Preek bij de Doop gehouden op 12 oktober 2025 in de Dorpskerk van Vreeswijk-Nieuwegein. Gelezen Esther 7:1-8:2 en Lukas 14:7-11.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Het is niet gemakkelijk om in deze tijd op te groeien.
Tenminste… misschien moet ik het anders zeggen, ik ben al wat ouder, maar: het lijkt mij niet gemakkelijk om in deze tijd op te groeien.
Je merkt bijvoorbeeld dat de God van de Bijbel voor veel mensen, de meeste denk ik, helemaal niet relevant is.
Niet dat alleen maar de spot met Hem wordt gedreven, nee, eigenlijk doet Hij helemaal niet zo ter zake.
Wordt er gewoon geleefd en gedaan of Hij er helemaal niet is.
Mensen geloven wel in iets hogers.
Dus dat er iets is.
Maar de God van de Bijbel, ja, daar wordt nou net niet aan gedacht.
Laat staan dat Hij in het openbaar aanbeden en gediend wordt.
Er wordt wel van alles en nog wat aanbeden, vereerd, gediend, maar niet de HEERE.
Dan houd je als ouder, als grootouder je hart toch vast.
Je denkt onwillekeurig ‘Wat zal er van mijn, van onze, kinderen, van mijn, van onze kleinkinderen, achterkleinkinderen terecht komen?’.
‘Zullen ze trouw blijven aan de HEERE?’
‘Leven met Hem?’
‘Leven voor Hem?’
Ik bedoel, onze kinderen zijn niet allemaal Daniëls.
Ik weet nog hoe we in 1999 Daniël in de schijnwerpers zette bij de HGJB.
In 1999, dat is al 26 jaar geleden, was het HGJB jaar-thema ‘Weerbaarheid’.
Nico Belo, de toenmalig directeur en vader van een organist, zei destijds op de ledenvergadering: ‘Weerbaarheid (…) is een leven vanuit een levende relatie met God waarmee we midden in deze wereld staan’.
Dominee Wim Markus voegde eraan toe: ‘Jongeren kunnen een bijdrage leveren aan de weerbaarheid van de gemeente. Jongeren staan aan het front’.
Het is niet gemakkelijk om in deze tijd op te groeien.
Maar Daniël kan dienen als voorbeeld voor ons vandaag.
Trouw aan de HEERE blijft hij bijvoorbeeld driemaal daags bidden.
Het gebed is geen sluitstuk, nog even bidden, nee, het bepaalt de dag.
Dat viel me ook op in het klooster.
Hoe goed het is om vast gebedstijden te hebben.
Dag in, dag uit.
Mij viel in de periode na het klooster ook op hoe snel dat allemaal versloft…
Terug naar Daniël.
Daniël gaat tegen de stroom in, al beland hij daardoor in een leeuwenkuil.
Hij is trouw, weerbaar, volhardend.
Net als zijn vrienden, al worden ze – omdat ze geen gouden beeld willen aanbidden – in een vurige oven geworpen.
Trouw aan en met de HEERE leven.
Trouw aan en met de HEERE leven lijkt ons wellicht gemakkelijk als de omgeving meewerkt.
Maar Daniël doet het dus als hij gedeporteerd is naar een ander land.
Als alles wat gebruikelijk was, plots niet meer gebruikelijk is.
En daarmee houdt hij een spiegel voor.
Passen wij ons, pas ik me vaak niet te snel aan?
Aanpassen aan de gewoonten, de waarden en normen van de samenleving?
Doen wij – ook als het gaat om het leven met God – niet snel een beetje water bij de wijn.
‘Kom op joh. Je moet het allemaal niet zo ‘zwaar’ maken. Leef je gewoon je leven. Niet zo benauwd. Je bent Daniël niet…’.
Nee, dat ik Daniël niet ben, weet ik.
En dat het niet gaat om een benauwd leven, weet ik ook.
Ondertussen wordt wel een nauw leven gevraagd.
Wij hebben immers allemaal een roeping.
We zijn immers geroepen…
Vanuit de duisternis in het licht.
Geroepen om in Zijn voetsporen te gaan.
‘Het gebeurde in de dagen van Ahasveros – hij is de Ahasveros die regeerde van India af tot Cusj toe over honderdzevenentwintig gewesten.
Zo begint de geschiedenis die we terugvinden in het Bijbelboek Esther.
Esther een andere balling. Anders dan Daniël.
Ahasveros is koning van een rijk dat zich uitstrekt van India tot Nubië, dat is Noord-Soedan.
Het rijk telt honderdzevenentwintig provincies.
Dat is gigantisch groot.
En de taak om dat te regeren lijkt me – zonder internet, telefoon of fax ook groot.
2In die dagen, toen koning Ahasveros op zijn koninklijke troon zat die in de burcht Susan was…’.
Soms moet je plaatsen even opzoeken, tenminste ik wel.
Maar Susan ligt of beter lag in het huidige Iran.
Ten noorden van de Perzische golf.
Iran heette tot 1934 ook Perzië.
