Foto: (c) Gerard Buitenweg
Hoe breng je het christelijk geloof vandaag onderwoorden? Dat was de vraag die ons geleid heeft bij het werken aan de GC. Is dat eigenlijk wel nodig, het geloof onder woorden brengen speciaal voor vandaag?
Ik vermoed dat we dat verschillend aanvoelen. We zijn allemaal gevormd door hoe we het geloof hebben meegekregen. In veel gevallen zal daar de HC een rol in hebben gespeeld. Daarna gaat ieder er een eigen weg mee. Jeloopt tegen vragen aan, ervaringen in het leven doen soms je geloof op z’n grondvesten schudden. Je vindt houvast in de vertrouwde antwoorden van vroeger, of je moet op zoek naar nieuwe antwoorden die je verder helpen, of je moet sommige dingen misschien wel helemaal openhouden.
Relvativisme
Dat laatste – openhouden – is typerend voor de tijd waarin wij leven. Onze cultuur is niet vriendelijk voor een samenhangend geloofsverhaal. Velen namen al afscheid van het dogmatische geloof van hun jeugd. Relativisme viert hoogtij: ieder z’n eigen waarheid, als jij gelukkig bent met jouw geloof, laat mij dan met rust in mijn geloof. In het postmoderne klimaat komt daar nog bij, dat we niet meer geloven in ‘grote verhalen’. Geloven gaat ‘in stukken en brokken’ – zo heet een bundel opstellen diein 1995 verscheen onder redactie van de bekende prof. H.M. Kuitert. Mensen sprokkelen hun geloof bij elkaar uit allerlei bronnen, van internet tot conferenties. Je bent allang blij als je een klein stukje kunt overzien. Jonge christenen hoeven niet meer persé bij een kerk te horen, ze spannen zich liever in voor één project om iets goeds te doen; de rest is toch te groot en het levert alleen maar keuzestress op.
Met de GC gaan we hier ontspannen mee om. Het zijn ‘maar’ 100 vragen en antwoorden. Je kunt ermet gemak veel meer stellen. Een nieuwe Catechismus hoeft niet ‘dekkend’ te zijn. Soms stellen we de vragen ook maar ‘gewoon’ zoals ze opkomen. Een aardig voorbeeld van zo’n spontane vraag vind ik nummer 35 ‘Is bidden makkelijk of juist moeilijk?’ Of nummer 88 ‘Is het erg dat er verschillende kerken zijn?’ De bedoeling is niet geweest om een kleine dogmatiek te persen in zo min mogelijk vragen en antwoorden. Wij wilden gewone vragen aan de orde stellen die mensen in het echt tegenkomen.
Algemeen besef
Tegelijk is onze overtuiging wel, dat het christelijk geloof een ‘verhaal’ is dat helpt, dat richting geeft in het leven, dat genezing en verlossing aanreikt voor alles wat we aan falen, schuld, onmacht en gebrokenheid ondervinden. Om zo’n verhaal te vertellen met het oog op God is helemaal niet vanzelfsprekend. Daarin zit een fundamenteel verschil met geloofsteksten die honderden jaren geleden werden geschreven, zoals bijvoorbeeld de HC uit 1563. Ik geloof niet dat het leven van de mensen toen makkelijker was, integendeel: oorlog, ziekte, vervolging en honger bedreigden voortdurend hun bestaan. Toch was er een algemeen besef van Gods aanwezigheid: Hij is de goede Schepper die in goede en kwade dagen voor je zorgt; Hij komt in Jezus Christus ons met genade en verlossing tegemoet; Hij verbindt ons door zijn Geest zo nauw aan zich dat wij als zijn kinderen gaan leven. Dat vanzelfsprekende is er voor ons niet meer. Het lijkt alsof je net zo goed door het leven kunt gaan zonder God. God lijkt steeds minder‘nodig’. Waarom zou je dan nog geloven? Nu kun je dit zien als een ‘verwendheid’ van onze westerse cultuur: juist omdat we niet meer voor ons lijfsbehoud hoeven te vrezen, maar in luxe en overvloed leven, kunnen we onszelf wijsmaken dat alles prima draait zonder God.
