Avond 2. Prof. Arnold Huigen: De doop.

Foto (c) Gerard Buitenweg

Wanneer je in Nederland binnen het gereformeerd protestantisme een catechismus opstelt, kun je er vrij zeker van zijn dat iedereen die tekst gaat vergelijken met de HC. Dat gebeurde ook bij de publicatie van de GC. Verscheidene kritische recensies kwamen eigenlijk neer op de conclusie ‘Het is niet de HC.’ En dat klopt, omdat we iets nieuws wilden maken. We zijn daarvoor teruggegaan naar de tekentafel. Als je een catechismus schrijft dienen in iedere geval de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Tien Geboden, het Onze Vaderen de sacramenten aan de orde te komen. Maar hoe vul je dat dan in? De belangrijkste beslissing die we toen hebben genomen is de plaatsing van de doop aan het begin en het avondmaal aan het einde.

Verschillenden onder u die vertrouwd zijn met de HC, weten dat daarin doop en avondmaal in het midden zijn geplaatst. Na de vragen over de rechtvaardiging. Daarbij bouwt de Heidelberger vragen bij doop en avondmaal parallel op, bij beide dezelfde vragen. Tussendoor klinkt de – latertoegevoegde – vraag naar de Paapse mis (‘vervloekte afgoderij’). Maar goed, dat is een ander thema.

Wij hebben het bewust anders gedaan en we denken dat het nodig is in onze tijd, dat je begint bij de doop. De GC begint met een vaststelling: ‘Je bent gedoopt’. Dat is eigenlijk de vooronderstelling van een catechismus. Een catechismus, catechisatie, dat is onderwijs tussen doop en avondmaal. De gedoopten krijgen onderwijs om uiteindelijk opgevoed te worden om deel te kunnen nemen aan het sacrament van het avondmaal. En daarmee heeft de doop dus een nieuwe functie gekregen alsecht het begin van het christelijke leven. Het is een Luthers accent. Als je aan Maarten Luther zou vragen: Waarom word je een christen genoemd? dan zou hij niet de HC citeren over de zalving van Christus, maar hij zou zeggen: ‘Ik word christen genoemd, want ik ben gedoopt!’ Iets van dat accent hebben we op willen pikken.

Seculier

Wij leven vandaag in ‘een seculiere tijd’. Dat is voor ons zo vanzelfsprekend dat we dat niet eens doorhebben. Vergelijk dat eens met iemand die leefde in de Middeleeuwen. Dat was een totaal andere wereld. Hij had het idee dat het bos waarin hij leefde, min of meer bezield was. Dat daar krachten in huisden. Er schuilden ook krachten in de aarde en krachten in de lucht. Temiddendaarvan had je zelf een plek. Je was niet zozeer een individu, maar je leefde je leven als onderdeel van het grote geheel. Het levensgevoel toen was dus echt heel anders. Sowieso leefden de mensen meer bij de dag, Gepland werd er dus niet zoveel. Ondertussen was die tijd wel veel meer bepaald door de gang van het kerkelijk jaar met de verschillende heilige dagen en dergelijke. Dat structureerde het leven van de mensen. Mensen hadden geen horloges. Ze hadden nauwelijks besef van hoe het met de tijd zat zoals wij. Ter verduidelijking: voor de lezing die de basis vormtvoor dit hoofdstuk, had ik 40 minuten. Geen 50, want dan worden de mensen onrustig. Ook geen 30, want dan voelen ze zich bekocht. Zo werkt het bij ons.

Wat is er nu gebeurd? Wij, seculiere mensen, verstaan onszelf als individu. Ik ben ik, u bent u. Wij zijn elk een individu. En de wereld is onttoverd. Die heeft geen geheimen meer voor ons. Met onzetechniek dringen we er zo ver mogelijk in door tot in het diepste DNA. En dat kunnen we beheersen. En de tijd? Ja, de tijd die is er gewoon. Niks ‘heilige tijd’ of ‘heilige week’. In de kerk proberen we dat nog wel, maar een minuut is een minuut. Dat is het moderne, seculiere verstaan.

Geheim

In de GC stellen we daar zoiets als heiligheid tegenover. Wij leven niet in een gesloten wereld zonder geheimen, een wereld van: je ziet wat je ziet en dat is alles wat er is. Nee, God bestaat, Godregeert en onze tijd is in zijn hand. De werkelijkheid waarin wij leven heeft een geheim dat je met de beste technieken niet op het spoor komt. God heeft namelijk deze wereld gemaakt.

