moorden en dat op de meest afschuwelijke wijze. 
We waren erdoor verbijsterd. 
We dachten dat bestaat toch niet, dat gebeurt toch niet?! 
Maar het bestond wél en het gebeurde óók! 

We hoeven er dan ook niemand op aan te kijken, maar begrijpen, begrijpen deed geen mens het. 
In die dagen toen alles zijn beslag al gekregen had en wij hier voor de eerste maal op den 2e oktober 1945 bijeen waren als rouwende Gemeente, ging alles weer zijn eendere gang.
Nee, toch niet! 
Er bleef vaak iets van mistroostigheid over het leven liggen. 
Maar het werk werd hervat, ook het werk in het midden van de christelijke gemeente. 

Ik doe u verslag van een bezoek. 
Er zou heel wat te verhalen zijn, want ook daarin heeft iedere smart z’n eigen verhaal. Het is tijd voor het huisbezoek. (Of was het rouwbezoek? Maar dat lag natuurlijk héél erg dicht bij elkaar). 

Toen ik een aanvang maakte, ging één der ouderlingen met mij mee. 
Waarom zou ik zijn naam verzwijgen? 
De ouderen onder u hebben hem zo goed gekend: Dirk Schuitemaker. 
Ik zei tegen hem, dat ik wist dat we eigenlijk huis-in, huis-uit moesten gaan en overal hetzelfde leed zouden aantreffen. 
Ik zei tegen hem: ‘Blijf maar thuis, geef maar een ander mee’
Hij zei: ‘Nee, ik ben ouderling, en ik ga wél mee, maar ik zal niet veel zeggen’.

En zo gingen wij en wij kwamen bij een weduwe. 
Die vrouw had haar man vlak voor de oorlog verloren. 
Een zoon was ver weggegaan, maar ze had nog een zoon thuis. 
We kwamen daarbinnen en we hoorden het droeve relaas van deze vrouw aan. 
Ik zie nog hoe ze het vloerkleed aan de punt vatte en zei: ‘Kijk, hier was een stuk uitgezaagd, daar was de schuilplaats van mijn zoon. Maar op die dag, dat de ramp over Putten kwam, zeiden de moffen, dat ze het hele dorp zouden platbranden. Toen heb ik tegen m’n jongen gezegd: “Kom d’ eruit en meld je nog als het kan”. Toen zei hij: “Moeder, ik vertrouw ze niet”. Ik zei: “Ja wel, want als het dorp in brand gestoken wordt, dan ben je zeker het slachtoffer, kom er maar uit”’. 
Ze zei: ‘Ik heb hem er haast uitgetrokken en… ik heb hem nooit weer gezien’. 

Wat zeg je dan? Je zei wat. 

‘Och man’ zei ze: ‘Je bent nog zo jong en je hebt niks meegemaakt’. 

En toen boog mijn ouderling zich wat naar voren en zei: ‘Vrouw, heb ik ook niks meegemaakt?’.
‘Ja Dirk’
 zei ze: ‘Jij bent ook een jongen kwijt’.
‘Ja, twee’
 zei hij toen. 
‘En hoeveel had je er?’
‘Twee.’

‘O Dirk’, zei ze: ‘Dat is haast nog erger, twee jongens en twee kwiet, kun je dat begriepen?!’
Toen zei hij: ‘God had één Jongen en Hij wilde Hem kwijt voor jou en voor mij. Kun je dat begrijpen?’ 

Ik ben dat antwoord nooit vergeten, want hij richtte zomaar het kruis op in het midden van het gesprek; in het midden van de nood en in het midden van de zorg. 
En dat alleen het kruis van de Heere Jezus Christus, troost en rust kan bieden.
En die vrouw, die nog nooit had kunnen huilen, een jaar later nog niet, barstte in snikken uit, en zei: ‘Daar heb ik niet aan gedacht’