Intussen is het wel het levensgevoel dat wij net zo goed inademen als onze seculiere buren. De grens tussen kerk en wereld is vloeiender dan ooit.
Kernstukken
Met onze GC willen wij met name de twintigers en dertigers iets in handen geven. Mensen die online de hele wereld binnen handbereik hebben. Mensen die over ongekend veel opties beschikken en niet meer meegaan met hoe het altijd is geweest, maar een persoonlijk en authentiek leven willen leiden. Mensen die ontdekken hoe waardevol het is om ergens bij te horen – maar danwel graag op hun eigen voorwaarden. Mensen die na een fase van vrijheid – blijheid verantwoordelijkheid krijgen voor een baan – huis – gezin. Wat ga je straks aan je kinderen vertellen over God en over Jezus? Dan moet je dat wel eerst voor jezelf helder krijgen. Waar sta je qua geloof? Hoe geef je woorden aan wat voor jou wezenlijk is, en hoe leg je aan anderen uit waarom geloven zo gek nog niet is? Met de GC willen we de kernstukken van het christelijk geloof aanreikenaan mensen die midden in het leven van vandaag staan.
Geluk
Als aangrijpingspunt daarvoor kiezen we het thema ‘geluk’. Is dat niet een veel te platte insteek? Om je heen zie je vaak dat mensen ‘geluk’ invullen met welvaart, spullen, het kunnen volgen van je eigen verlangens. Van onze consumptiemaatschappij gaat sterk de suggestie uit dat je recht hebt op geluk. Als je huwelijkspartner je niet langer gelukkig maakt, dank je diegene zomaar af. Wat je ook heel sterk ziet, is dat we alles wat ons geluk belemmert óf ontkennen óf vermijden. Het is wel wat cynisch wanneer wij in het rijke Westen spreken over ‘gelukszoekers’ die in hun gammele bootjes proberen de Middellandse Zee over te steken. Wij zijn immers zelf de gretige afnemers van de geluksindustrie.
Toch is dit niet het niveau waarop wij met de GC het thema ‘geluk’ aansnijden. Dan zouden we hetchristelijk geloof degraderen tot een spirituele bevrediging van onze behoeften. Dan zouden wevooral God enorm tekortdoen, alsof Hij de leverancier is van ons geluk. Geluk ligt veel dieper: Wanneer is er vrede in je hart? Waar haal je ten diepste voldoening uit? Hoe word je gevormd tot een mooi mens die ook iets betekent voor je naasten? Wat geeft je een blijvende vreugde? Op die diepere laag stellen we de beginvraag: Waarin vind jij je geluk?
Gevonden
Het antwoord bevat meteen de radicale omkering die de clou is van het christelijk geloof: Jezus Christus heeft mij gevonden. Dus niet: wij jagen naar geluk, en dan is God de trofee waar wij mee thuis komen. Maar het is fundamenteel passief, iets wat ons overkomt en dat we alleen maar kunnen ontvangen. We zoeken niet allereerst het geluk, maar we zijn gevonden. Theologischgesproken kun je hier denken aan de uitverkiezing: al voordat ik iets kan, is God mij genadig. Bijbelsgezien denk je aan de verhalen waarin Jezus uitbeeldt hoe Gods hart uitgaat naar het verlorene: het verloren schaap, de verloren drachme, de verloren zoon.
‘Mijn geluk is …’ Door het zo te zeggen formuleren we iets totaals, wat alles omvat. Het geluk is niet in hoeveelheden af te meten. Je kunt niet het geluk van Jezus Christus hebben en dan nog eenpaar andere dingen ernaast. Hier zit alles in. Omdat het Jezus Christus is die mij heeft gevonden, is dit een geluk dat me ook niet zomaar weer ontglipt – Hij heeft immers zelf gezegd dat Hij zal bewaren wie door de Vader aan Hem gegeven zijn, zodat niemand ze uit zijn hand rooft. Het is een bodem waar je niet doorheen zakt.
