Preek gehouden op de derde adventszondag, 14 december 2025 in de Dorpskerk van Vreeswijk-Nieuwegein. Gelezen is Genesis 17:1-8 en Lukas 1:39-56. Het Kerst-thema dit jaar van “Vertel het maar” is “Gods wonder, gewoon heel bijzonder”.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Boven de preek heb ik “in verwachting” gezet.
Niet omdat wij in verwachting zijn van het Kerstfeest.
Ook niet omdat wij in de verwachting leven van Zijn komst in heerlijkheid.
Nee.
Het is omdat we vandaag lezen en horen over een oude en jonge zuster, die in verwachting zijn.
Op eerste (1e) advent preekte ik over de verzen 5-25 uit het Lukas evangelie.
Vorige week stonden de verzen 26-38 op het rooster.
Vandaag, derde (3e) adventszondag beginnen we met vers 39.
Kort daarop reisde Maria in grote haast naar het bergland, naar een stad in Juda.
Kort daarop.
Kort waarop?
Nou, op het bezoek van de engel Gabriël aan Maria in Nazareth Galilea.
Vorige week is daarover verteld in de kindernevendienst.
Plotseling staat er een engel bij Maria en de engel zegt:
“Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. 31Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet Hem Jezus noemen. 32Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal Hem de troon van zijn vader David geven. 33Tot in eeuwigheid zal Hij koning zijn over het volk van Jakob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.”
Kort nadat die engel is verschenen en verdwenen, gaat Maria in grote haast naar het bergland.
Omdat de Griekse, Romeinse lezers waarschijnlijk geen idee hebben wat Lukas met het bergland bedoelt, schrijft hij er achteraan “naar een stad in Juda”.
“Juda”, bij Theofilus[i], bij heidense lezers roept dat misschien ook weinig op.
Maar… bij jou en bij mij is dat anders.
Bij Juda denken wij toch aan het twee-stammenrijk: Juda-Benjamin.
We denken aan Jeruzalem.
We denken een Juda zelf.
Juda, de vierde zoon van Jakob.
De vierde zoon van Lea die na Ruben, Simeon en Levi wordt geboren.
Bij zijn sterven zegt Jakob tegen Juda[ii] onder andere:
10In Juda’s handen zal de scepter blijven, tussen zijn voeten de heersersstaf, totdat hij komt die er recht op heeft; hem zullen de volken gehoorzaam zijn.
In vers 9 zegt Jakob “Sterk als een jonge leeuw ben jij”.
Wij weten dat Jezus de leeuw van Juda is.
Maar die Theofilus en al die eerste lezers niet.
Wij weten dat de Bijbel wijst op de heerschappij en de komst van de Messias.
Theofilus en al die eerste lezers van Lukas waarschijnlijk niet.
Zij moeten dat gaan ontdekken.
Of die eerste lezers ooit het Oude Testament gelezen hebben is zelfs ook de vraag.
Er was wel een Griekse vertaling van de Thora en later de hele Tenach, de Septuaginta, maar of iedereen die kende?
Goed, Maria gaat op bezoek bij Elizabeth.
Twee zwangere vrouwen zoeken elkaar op.
Over beide vrouwen zal best geroddeld zijn, denk ik zo.
Of in ieder geval “gesproken”.
Als Maria het huis van Zacharias binnengaat en Elizabeth begroet, springt Johannes op in haar schoot.
Over 30 jaar zal hij roepen: “Zie het Lam!”. Oftewel “Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt.[iii]
Hier begint Johannes in de baarmoeder al te springen.
Hij danst al van vreugde.
Hij huppelt al van zielevreugd!
Maleachi zegt: “Huppelend als kalveren die op stal hebben gestaan…”.[iv]
De ongeboren Johannes huppelt al van vreugde.
En alsof moeder Elizabeth dat overneemt, roept ze – vervuld van de Heilige Geest – luid:
“De meest gezegende ben je van alle vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot!
43Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
44Toen ik je groet hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.
45Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan.”
Maria wordt in vers 45 gelukkig geprezen omdat zij de woorden van de Heer, die de engel uitsprak, geloofd heeft.
Hier in de kerk wordt iedereen gelukkig geprezen die de woorden die de boden van God uitspreken, gelooft!
Kijk maar naar de tekst die achter mij staat.
Aan weerszijden van de preekstoel staat het woord van Jezus:
Zalig (in het bezit van het hoogste geluk) zijn zij die het Woord van God horen en het bewaren (Lukas 11:28).
