Ook dit college is via ZOOM gegaan i.v.m. de corona-maatregelen.
We gaan het met elkaar hebben over de Heilige Geest. Hoe zit dat met de Geest? Waar werkt die?Wat schenkt die? Hoe is die onder ons en in ons?
Het is een thema waar ik altijd weer enthousiast van word. Dat woord enthousiast is hier op zijn plaats. Want het betekent letterlijk: vol van God. Mijn bijdrage is geen integrale uitleg van het vele wat in de GC wordt ontvouwd over de Heilige Geest. Het is een nadere doordenking, met hier en daar een kritische kanttekening.
De Geest schept
Bij alle waardering die ik heb voor wat de GC aanreikt, viel het mij op dat het Oude Testament er in het hele geschrift nogal bekaaid afkomt. Zeker ook als het gaat over de Geest, want de Geest komt op Pinksteren niet zomaar uit de lucht vallen. De Geest was er vanaf het begin. Al in Genesis 1:2wordt gesproken over de Geest. Met dat God hemel en aarde schiep, broedde de Geest op de wateren. Als leven- scheppende kracht. Zo is die vanaf het begin in het werk van God betrokken.Op een manier die net niet helemaal kan te volgen en te vatten is, maar die wel verwoordt en belijdt dat God door Zijn Geest op deze aarde leven wekt. Zonder de Geest breekt dat niet door, heerst de dood.
De Geest werkt waar het Woord klinkt. Met dat God spreekt, geschiedt wat Hij gebiedt (Psalm 33:9). Israël ontdekte: zó werkt de Levende. En belijdt: zó was het van den beginne. Psalm 104 zingt ervan dat God door de Geest op een verborgen manier op al wat leeft betrokken blijft en dat gaande houdt: zendt Hij Zijn Geest uit dan komt alles wat doodging opnieuw tot bloei. Alles ademt Gods Geest. Daarmee wordt geen natuurwetenschappelijke verklaring gegeven van het bestaan, maar wordt het geheim vertolkt in en achter de natuurwetten: dat de schepping haar (voort)bestaan permanent dankt aan God. Zonder het verder te ontrafelen impliceert het dat als God Zijn handenervan af zou trekken het gedaan is met het geschapene. Dit gelovig besef vraagt om een zorgvuldig omgaan met de schepping. Wie haar kapotmaakt, bedroeft de Geest.
Het heeft ook te maken met ons eigen bestaan. Want we zijn, zo verhaalt Genesis 1, door Hem geschapen. Door Zijn woord en Geest in het aanzijn geroepen. Mannelijk en vrouwelijk, naar Gods beeld en gelijkenis. Genesis 2 verhaalt daar nog weer op een andere manier van: gevormd zijn we uit het stof van de aarde, uit de elementen die er al waren. Op een uiterst kunstige manier daaruit gemaakt. Voortgaande biologische kennis leidt tot stijgende verbazing over de complexe werking van ons lichaam en onze geest. Ons leven danken we ten diepste echter aan de Ruach Jahweh, de adem of Geest des Heren. Die Ruach Jahweh betekent meer dan lucht in je longen. Dankzij Gods adem werden wij tot levende ziel, tot een mens die leeft dankzij God en voor God. Innerlijk verbonden aan en betrokken op Gods denken en doen.
Leven door de Geest betekende leven in de liefde, tot God, tot elkaar, tot onszelf en tot de schepping. Zo waren we mensen naar het beeld en de gelijkenis van onze Schepper, die Zelf liefde is en liefde leeft. Daarin kwamen we tot onze bestemming. Op zo’n manier dat je er als mens blij van werd en God er vreugde in vond. Hij benoemde het als ‘zeer goed’. Van dat getuigenis moet jegeen woord afdoen. Het is de basis voor alles wat de Bijbel daarna vertelt, ook na de zondeval, over God, over de mens, over Christus, over de Geest tot en met de herschepping toe in Openbaringen 21 en 22. Als je het maar niet verkeerd interpreteert en er geen biologie van maakt. Het is veel meer. Het is openbaring. Het is theologie. Het is het verhaal van God met ons en daarin heeft de Geest van meet af aan een beslissende rol. Zonder de Geest waren we dood, al ademden we. Dood voor God. Denk maar aan wat het Nieuwe Testament later getuigt over ons leven los van God, los van de Geest – dood in zonde en misdaden (Efeze 2:1-4) – en je hoort de overeenkomst.Het is de Geest die Heer is en levend maakt. Vanaf het begin en altijd weer.