Als het antwoord verder gaat, zie je dat ons geluk een plek heeft en een richting. Een plek: we worden thuisgebracht in de liefde van de Vader. Hoe belangrijk is dat voor een gelukkig leven, dat je ergens thuis bent. Er klinkt ook in mee dat we ver van huis geraakt zijn. We moeten immers thuisgebracht worden. Daarvoor is het offer nodig van Gods eigen Zoon die zijn leven prijsgeeft. Geen goedkoop geluk dus.
Hoop
In het geluk zit ook een richting: het gaat over de Geest die hoop geeft. Dat woordje ‘hoop’ kun je ineen christelijk leven niet missen. Geluk is niet opgesloten in het platte vlak van hier en nu. Hoop trekt je boven jezelf en je eigen leven uit. Daarom hoort hoop ook helemaal in dat beroemde drietal van Paulus: Geloof – hoop – liefde. Laat dit een eyeopener mogen zijn voor oververzadigde postmoderne mensen, die zich afvragen: is dit nou alles? Nee dus! We zijn geschapen voor meer dan ons natje en droogje. God heeft ons bestemd voor een nieuwe wereld. Daar is de Heilige Geest voor gegeven als een voorschot op wat gaat komen. Let even op: het gaat om hoop voor mij en de hele wereld. Vragen naar geluk hoeft je niet egoïstisch te maken, als je gaat zien dat Gods reddingsplan gaat over de hele wereld waarin wij als mensen een plek mogen hebben. Als Gods ‘sjaloom’ wereldwijd is, dan kunnen wij ook pas gelukkig zijn wanneer alle dingen nieuw worden.
Even voor de fijnproevers: als je goed kijkt, zie je hoe in het eerste antwoord al de Drie-eenheid van God wordt aangegeven. Het gaat over Christus – de Zoon – die ons bij de Vader brengt, en over de Geest die hoop geeft. Dat wij God zo mogen kennen, beheerst de hele structuur van de GC. Daarom hebben wij de drie onderdelen van de Apostolische Geloofsbelijdenis die over deVader, de Zoon en de Geest gaan, gebruikt als driedeling voor de hele Catechismus, met daaraan gekoppeld de andere grote onderwerpen als gebed, gebod, kerk en sacramenten.
Hoe God zich in zijn heilswerk laat kennen, van schepping via verlossing naar voleinding, dat is het overkoepelende kader en de rode draad van het verhaal dat we willen vertellen over ons grote ‘geluk’.
Zélf
Toch blijven de vragen komen: is dat ‘geluk’ niet een te mooi plaatje? De volgende paar vragen en antwoorden steken wat dieper af, om af te tasten hoe dit eigenlijk zit met ons geluk en ons geloof. Ga je niet zelf over je eigen geluk? Dat gevoel hebben we vaak wel. Naar twee kanten toe: in deeerste plaats dat we zelf willen bepalen wat ons geluk inhoudt. We willen zelf de richting van ons leven kiezen. Het tweede zit daar meteen aan vast: dan verwachten we vaak ook van onszelf dat we dit geluk gaan realiseren. Leven is voor veel mensen een project waarin je hoge doelen stelt, waar je alle mogelijke ‘resources’ voor inzet, en dan moet je natuurlijk ook wel je ‘targets’ halen. Anders is het mislukt – of misschien wel erger: dan ben jij mislukt. Lees maar eenseen blad als Happinezz, daar spat van alle bladzijden af dat je het geluk eigenlijk al hebt klaarliggen in je eigen binnenste. Maar dan dus ook: wee je gebeente als je faalt, als je het geluk niet naar boven weet te halen!