Iran zou vandaag wel willen worden wat het vroeger was.
Perzië, ooit een wereldrijk.
Net als het Babylonische rijk (Irak), dat eraan voorafging.
Er wonen ballingen.
Denk aan Daniël (ik noemde hem al), aan Ezra.
Denk aan Nehemia, aan de profeten Haggai en Zacharia.
Maar er woont ook een meisje, een vrouw die bij een eerste snelle kennismaking al snel vragen oproept.
Trouwens, ik denk dat het hele Bijbelboek al snel gefronste wenkbrauwen oplevert.
Het Bijbelboek begint met een koning die het breed heeft en breed laat hangen.
Tijdens het borrelen (er is dan al 180 dagen uitbundig gefeest) lijkt het hem goed om de schoonheid van zijn eigen vrouw te showen.
Zijn vrouw echter, weigert om te verschijnen als showgirl voor belangrijke mensen. Het maakt de koning woedend.
Hij gaat natuurlijk ook een beetje af.
Hij denkt namelijk dat al die belangrijke gasten, mannen denken: ‘Wat is dat nou voor een baas, die koning? Als zelfs zijn eigen vrouw niet eens luistert, waarom zouden wij…?’.
Het leidt ertoe dat zijn vrouw wordt verstoten en dat in het hele rijk – en dat is groot! – wordt verordend dat alle vrouwen, van de hoogste tot de laagste, hun echtgenoten met respect bejegenen.
Anders gezegd: de vrouwen moeten onderdanig zijn aan de mannen.
Ik schat zo in, dat dat op zeker 50% bijval kan rekenen…
Enfin.
De koningin moet vervangen worden.
Maar hoe vind je zo snel een nieuwe vrouw, een nieuwe koningin?
Antwoord: een miss-verkiezing.
De winnaar van de miss Perzië, miss Iran verkiezingen zal de vervangster van de afgezette koningin worden.
En daar komt Esther in beeld.
Haar naam is volgens de sommige rabbijnen afgeleid van het Perzische stara (“ster”), of zoals anderen beweren van “Ishtar”, de naam van de Babylonische godin.
De Joodse encyclopedie vermeldt: “de naam Esther haar werd gegeven door de sterrenaanbidders, als verwijzing naar haar zoete karakter en schoonheid”.
Eigenlijk heet het meisje, de vrouw Hadassa, wat “mirte” of “bloeiende mirte” betekent.
Blijkbaar is ze al zo geassimileerd dat haar Joodse naam niet gebruikt wordt.
‘Het is niet gemakkelijk om in deze tijd op te groeien’ zal ook best wel eens gezegd zijn, toen.
Esther krijgt een schoonheidsbehandeling van twaalf maanden.
Zes maanden wordt ze behandeld met mirreolie, zes maanden met balsem en andere schoonheidsmiddelen.
‘Wat moet ervan terechtkomen?’ vraag je je af.
Ondertussen leren we ook oom Mordechai kennen.
Hij is uit de stam van Kis, de vader van koning Saul.
Hij is de pleegvader Hadassa, Esther.
Na de dood van haar ouders heeft Mordechai haar als dochter aangenomen.
De rabbijnen vermelden ‘Esther was een vondeling of wees — haar vader stierf vóór haar geboorte en haar moeder bij haar geboorte’.
Mordechai, die voor haar zorgt, drukt Esther op het hart niet te vertellen uit welke familie of welk volk ze stamt.
Soms is het helaas verstandiger niet te zeggen dat je Joods bent.
Ik hoor het vandaag nog.
Deze Mordechai verijdelt ooit een moordaanslag op Ahasveros, door op tijd te waarschuwen voor de plannen van twee ontevreden gecastreerde dienaren, eunuchen.
Naast Mordechai leren we in deze geschiedenis nog iemand kennen: Haman.
Haman, je zou vandaag de dag bijna van de n een s maken, want Haman zint op middelen om alle Joden in Ahasveros’ rijk om te brengen.
Heel Mordechais volk.
Waarom?
Omdat Mordechai weigert te buigen en te knielen voor Haman.
Dan krijgt Hamen het bij de koning Ahasveros voor elkaar om alle Joden te mogen doden.
Al spoedig worden in alle provincies van het koninkrijk brieven verspreid waarin staat dat op één bepaalde dag, namelijk de dertiende dag van de twaalfde maand, de maand adar, alle Joden moeten worden gedood en volledig uitgeroeid.
Jong en oud.
Vrouwen en kinderen.
De bezittingen van Joden mogen worden buitgemaakt.
Koningin Esther weet nog van niets. Maar Mordechai zit in zak en as als hij van de plannen van Haman hoort.
Via een bode laat hij Esther weten dat zij naar de koning moet gaan om hem om genade smeken en bij hem voor haar volk pleiten.
Na aanvankelijk weigering doet Esther wat Mordechai gevraagd heeft.
Alle Joden bidden en vesten voor haar.
Esther regelt een diner met Ahaveros en Haman.