De Geest twist
Na dit goede begin verhaalt de Bijbel van een andere geest die zich indringt en weet in te winnen. De geest uit de afgrond. Hij duikt ineens op. Hoe precies? Geen mens die het precies kan uitleggen. Het heeft iets te maken met verzet, dat begon in de hemel en via de slang een vervolg kreeg op deze aarde. Satan dreef een wig tussen God en ons. ‘Is het ook dat God gezegd heeft?’ We werden meegenomen in het kwaadaardige denken over God. Dat leidde tot een breuk, waardoor de Geest van God van ons week. Het leven in en uit de liefde ging teloor. We waren overgeleverd aan een andere manier van denken en doen. De Bijbel is er sinds onze val vol van. De gevolgen zijn desastreus. Richting God worden we beheerst door vijandschap, die zich uit in angst of in een grote mond. Onderling is het onbevangen vertrouwen weg. Adam en Eva schermen zich naar elkaar af met zelfgemaakte schorten. Kaïn kan zijn eigen broer Abel niet meer luchten of zien. Ondanks Gods herhaalde pogen hem te behoeden voor deze broedermoord vergrijpt hij zich aan diens leven omdat Abel leeft met God. De geest van liefde, leven en vrede heeft plaats gemaaktvoor de geest van haat, dood en verderf. En de Geest van God? Waar is die gebleven? Hij is niet weg, maar blijkt aan het kortste eind te trekken. Genesis 6:3 spreekt over de Geest die met ons twist. Daarmee wordt precies gezegd hoe de verhoudingen nu zijn. Overmand door die andere geest in denken en doen, blijft Gods Geest echter in de weer om op de één of andere manier ingang bij ons te vinden. Hij is daarbij voortdurend verwikkeld in een gevecht. Geest tegen vlees.
Apart genoeg krijgt Hij bij de mens echter geen gehoor, want er staat dan ‘dat al de gedachtespinsels van zijn hart elke dag alleen maar slecht waren’ (Gen. 6:5). Erger kun je het nietkrijgen. Dat betekent niet gelijk dat het één grote goddeloze toestand was. Misschien hieldenmensen wel hun fatsoen, maar het betekent wel dat er voor God niks meer in zat. Dat de geest uit de afgrond het won van de Geest van God.
Dat is de realiteit door heel de Bijbel heen. De Geest kon en kan worden weerstaan. Zelfsgelovigen, mensen bij wie de Geest het opnieuw voor het zeggen kreeg, blijken daartoe in staat. De Geest van boven heeft niet automatisch overwicht. Al is het de kracht van God, die op een onweerstaanbare manier weet te werken, toch heeft de Geest het niet meer vanzelf voor het zeggen. Dat komt, en dat is heel principieel, omdat Hij geen Geest is van geweld. We hebben inGod niet te maken met een tiran, maar met een God die in Zijn diepste wezen liefde is en blijft. En liefde zet de ander niet met geweldnaar haar hand, maar voert een geding om ons hart. Daarom kan zij vertrapt, genegeerd en afgedankt worden. Liefde dient zich aan. Eindeloos in Gods geval. Zijn liefde twist daarom door de Geest om onze gedachten en daarin om ons hart (Gen. 6:3). Maar ze overweldigt niet. Liefde wacht, trekt zich terug, probeert het nogmaals, maar kan keer op keer worden verworpen. Het vervolg van de Bijbel bewijst dat. Daarom is het ook zo’n dik boek geworden.