Het woord van Jezus over ‘je leven verliezen als je het tenminste wilt behouden’, neemt ons dat uit handen; zowel de pretentie dat we zelf de baas zijn om te bepalen hoe we het geluk gaan nastreven, als de torenhoge verwachting die we dan moeten waarmaken. Het kan niet radicaal genoeg, en het kan ons ook niet vaak genoeg gezegd worden. Wat Jezus hier vraagt van degenendie achter Hem aan willen gaan, gaat zo in tegen onze reflexen van zelfbehoud en zelfrechtvaardiging. Je leven verliezen – hebben we eigenlijk wel een idee van hoe diep dat gaat? Het gaat maar niet om een stukje van je leven opgeven, maar alles. Wat Jezus vraagt, moeten we niet verwarren met het psychologische mechanisme waardoor mensen – vooral vrouwen? – zichzelf wegcijferen voor de ander – maar juist zo blijf je onmisbaar en kun je anderen aan je binden. Het is ook niet hetzelfde als wat tegenwoordig zo mooi heet ‘jezelf kwetsbaar opstellen’ – want juist daarin houd jij zelf de regie.
Waagstuk
De weg van Jezus is de weg van het kruis, en daar is niets moois aan. Om op die weg achter Jezus aan te gaan, dat is het grote waagstuk van het christelijk geloof: dat je alles uit handen geeft, dat je niet meer vasthoudt aan je eigen leven en je eigen ‘ik’, en dat je juist zo het leven terugontvangt uit de handen van Jezus. Hier raakt het begin van de GC toch wel heel sterk aan de inzet van de HC: ik ben niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen. ‘Niet mijn’ – dat is makkelijk gezegd, maar moeilijk om echt te leren en te beleven. Het is maar goed om zo direct aan het begin eerlijk te zijn over de consequenties van je geloof. Christelijk geloof laat zich inkapselen in de suggestie dat geluk maakbaar is. Je kunt het niet inzetten als de zoveelste hulpbron bij je project ‘ik’. Wat Jezus van ons vraagt, is om letterlijk een kruis door dat ‘ik’ te zetten. Dat doet pijn. Maar deapostel Paulus getuigt er op meerdere plaatsen van hoe hij vreugde vindt in het lijden. Ik geloof niet dat dit een soort masochisme is van ‘pijn is fijn’. Paulus kan dat zo zeggen – en ik kan het leren meemaken – omdat in situaties van lijden, verlies, afwijzing, pijn en sterven je dicht bij Jezus bent. Pas als je alles kwijtraakt, voel je dat Hij de enige is.
Het woordje ‘zelf’ blijkt hardnekkig: twee vragen achter elkaar gaan erover. Stilistisch is dat niet zo fraai. Maar zo gaat dat wel met ons: we willen het zelf regelen, en het draait om onszelf.
Lucht en leegte
De GC rekent af met de gedachte – je kunt het een wens noemen, of misschien wel een illusie – dat geluk binnen handbereik ligt. Er is niet een paradijs om de hoek waar je zo even binnen stapt.Van die eerste vraag over ‘waarin vind jij je geluk?’ zijn we binnen de kortste keren bij het tegendeelbeland: gebrokenheid, tekort en schuld. Wat de GC hier doet, kun je vergelijken met hoe de HC alseerste over ‘onze ellende’ spreekt. Kennis van die ellende is nodig om in de troost van het evangelie te leven.
Evenzeer is het negatieve verhaal over gebrokenheid, tekort en schuld nodig om het beeld van‘geluk’ scherp te stellen. Zolang we onszelf voorspiegelen dat het nog wel wat meevalt en dat we er best wat van kunnen maken, lopen we het echte geluk voorbij. In het Oude Testament kunnen we hiervoor terecht bij Prediker. De meester van het ontmaskeren, kun je Prediker noemen. Alles waar wij achteraan jagen, is ‘lucht en leegte’. Die les hebben wij telkens weer nodig, want we blijven het maar proberen …
Met een beetje goede wil kun je in antwoord 3 iets ontwaren van de leer van de ‘erfzonde’, als het zo begint: ‘met alle mensen delen wij in…’ Er is in ons bestaan, en ook in alles wat daar scheef in gaat, iets dat uitstijgt boven de dimensie van individuele verantwoordelijkheid en persoonlijk falen. Niet om persoonlijke schuld goed te praten, maar juist om duidelijk te maken hoe in onze wereld het kwaad om zich heen grijpt. Er is geen stukje van het leven waar je hieraan ontkomt. Dat de zonde universeel doorwerkt – dat alles en iedereen erdoor wordt aangetast – is echt een stuk van de christelijke leer.