Bewaren.
Overdenken.
Horen.
Doen.
Maria heeft geloofd dat de woorden van God in vervulling zouden gaan.
Ze heeft wat beloofd is, geloofd.
Beloven en geloven hangen samen.
Beloven, geloven.
Dat zie je toch heel de Bijbel door.
Abraham geloofde God.
Waarom?
Omdat hij zoveel kinderen had op 99-jarige leeftijd?
Zo’n groot nageslacht?
Nee, hij geloofde omdat God beloofde.
Ook Maria geloofde wat God beloofde.
Zacharias had zo z’n bedenkingen, dat hoorden we de vorige keer.
Maria aanvaardde, ze geloofde.
Da’s genade.
Elizabeth noemt haar “De meest gezegende (…) van alle vrouwen”.
Beloven, geloven, dat is één.
Daarbij viel me nog iets op.
Elizabeth is nederig.
Niet hoogmoedig.
Ze zegt (vers 43):
“Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?”.
Ze zegt niet wat vandaag de dag heel veel mensen zouden zeggen:
“Nou logisch dat de moeder van de Heer naar mij toe komt?”. “Ik ben okay”.
Of“Logisch dat de de Heer naar mij toe komt?”.
“Ik doe het eigenlijk ook best goed allemaal”.
“Ik dank U dat ik niet ben als…”
Hoe vaak denk jij niet “Ik ben toch een beetje vromer, beter dan…”.
Elizabeth, de rechtvaardige in Gods ogen – die een onberispelijk leven leidt, geheel volgens de geboden en wetten van de Heer[v] – zegt “Wie ben ik…”.
Moet jij niet hetzelfde zeggen als het gaat om genade.
Vergeving.
Verzoening.
Eeuwig leven.
Zaligheid.
Als het daarom gaat.
En dat je dat allemaal krijgt.
Dat is toch niet uit verdienste, maar uit genade alleen?
Moet ook jij niet zeggen: “Wie ben ik?”
“Waar heb ik het aan verdiend?”
Nergens aan.
Jezus heeft het verdiend…
Niet ik, maar Hij.
Niet wij, maar Hij!
Hij alleen en helemaal.
1. Geloven, beloven.
2. Genade! Niet omdat je het verdient.
(3.) Drie is: genade doet zingen.
Maria zingt, nou ja, zegt:
“Mijn ziel prijst en looft de Heer,
47mijn hart juicht om God, mijn redder:
Zullen we met Maria meezingen?
En juichen om God onze Redder?
Zingen voor Hem.
Psalmen, gezangen, geestelijke liederen.
Zing en jubel met heel je hart voor de Heer en dank God, die je Vader is, altijd voor alles in de naam van onze Heer Jezus Christus.[vi]
48Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares.
Hij heeft ook jou op het oog.
“Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden…”.[vii]
Het vervolg.
Vers 48: Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen,
49ja, grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan,
heilig is zijn naam.
50Barmhartig is Hij, van geslacht op geslacht,
voor al wie Hem vereert.
De barmhartigheid van God kent geen einde.
Zei Jeremia dat niet in zijn Klaagliederen: “22De HEER bewijst zijn liefde: wij zijn nog in leven! Zijn ontferming kent geen einde.”.
De Statenvertaling vertaalde dit vers met:
“Het zijn de goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben”.
Wij mogen weer Kerst gaan vieren.
Net zoals we elke zondag Pasen mogen vieren.
Dat dat mag.
Dat heeft toch meer met Zijn goedheid dan met onze goedheid. Toch?
51Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm
en drijft uiteen wie zich verheven wanen,
52heersers stoot Hij van hun troon
en wie gering is geeft Hij aanzien.
53Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven,
maar rijken stuurt Hij weg met lege handen.
Dat doet Hij.
Eersten worden laatsten, laatsten worden eersten.
En dan de verzen 54 en 55:
54-55Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar,
zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd:
Hij herinnert zich zijn barmhartigheid
jegens Abraham en zijn nageslacht,
tot in eeuwigheid.”
Heb ik hier wel eens gezegd dat Hij doet wat Hij belooft?
Hij herinnert zich zijn barmhartigheid
jegens Abraham en zijn nageslacht,
tot in eeuwigheid.
Knoop het in je oren.
Bewaar het in je hart.