De Geest twist met ons maar delft steeds het onderspit. Aangrijpend is dat. Ook het nieuwe begin na de zondvloed loopt al gauw op niks uit. Op een toren gebouwd die reikt tot in de hemel, terwijl God het voor het nakijken heeft. U weerstaat, zou Stefanus later zeggen maar dan tegen de geestelijke elite in Jeruzalem, altijd de Heilige Geest (Hand. 7:51) U bent niet gediend van de Geest die nieuw te denken geeft. Waardoor Hij Zijn liefde en genade aan je kwijt kan en je hart opnieuw inwint voor Hem. In het beste geval willen we een afgeleide van God: een goddelijke kracht die jij tot je beschikking hebt. Die vruchtbaarheid en gezondheid geeft, die welvaart en voorspoed schenkt. Een kracht om jou te helpen overleven en voor als de nood aan de man komt. Dat Godsgeloof is wijd verbreid. In allerlei variaties. Het is het Gouden-Kalf-geloof. Het vloekt met wat God bedoelt.Het wil God in de hand hebben, maar leeft niet bij Gods hart. Het is geen vreze des Heren, maar zoekt God te manipuleren. Het is geen vrucht van de Geest, maar een activiteit van het vlees.
Toch was en is daarmee niet alles gezegd. Hoe ook weerstaan, de Geest is niet helemaal verdwenen uit deze wereld. Hij bleef en blijft met ons twisten. Hij is in de weer om mensen op zijn minst menselijk te houden. In de theologie heet dat ‘algemene genade’. Dat blijft een ingewikkeld begrip, maar de realiteit is verrassend: we zijn nooit helemaal aan onszelf overgelaten. Er is iets vaneen rem en dat heeft te maken met God, die door de Geest op zo’n manier in deze wereld blijft werken dat het kwaad niet zomaar ongeremd zijn gang kan gaan. Je kunt die werking niet altijd op het spoor komen of precies aanwijzen. Slechts af en toe, hier of daar, waar het goede het wint van het kwade. In het klein of in het groot. Vaak lijkt dat iets van ons en dat is in zekere zin ook zo. Wehebben een geweten. Maar toch. Dat we meer dan eens niet gewetenloos onze gang gaan, danken we mede aan het verborgen werk van Gods Geest.
Het is een strijd tegen de demonen en goddeloze mensen, volgens artikel 12 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Want zowaar de boze overste van de wereld werd, zowaar kunnen de demonen ons te pakken nemen en kunnen goddelozen de overhand krijgen. Zodat het van kwaad tot erger gaat en het soms al helser wordt op deze aarde. Wat is het dan geweldig dat de Geest van God met ons blijft twisten en ook zonder dat wij ons aan Zijn liefde gewonnen geven, toch kwade ontwikkelingen weet af te remmen. Psalm 46 belijdt van God dat Hij oorlogen doet ophouden, het kwaad een halt toeroept. Dat is ook de reden waarom wij elke zondag voorbeden doen voor de wereld en voor mensen om je heen. Als Gods Geest niet met ons twisten zou, zou die voorbede zinloos zijn. Dat is het echter niet. In 1 Tim. 2 roept Paulus op om te bidden voor machthebbers, te bidden dat God via hen het recht doorzet tegen allerlei onrecht in. Dat Hij overheden zo zal beïnvloeden dat zij zullen gaan voor het goede. Omdat we geloven dat Hij de harten van koninginkan omkeren als een waterbeken (Spreuken 21:1).
Wat mij betreft had bovenstaande in de GC meer expliciet benoemd mogen worden. Het komt nu alleen zijdelings in vraag en antwoord 82 voorbij, terwijl het voor het reilen en zeilen in deze wereld wezenlijk verschil maakt. We danken er de nodige humaniteit aan. Het voorkomt dat deze wereld is overgeleverd aan demonie.