Hebt u uw plaats al gevonden? 
Waar vraagt u? 
Nu, daar waar het kruis gepland staat! 
Wat een verwondering! 
Die moordenaar aan de rechterzijde van de Heere Jezus, die vatte het. 
Wat een verwondering, dat de Heere Jezus Christus daar hangt.
‘Wij rechtvaardig’ zegt hij: ‘Er is niets tegen in te brengen, tegen het oordeel van God, maar Hij heeft niets onbehoorlijks gedaan’

Waarom hangt Hij hier, waarom moet Hij dit alles meemaken? 
Voor Zichzelf? 
Nee, nee voor anderen! 
En dan, dan horen wij uit de mond van Hem, Die daar hangt in eindeloze eenzaamheid; ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’

En dit ‘waarom’ maakt dat onze waaroms eigenlijk in het niet zinken en dat wij daarom niet alle dingen willen begrijpen of kunnen begrijpen, maar wél dat wij Die Naam mogen aanroepen: toen en sindsdien en vandaag de dag. 

Het is maar een smalle slagschaduw, die het kruis werpt, maar net genoeg om een plaats te bieden aan allen die het nergens meer vinden kunnen, aan allen die door moeilijke wegen moeten gaan. 
Het is een toevlucht. 
En hoevelen hebben in die donkere omstandigheden die toevlucht gevonden, zijn ernaartoe gevlucht! 
Dat mag je gerust zeggen. 
Het is een schuilplaats en daarom gaat het niet om het begrijpen van de dingen.
We konden het ook niet omvatten op deze schaal, maar het gaat er om, dat wij bij het kruis van de Heere Jezus Christus terechtkomen en dan ontdekken, dat daar antwoorden gereedliggen voor de meest brandende vragen. 
Van dat kruis uit lopen de lijnen naar de opstanding!

Vraag ik tenslotte: gaat het dan nóóit voorbij?
Het gaat voorbij: een ver verschiet, een schoon vergezicht. 
Ik zal het u voorlezen – Openbaring 21:1-4 – ‘En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik Johannes zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit de hemel, toebereid als een bruid die voor haar man versierd is. En ik hoorde een grote stem uit de hemel, zeggende: Zie, de Tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan’
Wie door kruis en opstanding heen die toekomst tegemoet gaat, die doet het zingende.

‘Van hier werden zij weggevoerd’, staat er op het gedenkteken. 
Het is niet toevallig, dat aan de buitenzijde van deze kerk dat gedenkteken staat en dat er een kruis in gebeiteld is. 
Hier in deze kerk werd het lied aangeheven. 
Ds. C. B. Holland, die in die met schrik vervulde nacht op zijn post was, stond erop om het Woord Gods te lezen en om te zingen. 
Hoewel het hem eerst niet werd toegestaan, kwam hij toch op deze preekstoel en zei: ‘We zullen hier niet vandaan gaan, voordat wij gezongen hebben’
En wat zij zongen, dat willen wij nu graag ook zingen – een pelgrimszang voor mensen, die onderweg zijn – Psalm 84: 3 en 4 –

Welzalig hij, die al zijn kracht
en hulp alleen van U verwacht,
die kiest de welgebaande wegen;
Steekt hen de hete middagzon
in ’t moerbeidal, Gij zijt hun bron,
en stort op hen een milden regen,
een regen, die hen overdekt,
Verkwikt, en hun tot zegen strekt.

Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort;
elk hunner zal, in ’t zalig oord
van Sion, haast voor God verschijnen.
Let, HEER der legerscharen, let
op mijn ootmoedig smeekgebed;
ai, laat mij niet van druk verkwijnen;
leen mij een toegenegen oor,
o, Jacobs God, geef mij gehoor.


[i] Zie https://protestantsekerk.nl/verdieping/wie-was-kornelis-miskotte/ d.d. 205-04-29.

[ii] Zie https://www.miskottestichting.nl/images/pdf/gods_vijanden_vergaan.pdf d.d. 2025-04-29.

[iii] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Leendert_Kievit d.d. 2025-04-29.

[iv] Zie https://www.oktober44.nl en  https://historiek.net/razzia-van-putten/379/  d.d. 2025-04-29.

Plaats een reactie

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close