Nu naar doop en avondmaal. Dat zijn sacramenten. Een sacrament is een teken bij het Woord van God. Doop en avondmaal zijn momenten, met een heel speciale betekenis. Onze geboorte en onze verjaardag zijn bijzondere momenten die we vieren. Maar de doop is minstens zo belangrijk. Er zijn culturen waarin de doopverjaardag wordt gevierd. Daar zit wat in, want de doop betekent namelijk: God werkt in jouw leven en grijpt zo in dat heel jouw leven nieuw wordt gemaakt. Er komt een eind aan het oude, je gaat het nieuwe binnen en dat heeft een effect. Niet alleen voor jezelf, want dan ishet nog een heel individueel, maar ook voor de wereld waarin wij leven. We leven in een wereld waarin wordt gedoopt en waarin het avondmaal wordt gevierd. En daarmee communiceren we met elkaar dat er een geheim is in deze werkelijkheid: God bestaat.

Argwaan

Ter illustratie noem ik twee dingen. De islam heeft goed begrepen dat doop en avondmaal inbreukmaken op onze normale manier van denken en verstaan van de tijd. Als islamitische mensen geïnteresseerd raken in het christelijk geloof, doet dat uiteraard wenkbrauwen fronsen. Maar als je je laat dopen, dan is dat het moment van overgang en van breuk. Soms zie je soms dat families iemand juist ná de doop de rug toekeren. Dat zien ze dus scherp.

Tweede voorbeeld. Het communisme bekeek de viering van het avondmaal met argwaan. Want als je avondmaal viert, erken je dat we niet onderweg zijn naar de socialistische heilstaat, maar naar het koninkrijk van God. En als dát zo is, als waar is wat er in dat avondmaal gebeurt, dan ziet de hele wereld er anders uit. Dan heeft de wereld een nieuwe toekomst. Dan is het waar dat midden inde tijd Jezus Christus is gekomen, Die de toekomst openbreekt. Welnu, dat staat haaks op de communistische boodschap. En ook dat was scherp gezien.

Identiteit

Als auteurs van de GC denken wij dat het nodig is, juist tegen het seculiere in, te ontdekken dat er dat heilige is van de doop en van het avondmaal. Onze aanpak is dus totaal anders dan die van deHC, maar die ontstond dan ook in een totaal andere tijd. Dat als inleiding op het geheel.

Vraag 6: Je bent gedoopt, wat betekent dat? Jezus Christus heeft recht op mij. God zegt mij toedat ik deel in Christus’ dood en opstanding. Hij belooft mij dat mijn oude leven met Christus ondergaat in de dood en ik met Christus een nieuw leven zal

leiden in het Koninkrijk van God. Samengevat: het gaat hier over identiteit. Dat je gedoopt bent, datbetekent dat je een nieuwe identiteit hebt. Daarmee zit je, wat mij betreft, midden in het hart van waar het vandaag de dag overgaat. Wie ben je? Er zijn allerlei vormen van identiteitspolitiek. Of dat nou Bij1 is van Sylvana Simons of Forum voor Democratie van Thierry Baudet.

In het moderne leven is identiteit belangrijk. Ieder probeert zijn eigen identiteit vorm te geven. Daarbij moet je zelf weten welk pad je door het leven kiest en wie jij bent en wie je wilt zijn. Niemand mag je daarbij een strobreed in de weg leggen. Intussen is identiteitspolitiek aan het overwaaien vanuit de Verenigde Staten, met een tussenstop in Groot-Brittannië. Aan Amerikaanse universiteiten is het inmiddels gebruikelijk dat je in je e-mailhandtekening je preferred pronouns opgeeft. Wil je ‘hij’ of ‘zij’ genoemd worden, of misschien wel geen van beide? Vaak wordt in dat laatste geval ‘they’ gebruikt, wat eigenlijk een meervoudsvorm is en dus verwarring schept. Maar pas op: wie niet meebeweegt met deze identiteitspolitiek, geldt als de agressor en kan vrezen voor zijn baan. Je komt namelijk aan de identiteit van de ander.

Nu verdienen mensen die worstelen met hun identiteit elke vorm van respect, ook (misschien wel juist) als het om gender gaat. Het wordt ingewikkeld waar ieder zelf zijn identiteit mag bepalen enalgemene definities niet meer gelden. Laatst zag ik een filmpje van een mevrouw die zichzelf identificeerde als non-binary. Dat betekent ‘niet te definiëren als man of vrouw’, maar ze leefde wel in een lesbische relatie. Ze wilde dan ook door de lesbische gemeenschap aanvaard worden. Maar de lesbische gemeenschap zei: ‘Dat kan niet. Je bent of non-binary of je bent lesbisch’. En toen voelde ze zich gediscrimineerd; haar identiteit mocht er niet zijn. Ik twijfel geen moment aan haar oprechte verontwaardiging, want het past helemaal in de huidige Westerse cultuur. Maar ik begrijp ook dat anderen haar wens moeilijk te honoreren vonden.