De Geest overtuigt
Ondanks het feit dat de Geest stuit op de hardheid van ons hart, geeft God niet op. Dat heeft alles te maken met Zijn eeuwige liefde, die hoe ook vertrapt, steeds weer opstaat. De geschiedenis van Israël is daar het levende bewijs van (vgl. Jer. 31:3). Daarmee komen we op het terrein van de zogenaamde ‘bijzondere openbaring’ of ‘bijzondere genade’. Al is het theologisch juist het algemene en het bijzondere te onderscheiden, in het leven lopen ze nogal eens door elkaar heen en in elkaarover. Maar dat laat ik nu voor wat het is.
De bijzondere openbaring, waar Israël haar bestaan als volk van God aan te danken heeft, begon bij Abraham. In een wereld waarin God geen zeggenschap meer had, vernam hij Zijn stem (Gen.12:1). Op zo’n manier dat hij zich eraan gewonnen gaf. Al luisterend drong het tot hem door: dit is de Levende! Tegelijk hoorde hij er zoveel liefde en genade in dat hij er niet voor weg kon lopen. Verkiezing heet dat: verkoren was hij om Gods stem te horen. Dankzij de Geest die daar een openoor en hart voor gaf. Al was Abraham zich nog niet van het bestaan van de Geest bewust, hij ervoer intussen wel Zijn kracht, Zijn werk.
Overtuigd door Jahweh en horig aan Zijn stem, stond Abraham op en ging. In geloof en vertrouwen. Ingewonnen door de Geest, was het echter geen gelopen race.
Integendeel. Aan het eind Genesis 12 is Abram beland in Egypte en heeft hij alles er aan gegeven. Zijn vrouw en daarmee Gods belofte. Hij werd er schatrijk van, maar was de zegen van God kwijt. Of anders gezegd: God was hem weer kwijt. Het is dat God het toen niet opgaf, anders was dit einde verhaal geweest. Weer moest de Geest twisten. Weer was het Gods Geest tegen ons vlees. Het bijzondere is echter, dat Gods Geest hem met vallen en opstaan uiteindelijk zo wist te overtuigen dat het leidde tot een vast vertrouwen. Tot volkomen overgave aan God en Zijn belofte. In Gen. 22:1 horen we hem zeggen: Hineni – zie hier ben ik! Dat klinkt daar voor het eerst uit de mond van een mens. En uit zijn bereidheid zijn zoon te offeren in geloof dat God voorzien zou in het beloofde, blijkt dat God zijn hart helemaal voor Zich gewonnen had. Een staaltje van levend geloof was dat. Dankzij de Geest!
Al lezend in het Oude Testament blijkt dat dit niet vanzelf een vervolg kreeg. Heel de geschiedenisvan Israël werd één lang gevecht van God, van Zijn Geest, om het hart van Israël. Ze bleken keer op keer zo hardnekkig als wat. Ze waren dan ook niet verkoren omdat ze zo meegaand waren, maar omdat God liefde voor hen had opgevat, verkiezende liefde, verdubbelde liefde die door aanvankelijk verzet weet heen te breken (vgl. Deut. 10:15,16). Van een verlost en vrijgevochten slavenvolk moest het gemaakt worden tot een volk van priesters. Toegewijd aan Hem en elkaar. God was er eindeloos mee in de weer, maar werd even zo vaak teleurgesteld. De Geest kreeg het maar moeilijk voor elkaar. Hoe kan dat toch? Zoals eerder gezegd, omdat God Zijn liefde is en blijft. En liefde geeft vrijheid, laat de keus aan ons.
Daarbij, geschapen naar Zijn beeld, ontneemt God ons het mens-zijn niet. We blijven vrij in denken en doen en laten. De keus was dan ook voortdurend aan Israël. En die pakte, ondanks Zijn keus voor hen, Zijn verkiezende liefde, stelselmatig verkeerd uit. Van een gesloten systeem wat er later van gemaakt is, waarin onze vrije keus wordt
weggestreept tegen Gods soevereine wil, was geen sprake. Het is in de Schrift geen vraag wat God wil – bekering en leven! – het is de vraag wat wij willen, of wij van Zijn ontfermen gediend zijn. Dat maakt het ingewikkeld, want God heeft ons niet mee.