Ze vertelt nog niet wat ze precies aan Ahasveros wil vragen, maar nodigt beiden uit voor nog een etentje de volgende dag.
Haman is daarmee erg in zijn nopjes.
Eten bij de koning en koningin is niet niks.
Je mag dan toch maar met de baas van het hele rijk – van Soedan tot India – en zijn vrouw eten.
Diezelfde nacht leest de koning de geschiedenis van de verijdelde moordaanslag, eerder.
Hij vraagt of die man, Mordechai, ooit wel eens bedankt is voor de waarschuwing.
De volgende morgen vraagt hij dan ook aan Haman: ‘Wat moet er gedaan worden als de koning iemand eer wil bewijzen?’
Haman denkt dat het over hemzelf gaat, dat de koning hem (Haman) wil eren.
Hij zegt dan ook wat hij zelf graag zou willen.
Namelijk in een koninklijk gewaad – dat de koning zelf heeft gedragen – op een paard met een koninklijke kroon op het hoofd – waarop de koning zelf heeft gereden – over het stadsplein laten rijden.
Laten rijden.
Want voor dat paard moeten machtige mannen lopen die roepen: “Dit valt eenieder ten deel aan wie de koning eer wil bewijzen!”.
Dan hoort Haman tot zijn de koning zeggen: ‘Haal snel het gewaad en het paard waarover u hebt gesproken en handel op de voorgestelde manier met de Jood Mordechai, die dienstdoet in de Koningspoort.
Laat niets van wat u hebt voorgesteld achterwege.’
Hij had het zo graag voor zichzelf gewild, maar nu zal deze grote eer Mordechai ten deel vallen.
Een grote vernedering voor Haman.
Maar de grootste vernedering komt in het hoofdstuk dat we samen gelezen hebben.
Haman komt ten val.
Uiteindelijk wordt hij opgehangen aan de paal van vijftig el hoog.
Opgehangen aan een paal die je voor een ander hebt neergezet.
Diezelfde dag schenkt koning Ahasveros de bezittingen van Haman, aan koningin Esther.
Mordechai krijgt vrij toegang tot de koning.
De koning geeft de zegelring die Haman om had.
Esther geeft Mordechai het beheer over Hamans bezittingen.
Het vervolg krijgen onze kinderen niet te horen.
Maar u weet het vast wel.
De Joden in het rijk krijgen toestemming om zichzelf te verdedigen.
Uiteindelijk doen ze dat met succes.
De vijanden worden verslagen.
Het poerimfeest wordt ingesteld.
Het wordt nog steeds elk jaar gevierd.
Mordechai wordt de tweede man in het rijk, direct na Ahasveros.
Het boek Esther eindigt met de woorden:
‘Hij stond bij de Joden in aanzien en was geliefd bij al zijn volksgenoten, want hij streefde het geluk van zijn volk na en zette zich in voor de vrede van allen die tot dit volk behoorden’.
Gemeente.
De geschiedenis toont hoe in tijden van intense nood, een tijd waarin God afwezig lijkt – Zijn Naam wordt in het boek niet eens genoemd – toch blijkt dat de HEERE regeert!
Vandaar het thema: De HEERE/HERE/HEER regeert!
Opdat je het nooit zult vergeten.
Hoe het leven ook loopt.
De geschiedenis leert dat de HEERE als de Almachtige waakt Hij over Zijn volk.
Hij waakt en bewaakt Zijn volk.
Hij bewaakt Zijn volk door gevaren en diepten heen.
Hij doet dat ook door in Zijn ondoorgrondelijke wijsheid mensen – zoals Esther – in te schakelen.
Mensen die Hij verandert en vormt.
Vormt zodat zij zich door Hem laten gebruiken.
Vanmorgen belijden wij dat wij geloven dat de HEERE ieders leven leidt.
Mijn leven, jullie leven, Samuels leven.
God is soeverein en leidt de geschiedenis.
Hij is Heer.
Hij was Heer en zal Heer zijn.
Hij leidt onze eigen geschiedenis, de geschiedenis van het Joodse volk en de geschiedenis van de Kerk.
Hij leidt en Hij werkt naar het doel, de komst van de Messias, Jezus Christus.
De tegenstander kon niet verhinderen dat Hij uiteindelijk uit het Joodse volk geboren zou worden.
God zorgde voor Esther en Mordechai.
Dankzij hen, werd Hij geboren.
God Zelf schakelde hen in.
Zoals jullie. Johannes en Patricia ingeschakeld worden in de opvoeding van David en Samuel.
Wonderlijk als je erover nadenkt.
Maar dit staat vast.
Hij leidt de geschiedenis en werkt naar de toekomst.
Hij komt!
Zijn komst zal het heil volkomen doen zijn.
Ook voor Israël.
En wij.
Wij leven dicht bij de HEERE.
Wij bidden, lezen, leven, voeden op.
We houden van onze kinderen.
Wij hebben ze lief.
Vermanen, bestraffen, bemoedigen, belonen.
We leren hen geloven, hopen en liefhebben.
En bidden: Maranatha. Kom Heere Jezus kom!
Amen