Geschonden
Om uit te leggen wat er dan misgaat, gebruikt de GC een paar woorden naast elkaar. Allereerst‘gebrokenheid’. Het is wel goed om daar te beginnen. Tegenover de droom van een perfect leven is het al heel wat om te erkennen dat heel veel dingen niet lukken en ook niet zo zijn als ze zouden moeten zijn. Mensen die het toch al zwaar hebben, gaan nog eens extra kapot aan de hoge verwachting dat het eigenlijk wel anders kan. Dan is het nuchter en menselijk en barmhartig om tezeggen: wij staan in een geschonden wereld en ook in ons eigen leven zien we daar de brokken van.
Jezus zelf heeft zorg voor het zwakke en het gebrokene: de kwijnende vlaspit zal Hij niet uitdoven, en het geknakte riet niet breken.
We moeten ook spreken over ons ‘tekort’. Dat tekort is tastbaar in ons leven. We missen zoveel van wat we eigenlijk zouden willen. We doen andere mensen tekort, soms opzettelijk maar vaak ook ongewild. Dit werkt diep door: veel mensen reageren onbewust vanuit die gekwetstheid die ze hebben opgedaan, en dat levert niet veel moois op. Kun je ook zeggen: mensen missen God? Vaakzal het niet bewust zijn, en je kunt bijvoorbeeld in een gesprek met buitenkerkelijken maar beter niet zeggen: ik weet wel wat jij mist, jij hebt eigenlijk God nodig! Toch geloof ik dat op de bodem van elke ziel een grondverlangen ligt dat alleen door God vervuld kan worden. Vandaar dat antwoord 3 op die tegenstelling uitloopt: de dingen van het leven geven alleen maar verdriet, en je raakt ze zo weer kwijt; maar echte vreugde ligt in God. Wat er achteraankomt laat zien dat die vreugde in God maar niet een algemeen, filosofisch principe is: alleen Jezus, het Licht der wereld, kan ons in die vreugde binnenleiden.
‘Schuld’ – het derde woord uit het rijtje van antwoord 3 heb ik even apart gehouden omdat er nogweer een volgende vraag aan gekoppeld is. ‘Schuld’ is misschien wel een van de moeilijkste woorden in het christelijk geloof. Binnen en buiten de kerk roept het weerstand op.
Toch zit er iets onopgeefbaars in het christelijke spreken over ‘schuld’. Mijn nood wordt gepeild tot daar waar het misgaat tussen mij en God. Mijn zonde stelt mij schuldig. Dat betekent ook dat verzoening en vergeving er alleen komen door het offer van Christus. Als mijn schuld wordt weggedaan, kan ik echt een nieuw begin maken.
Verzet
Er horen een paar woorden bij: verzet en vervreemding. Vanouds zijn er in de theologie meerdere woorden gebruikt om het karakter van de zonde aan te geven:
wetteloosheid, hoogmoed, ongeloof, begeerte. In al die woorden zit de actieve beweging tegen God en tegen zijn Woord. We keren ons van Hem af en we richten ons naar onszelf als de hoogste maatstaf. De paradijsgeschiedenis van Genesis 2-3 maakt duidelijk dat deze keuze niet maar een tragische vergissing is, maar een daad die ons schuldig stelt. God had het nog zó gezegd!
Daarom houdt God de eerste mensen ook aansprakelijk. De schuld voor onze ongehoorzaamheid kunnen we niet afschuiven. David peilt dit als geen ander, wanneer hij in Psalm 51 tot de belijdenis komt, dat zijn leven al met schuld begonnen is. Niet om een alibi te geven, maar om juist te erkennen: zo diep steken wij erin.