Door de Geest anticipeert God op onze onwil. Dat leidt tot een voortdurende dynamiek tussen Geest en vlees. Tussen Gods hart en ons hart. Het bijzondere is echter dat God al sprekend mensen door de Geest zo weet aan te spreken en in te winnen, dat zij zich vrijwillig gewonnen geven. Iemand die het zelf ervaren had zei eens treffend: God gaat daarin elegant te werk.Intussen blijft het een gecompliceerd proces. Niet vanwege God, maar vanwege ons. In Jesaja 63:7 e.v. wordt daar op indringende wijze over verhaald. Terwijl Israël door de Geest was geleid in de rust die Hij had bereid, dwaalde het vervolgens eigenzinnig weg van Zijn wegen. Door hen weerstaan, liet Hij hen toen begaan. Dat bracht Jesaja tot de klacht: Waarom laat U ons dwalen op onze wegen? En tot het gebed: Och dat U de hemelen scheurde en neerdaalde! (Jes. 64:1) Het was een regelrechte roep om de Geest.
Verrassend genoeg lees je dan even later: Ik ben gezocht door hem die naar Mij niet vroegen. Ik ben gevonden door hen die Mij niet zochten (Jes. 65:1)
Dat is de Bijbel. Ze leert ons af om idealistisch te dromen over het verleden, dat mensen vroeger anders waren en dat die bijbelse tijden voorbij zijn. Nee, het was toen als nu en het is nu als toen. Wat wij beleven aan wegdwalen en afvallen, ondanks het werken van de Geest, is in principe identiek aan wat je in de bijbelse tijden ziet. Juist dat echter maakt de Bijbel zo actueel én beloftevol: het is nooit mooier, vromer en beter geweest en toch is God altijd doorgegaan. Daarom heb ik hoop. Hoop voor vandaag, als er wordt gevraagd in de GC: ‘Is er hoop voor de kerk van nu?’. Ondanks alle tegenwerking werkte de Geest door. Ondanks ons verzet, won Hij in. Uitgerekend in Amsterdam ben ik me bewust geworden van de overeenkomst tussen toen en nu; van de zogenaamde hermeneutische horizonversmelting tussen wat je leest in de Bijbel en om je heen ziet. Hoe ook genegeerd en afgewezen, Gods liefde weet niet van ophouden. NT-isch gezegd: de steeds weer Gekruisigde duikt als de Opgestane op in deze wereld en buigt om wat onbuigzaam is, maakt zacht wat hard was. Door Zijn Geest weet Hij nog altijd zó aan te spreken door Zijn woord, dat wie niks met God heeft, alles met Hem krijgt. Dat geeft moed. Moed ook om te zeggen: ‘God, waarom laat U ons dwalen?’. Moed om door te bidden om de Geest en het verzet om me heen tot Zijn zorg te maken. Op hoop tegen hoop dat Hij Zijn handen ‘uitstrekt naar een weerstrevend en tegensprekend volk’ (Jes. 65:2)
Bij het vele goede dat in de GC over de Geest ter sprake komt, had meer expliciete aandacht gegeven kunnen worden aan deze weerbarstige werkelijkheid, waarin de Geest van God van meet af aan werkzaam is. Juist de herkenbare dynamiek tussen Geest en vlees, waarvan indringend verhaald wordt in het Oude Testament, verdiept en verbreedt de actualiteit van de Schrift metbetrekking tot de hedendaagse weerzin om te geloven én de tomeloze inzet van de Geest.