Iedereen die gelooft in Jezus wordt samen met Abraham, de gelovige, gezegend.
Jood en Griek, dat is Jood en niet-Jood.
Tegelijkertijd zien we uit naar het moment dat Israël tot bekering zal komen.
Dat zal het heil compleet zijn.
Over Israël zegt Paulus (in Romeinen 11; ik citeer uit de Statenvertaling) “God heeft hun gegeven een geest des diepen slaaps; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen) tot op den huidigen dag. (…)
door hun val is de zaligheid den heidenen geworden, om hen (Israël) tot jaloersheid te verwekken. (…)
indien hun verwerping de verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen, anders dan het leven uit de doden? (…)
de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk.”
Bij het Hervormd Vreeswijk College heb je er meer over gehoord.
Over kunnen horen.
56Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar, en ging toen terug naar huis.
Gemeente.
Maria zong dit lied niet in een rooskleurige situatie.
Maria is maar een arm, zwanger meisje in een wereld vol geweld en rumoer.
En toch.
Toch zingt ze alsof de grote ommekeer al heeft plaatsgevonden.
Plaats vindt.
Je zou zelfs kunnen vragen:
“Zeg, Maria, je zingt wel enthousiast…
Maar wat komt er nou van terecht?”
Het Kind dat geboren zal worden, wordt uiteindelijk gekruisigd.
Jouw Kind wordt gekruisigd.
En Israël?
Jeruzalem wordt in 70 na Christus verwoest.
Het volk gaat de diaspora in.
Wat komt er van dat volk terecht?
Wij gaan Kerstvieren.
Wil dit lied wil ons niet leren om Gods beloften te geloven, dwars tegen de alles in?
Ook tegen de wereldgebeurtenissen en je eigen levensomstandigheden in?
Zelfs tegen je eigen gevoelens in?
Het Kind dat Maria zal baren laat een anderen springen van vreugde.
Het Kind laat anderen zingen, zelfs in het duister.
Het Kind zal als Man van smarten sterven aan jouw en mijn zonde.
Hij sterft aan onze zonden… om leven, vrede en vreugde aan het licht te brengen voor een verloren wereld.
De bevrijding is ophanden.
De Redder is Jezus.
Dankzij Hem is er hoop in alle hopeloosheid.
Vorige week hoorde bij dominee/doctor Paul dat Hij kwam om te dienen, in nederigheid.
Hij komt.
Niet in nederigheid, maar straks in heerlijkheid.
Hij zal heersen.
Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
Geloof wat beloofd is.
Ontvang, niet omdat je het verdient, maar uit genade.
En zing.
Ere zij God!
Amen
[i] Zie Lukas 1:1-4. 1Nadat reeds velen zich tot taak hebben gesteld om verslag te doen van de gebeurtenissen die zich in ons midden hebben voltrokken, 2en die ons zijn overgeleverd door degenen die vanaf het begin ooggetuigen zijn geweest en dienaren van het Woord zijn geworden, 3leek het ook mij goed om alles van de aanvang af nauwkeurig na te gaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm voor u, hooggeachte Theofilus, op schrift te stellen, 4om u te overtuigen van de betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent.
[ii] Zie Genesis 49:8-12. 8Juda, jou zullen je broers bejubelen, voor jou buigt de vijand de nek, voor jou zullen mijn zonen zich buigen. 9Sterk als een jonge leeuw ben jij, je verovert je prooi, mijn zoon, en keert naar je leger terug. Juda gaat liggen als een leeuw, vol majesteit vlijt hij zich neer – wie zou hem durven wekken?
10In Juda’s handen zal de scepter blijven, tussen zijn voeten de heersersstaf, totdat hij komt die er recht op heeft; hem zullen de volken gehoorzaam zijn.11Aan een wijnstok bindt hij zijn ezel, aan een wingerd het jong van zijn ezelin, in wijn wast hij zijn gewaad, in druivenbloed zijn bovenkleed. 12Zijn ogen glanzen dieper dan wijn, zijn tanden zijn witter dan melk.
[iii] Zie Johannes 1:29.
[iv] Zie Maleachi 3:20.
[v] Zie Lukas 1:6 en de preek van 30 november 2025, https://glismeijer.com/2025/11/30/gods-belofte-aan-zacharias/, d.d. 2025-12-13.
[vi] Vgl. Efeze 5:19 en Kol. 3:16.
[vii] Zie Handelingen 16:31.