Oud-nieuw

Tegen deze achtergrond zegt vraag 6: Je identiteit ligt in Jezus Christus en de doop is daarvan eenteken. Wie ik ben, dat ben ik in Christus. Jezus Christus is mijn leven. Dat betekent ook dat mijn oude leven voorbij is. We moeten het er nog over hebben wat dat dan precies betekent, maar je bent een nieuw leven begonnen.

Toen Jezus Christus zijn discipelen uitzond, zond Hij hen uit om te dopen: ‘Ga dan heen, onderwijsal de volken, hen dopend in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.’ (Mat. 28:19). Het is de climax van het evangelie. Jezus is nog een keer op de berg van de Bergrede, waar Hij zijn discipelen onderwijs heeft gegeven. Wat valt er nog na de Bergrede te zeggen? Nu, demensen moeten worden gedoopt want ze moeten delen in het koninkrijk van God en ze moeten leren te leven naar de Bergrede.

Als auteurs hebben we de nodige discussie gevoerd over het woord ‘recht’ uit het zinnetje ‘JezusChristus heeft recht op mij’. Dat klinkt namelijk niet echt aantrekkelijk: iemand anders heeft recht opmij. Niet alleen op mijn tijd. Mijn werkgever heeft tot op zekere hoogte recht op mijn tijd. En mijn kinderen hebben recht op mijn aandacht, ook tot op zekere hoogte. Jezus Christus heeft recht op mij, punt. Dat klinkt als een vorm van slavernij. Daar is een echo te horen van de HC, die in de eerste vraag en antwoord stelt dat mijn enige houvast in leven en sterven is dat ik het eigendom ben van Jezus Christus, mijn Zaligmaker. Daarom heeft Hij recht op mij. Je identiteit maak je niet zelf, maar die ontvang je. Net zo goed als je niet over je eigen geluk gaat, maar je door Hem gevonden bent. Identiteit is ondergaan en weer opnieuw opstaan.

Nu komt het erop aan dat je identiteit in Christus de meest fundamentele identiteit is. Dat je in Christus bent, is belangrijk dan de vraag of je man bent of vrouw, Jood of Grieks, slaaf of vrije (Gal. 3:28).

Automatisch?

Hoe werkt dat dan in de doop? Er is reden om op te passen voor automatisme: ‘Ik ben gedoopt, dushet is met mij helemaal voor elkaar’. Dan gaat het te makkelijk, dan heb je nog niet door hoe diep de doop gaat. Omdat het een werkelijkheid is die geloofd wil worden, niet een soort christelijke magie, geen automatisme. Het is ook geen levensverzekering, zoals sommigen dachten toen het christelijk geloof in deze streken kwam: als de doop de zonden afwast, dan wacht ik tot vlak voor mijn sterven, voor maximaal rendement.

Geen automatisme dus, maar hoe dan wel? Het antwoord spreekt over ‘toezeggen en beloven’. Dat zijn eigenlijk twee woorden voor hetzelfde. Wat is een belofte? Je zou kunnen denken: een voorzegging van wat er gaat gebeuren, een voorspelling haast. Ik beloof u een reep chocola en dan moet ik hem ook geven of heel goed uitleggen waarom het me niet gelukt is. God kan alles, dus wat Hij belooft, dat komt ook – automatisch. Dat zou je althans denken. Toch werkt het anders. Als God belooft, wil Hij namelijk dat we daar ook op reageren. Dat we mee gaan doen. Dat we gaan geloven. Gods belofte ziet er dan ook vaak heel erg anders uit dan wat ik net zei. In het Oude Testament is Gods belofte: ‘Ik ben jullie God, jullie zijn mijn volk’. En dat wil zeggen dat het volk bij alles wat er hen gebeurt, moet bedenken: ‘Hij heeft gezegd dat Hij onze God is. Dus zo roepen wij Hem aan en zo roepen wij Hem erbij’. Zo is de belofte bedoeld om geloofd te worden. De belofte is dus geen voorzegging, waardoor alles automatisch goed komt. Anderzijds is de belofte ook niet een soort lot uit de loterij – zoals er soms wel over gedacht wordt.

In antwoord 6 wordt ook iets aangehaald over het oude leven dat ondergaat in de dood en overhet nieuwe leven en opstaan met Jezus Christus. Dat vind je ook in Romeinen 6.