De Geest wereldwijd
We maken nu de stap naar het Nieuwe Testament en richten de focus op de uitstorting van deHeilige Geest op Pinksteren (Hand. 2). Het eerste wat opvalt is dat de Geest wordt uitgestort in Jeruzalem. Dat was de stad van God, maar ook het hol van de leeuw. Want daar was Jezus gekruisigd. Op dringend verzoek van de geestelijke leiders nota bene. Daar was voor Hem, alsGezondene van de Vader, het ultieme teken van Zijn reddende liefde, geen oog en oor. Daar was Hij afgedankt en verworpen. God Zelf echter beantwoordde hun verwerping met verzoening en hun overmoedige roep ‘Zijn bloedkome over ons en onze kinderen’ met de uitstorting van Zijn Geest. Een ongekend genadig gebeuren! Gods trouw zoals we die zagen in het Oude Testament komt hier tot een climax, tot volle vervulling. Zeker, er waren 120 volgelingen die er biddend op wachtten. Intussen werd de Geest uitgestort over duizenden die niks met Jezus hadden en niks met Hem wilden.
Deze uitstorting van de Heilige Geest staat niet op zichzelf. Het is, zoals Petrus in zijnPinksterpreek ontvouwt, vervulling van de eerder gedane belofte uit Joël 2:32: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees. Dat deze belofte nú vervuld wordt, heeft alles te maken met de kruisiging, opstanding en verhoging van Jezus. Door dezondeval waren we de inwoning van en het leven door de Geest kwijtgeraakt en wereldwijd onderworpen aan de duistere machten van de boze. De aanklager kon tot in de hemel toe zijn rechten op ons laten gelden. De zeggenschap was rechtens aan hem, omdat wij hem die gegeven hadden. Met dat er echter verzoening was gedaan en de hel zich op Hém had kunnen uitleven, had Christus hem dat recht op zeggenschap ontnomen. De machten die over ons heersten waren onttroond (Kol. 2:12-15). Aan Jezus werd alle macht gegeven in hemel en op aarde. Verhoogd aan Gods rechterhand ontving Hij de Geest, om door die Geest het voor het zeggen te krijgen in onsleven. Om naar de sterkte van het recht (L. Kievit) en zodoende naar het recht van de sterkste onsvrij te maken van alle mogelijke tegenkrachten (vgl. Hand. 2:22-36 en Openb. 12:7-12). Het eeuwenlange twisten van de Geest, waarin die steeds aan het kortste eind trok, heeft plaatsgemaaktvoor een overweldigende uitstorting en onweerstaanbare doorwerking van de Geest, waarin Hij van nu af aan het langste eind trekt. Wereldwijd, vanuit Jeruzalem tot aan de einden van de aarde (Hand. 1:8). Zo wordt de Schrift vervuld (Gen. 3:15).
De GC had aan inhoud gewonnen als de uitstorting van de Geest was gezet in dit heilshistorische perspectief, waardoor de eenheid van het Oude en Nieuwe Testament aan het licht komt.
De Geest geeft nieuw te denken
In de brieven van het Nieuwe Testament wordt het werk van de Geest in allerlei toonaard ontvouwd. In de GC worden daar veel behartenswaardige dingen over gezegd. Ik wil daar slechts een paar aanvullende opmerkingen bij maken, om het werken van de Geest nog wat nader te expliciteren en helderder in beeld te krijgen. Ik denk dan aan wat Paulus schrijft en 2 Kor. 4:6: Want God die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is ook Degene die in onze hartengeschenen heeft tot verlichting met kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Wat is dat: schijnen in je hart? Is dat een warm gevoel? Waardoor je denkt dat het tochwel eens waar kunnen zijn? Nee, dat kan wel het gevolg zijn, maar dat is niet het geheim. Belangrijk is te bedenken wat je hart is en waar dat zit. Het is niet onze hartspier, waarnaar vaak letterlijk verwezen wordt als het over ons hart gaat.