Ervaring
Tegenwoordig hebben wij niet zo veel op met abstracte en juridische begrippen. Daarom moet je het Bijbelse spreken over ‘schuld’ door vertalen. Wij meten alles veel meer af aan de emotionele en relationele waarde. Ook dan weten we uit ervaring dat schuld heel veel kapot kan maken. Wat jeeen ander hebt aangedaan, is niet zomaar terug te draaien. Onrecht maakt van binnen iets kapot, en wil het tot verzoening en herstel komen, dan moet daar iets mee gebeuren. Ook hier geeft David een voorbeeld: Psalm 32, over de last van onbeleden schuld. Zoals het blokkeert tussen mensen, zo belemmert het ook de omgang met God en het ervaren van zijn gunst. Schuld werkt vervreemdend – kijk als voorbeeld maar naar wat Genesis 4 vertelt over Kaïn: Hij maakt zich schuldig aan moord op zijn broer, en raakt dan ook meteen iedereen kwijt, zijn ouders, God, en zichzelf.
Zou daar niet een oorzaak liggen voor de eenzaamheid die veel mensen ervaren, namelijk dat ‘schuld’ en het proces van schuld en verzoening geen plek krijgen? De onuitgesproken boodschap van onze samenleving is: Geen schuld erkennen! Je moet jezelf groothouden, je rechten met hand en tand verdedigen, een ander niet te dichtbij laten komen, geen gezichtsverlies lijden. Laat dan in ieder geval de kerk een plek zijn waar dat grote en pijnlijke woord ‘schuld’ nog gebruikt wordt, enwaar er met onze schuld en alle ballast die daarin meekomt iets gedaan kan worden.
Dat is dan ook de volgende stap: Wat gebeurt er met het kwaad dat zo diep in ons zit? Als gebrokenheid en vervreemding en schuld uiteindelijk ons menselijk bestaan typeren, is dan onsgeluk niet in de knop gebroken? Had de Bijbel dan na het drama van Genesis 3 niet kunnen stoppen?
Vraag 5 begint over God. In de vorige stukjes leken we wel aan onszelf overgeleverd. En dat brengt niet veel goeds. De oplossing is niet dat wij het beter gaan doen. Of dat we de doelen wat omlaag schroeven, alsof je met ongeluk en falen maar moet leren leven. Dat is wel een strategie, maar het is niet wat je van God kunt verwachten.
Oordeel
Als God op het toneel verschijnt, gaat Hij letterlijk schoon schip maken. Het antwoord spreekt overGod die oordeelt. Dat is een heftig woord. De Bijbel vertelt in Genesis 6- 9 hoe heftig het eraan toe gaat: de hele aarde is schoongespoeld met water vanwege alle slechtheid van de mensen. Gods oordeel wil zeggen: God vindt er iets van hoe wij leven en hoe wij ons van Hem afkeren. Hij mág er ook iets van vinden, want Hij heeft ons immers zelf gemaakt en ons bestemd om met Hem verbonden te zijn. Al dat kwaad waarin wij ons verloren hebben, keurt God hartgrondig af, want het vloekt met zijn innerlijke goedheid en heiligheid. Aan die afkeuring verbindt God consequenties: Hijstraft ons om te laten merken dat je niet zomaar Hem de rug kunt toekeren. In het verhaal van de zondvloed krijgt de toorn van God kosmische afmetingen.
Zo’n alomvattend oordeel gaan we nog eens tegemoet. De apostel Petrus ziet in 2 Petrus 3 een oordeel met vuur naderen, dat nog ingrijpender is dan het eerste oordeel met water. Alles zal uitelkaar gehaald en schoongebrand worden. Dat is de enige manier om af te rekenen met het kwaad dat zich op alle niveaus in de wereld genesteld heeft: van de boze gedachten in ons mensenhart totde sociale structuren die onrecht en uitbuiting in stand houden en de enorme rampen waarin de machten van de natuur zich tegen ons keren.
We komen niet vanzelf in Gods nieuwe wereld. Alles moet door het oordeel heen. Dat geldt voor de schepping als geheel, het geldt voor ons als mensen in het bijzonder. Wij hebben de zonde toegelaten in ons hart, en daarmee het kwaad doortocht verleend. Daarom pakt Gods oordeel onsook extra aan. Alleen door het diepe water van de doop heen, waarin het vuil van ons oude bestaan achterblijft, kunnen wij voet aan land zetten. Maar dat is voor de volgende keer.