Het hart waar de bijbel het over heeft zit tussen je oren. Het hart is je binnenste gedachte, hoe je ten diepste over de dingen denkt. Dus ook over God, over Zijn woord, over Jezus. De Geest werktdoor in je diepste denken en dringt daar zo door met het Woord van God, dat je overtuigd raakt dat het God is die spreekt. Met als gevolg dat er in je diepste denken iets om gaat: wat je tot dan toe ontging wordt zonneklaar. Je komt iets aan de weet, waar je geen weet van had. Het geeft kennis die tot dan toe jouw begrip te boven ging (vgl. 1 Kor. 2:7-14). Kennis aan God, aan de waarheid vanZijn woord, aan de realiteit van de zonde, aan het heil in Christus. In het NT wordt dat samengevat in het woord dat voor bekering wordt gebruikt: metanoia, verandering van inzicht. Uiteraard heeft dat zijn uitwerking op je willen en voelen. De Bijbel verwoordt dat door te zeggen dat het je raakt tot in je nieren toe.
Tot op de bodem van je ziel, zeggen wij. Overigens kunnen de gevoelens die dat geeft, heel wisselend zijn: van verslagenheid in het hart tot een onuitsprekelijke vreugde (Hand. 2:37 en 1 Petrus 1:8).
Zo wekt en schept de Geest in ons het geloven, als een zeker weten en een vast vertrouwen (Heid.Cat. Zondag 7). Zo gaat de heerlijkheid van God, die wij van huis uit missen, opnieuw over ons op, in het licht van Jezus Christus.
De Geest woont in ons
Dit werk van de Geest aan ons krijgt een vervolg door Zijn inwoning in ons, wat in het NieuweTestament ook wel de verzegeling met de Heilige Geest wordt genoemd (vgl. Efeze 1:15, 16 en 2:22). Wat in Genesis 3 teloorging, het leven door de Ruach Jahweh, wordt daarmee weer werkelijkheid! Middenin deze wereld, die van God los is, wordt een volk geboren dat leert denken en doen door de Geest van God. Tegen de stroom in en als voorschot en voorbode op wat wacht: dat wij wonen bij God, Hij alles in allen zal zijn en al het Zijne het onze. Door het hele Nieuwe Testament worden gelovigen individueel en de gemeente als geheel aan deze inwoning herinnerd. Met als doel ons aan te sporen om in het hier en nu door de Geest te leven, afstand te doen van de werken van het vlees en vrucht te dragen door de Geest (bv. Gal. 5:16-23). Steeds weer merk ik, tot in mijn eigen leven toe, dat het besef van deze realiteit niet vanzelf spreekt, maar keer op keerbewust bedacht moet worden. Ik vind dat overigens tegelijk iets moois, dat er in het Nieuwe Testament zo vaak gezegd wordt dat wij de dingen die ons van God gegeven zijn moeten bedénken. Want dat betekent dat we ons geloven niet afhankelijk hoeven te maken van ons willen en voelen – wil en voel ik wel genoeg? – maar dat wij tegen allerlei bedenkelijk verlangens in en ondanks tegenstrijdige gevoelens ons (verlichte) verstand mogen gebruiken. Om zodoende met ons hoofd ons hart te houden bij Gods hart, bij Zijn genade en bij wat wij in Christus zijn (vgl. 1 Petrus 1:13). Voelen verlamt. Bedenken versterkt.
De Geest geeft gaven
Dankzij de inwoning van de Geest ontvangen wij de gaven van de Geest. In de GC (78, 79) worden daar mooie en ware dingen over gezegd. Kort gezegd: de Geest maakt een tegencultuur gaande in de zondige en kwaadaardige structuren van dit bestaan. Het is de cultuur van het gekomen en komende Koninkrijk van God.
Opvallend is echter dat de genoemde gaven, zoals die in Rom. 14 en 1 Kor. 12 worden benoemd,niet expliciet ter sprake komen. Dat is echt een gemis. Hebben de auteurs hun vingers niet willenbranden aan de tegenstrijdige visies die er op dit punt onder christenen bestaan? Wat mij betreft hadden ze er beter aan gedaan om deze gaven wel duidelijk te noemen, met aandacht voor twee gevaren: de onderbelichting van deze gaven én de overspanning rond deze gaven. Het voert te ver hier nu nog een exposé aan te wijden, maar we doen het werk van de Geest schromelijk tekort als deze gaven genegeerd worden.
In de voortgang van het evangelie in deze wereld doen de gaven, als tekenen en wonderen van dereddende heerschappij van Christus, voluit mee. Zowel om voor het evangelie in deze werelddeuren te openen als om gelovigen bij tijd en wijle te zegenen met de zegeningen van het komende Koninkrijk. Juist in tijden van verdrukking, waarin je soms niets gewaar wordt van de heerschappij van Christus, zijn het deze zichtbare tekenen diemoed en hoop geven. Uit de getuigenissen van vervolgde christenen blijkt dat zij er geregeld mee worden verrast en door worden versterkt.
De Geest wordt bedroefd
De inwoning van de Geest impliceert ook de mogelijkheid van het bedroeven van de Geest (Efeze 4:30). Ook over deze verdrietige en veel voorkomende realiteit zwijgt de GC. Mijns inziens ten onrechte. De vermaning ‘Bedroeft de Heilige Geest van God niet waarmee u verzegeld bent tot de dag van de verlossing’ zet het leven van gelovigen op scherp. Bijzonder is dan het woord ‘bedroeven’ in dit verband. Het laat zien dat wij in de Geest te maken hebben met de macht van Gods liefde. Want een gewone macht maakt zich alleen maar kwaad als die niet gehoorzaamd wordt. Een tiran wordt boos. De liefde echter wordt bedroefd. Leven tegen de Geest van God in door toe te geven aan zondige verleidingen raakt Gods Geest in het hart. Andersom is er niets watons dieper raken kan dan het besef dat wij dit verdriet veroorzaken. De gekwetste liefde van de Geest dringt tot hernieuwde bekering. Tegelijk – en dat is opnieuw dezelfde taaie liefde waar het al eerder over ging – wat de Geest ook van ons te verduren heeft, Hij laat niet los, al kan Hij zich tijdelijk wel terugtrekken en ons laten begaan. Psalm 139 zingt daar al van: Al legde ik mij neer in de hel – hoe diep ook gezonken –, zie U bent daar. Woonde ik aan het uiterste van de zee – hoe ver ook van huis -, ook daar zou Uw Hand mij leiden en Uw rechterhand mij vasthouden (8b-10). Altijd weer weet de Geest ons zo terug te halen, dat we met David op onze schreden terugkeren en knielend bidden: Neem Uw Heilige Geest niet van mij weg!
De Geest sterkt in onze strijd
Behalve dat wij de Geest kunnen bedroeven, is het juist ook de Geest die ons staalt en sterkt in deblijvende strijd tegen de boze, de geest uit de afgrond die niet ophoudt ons aan te vechten in een poging ons het geloof, de hoop en de liefde te ontfutselen die de Geest in ons leven werkte. Ookdaarover spreekt de GC nauwelijks, terwijl we dagelijks met deze strijd te maken hebben (vgl. Efeze 6:10 e.v., 1 Petrus 5:8,9 en 1 Joh. 4:4). De strijd die er vanaf het begin is blijft tot het einde bestaan. Dankzij Christus’ zege in kruis en opstandig zijn de rollen echter wel omgekeerd. Door Zijn Geest zijn wij bij machte om de tegenpartij in geloof te weerstaan en te overwinnen (vgl. 1 Joh. 2,13,14). De vermaning blijft dan ook actueel: Wordt krachtig in de Here en in de sterkte van Zijn macht… om staande te blijven in de boze dag! (Ef. 6:10).
Onvermoeibaar
Als je bedenkt dat de Geest dagelijks in de weer is om mensen overal vandaan te overtuigen en in te winnen én dagelijks bezig is om de tallozen die Hij erbij haalde erbij te houden, dan duizelt het je. De Geest leeft daarmee dezelfde verborgen, nederige en vasthoudende liefde als de Vader en deZoon. Juist dit onvermoeibare werken van de Geest leidt keer op keer tot uitbundige aanbidding: Wie is als U?!