Nieuw leven

Vraag 7, ‘Met Christus een nieuw leven leiden. Hoe kom je erbij om dit te zeggen?’ Een nieuw leven beginnen, dat willen veel mensen wel. Liefst met de kennis die je in je oude leven hebt opgedaan.Op een zekere leeftijd gekomen, kijk je terug en vraag je je af: ‘Wat zou ik opnieuw zo doen? Wat zou ik anders doen?’ Als je verstandig bent, weet je dat je bij een nieuw begin opnieuw fouten zou maken, maar dan weer andere. Hoe kom je er dan bij om te spreken over ‘een nieuw leven leiden’? Alleen door te geloven wat God mij in de doop belooft.

Belofte rijmt op geloof. Geloof rijmt op beloften. Zonder geloof zie en ervaar ik niets van het nieuweleven, zegt het antwoord. Dat is sterk gezegd. Als ik naar mijn eigen leven kijk en ik geloof om Christus’ wil dat ik een christen ben, dan zie ik wel eens wat van het nieuwe leven, maar ik zie helaas ook heel andere dingen. Als gedoopt christen gaat het niet op de manier van ‘Oei, ik groei’,waarbij je met streepjes op de muur kunt aangeven hoe hard je afgelopen jaar weer bent gegroeid. Sommige dingen gaan wel beter, maar andere dingen niet. En dan toch geloven: ‘Maar in Jezus Christus ben ik een geliefd kind van God, want dat heeft Hij mij beloofd in de doop. Hij heeft gezegd: ‘Ik ben jouw God’.’

De doop is niet alleen een teken, dat Gods belofte onderstreept. De gereformeerde traditie spreekt vaak met twee woorden: teken én zegel. Ik betwijfel of u nog veel brieven met de hand schrijft en verstuurt, maar ik ben er vrij zeker van dat u geen lakzegels meer gebruikt. Postzegels nog wel, maar het woord ‘zegel’ zelf is voor ons onduidelijk geworden. In de zestiende eeuw was een zegel een teken van echtheid, iets als een handtekening. Tegenwoordig zouden we zeggen: een onderstreping of een bevestiging. De doop is een teken en bevestiging van Gods belofte.

Die bevestiging hebben we ook nodig, want in een technisch en meetbaar geworden wereld is het nieuwe leven dat de christen leidt, niet zomaar aan te wijzen of te meten. Het is een kwestie van geloof. Maar daarmee is het niet onzeker. Als het waar is dat Jezus Christus uit de dood is opgewekt, dan is geloof niet raar of onwaarschijnlijk. Dan spoort het met de feiten. Dan is de werkelijkheid anders dan deze er nu uitziet: niet zo gesloten als in het seculiere denken.

Water

Vraag 8: Waarom dopen met water? Er zijn hoofdzakelijk twee theorieën waarom water wordt gebruikt. Ze corresponderen met twee manieren van dopen. Aan de ene kant wordt er gezegd: ‘Je moet kopje-onder in de doop, want het betekent met Christus sterven en opstaan. Je gaat ten onder, dat is sterven, en dan kom je uit het water als teken van de opstanding’. Geen onlogisch gedachte, maar het Griekse woord voor ‘dopen’ betekent niet ‘onderdompelen’, maar eerder ‘wassen.’ Dat is de tweede lijn, die spoort met de praktijk van proslytisme onder het Jodendom. Als er mensen van buiten het Jodendom wilden toetreden, werden ze gedoopt. De mannen werden daarnaast ook besneden, maar allen werden gedoopt door middel van besprenkeling. Dat was een vorm van reiniging, van ritueel wassen. Vandaar wordt de doop in Titus 3:5 het bad van de wedergeboorte genoemd. Ook al wijst het teken op sterven en opstaan, het teken zelf is één van wassen, reiniging. Het water is een teken, zoals je een bad neemt om schoon te worden. We worden gewassen om schoon Gods nieuwe dag in te gaan. Daarmee stel ik me een stel kindertjes voor die met gewassen haartjes beneden komen. Lekker fris. Zo komen wij uit de doop. Wij zijn buiten geweest en vuil geworden, vuiler dan we dachten. Moeten we echt in bad? Jazeker, wantalleen schoongewassen kunnen we Gods nieuwe dag tegemoet.

Denk nog even terug aan het verschil tussen de moderne kloktijd, die gewoon ‘is’, en de beslissendetijd van het evangelie. De doop leert ons dat het christelijk gesproken altijd vandaag is. Sinds Jezus Christus naar de hemel opvoer is het vandaag en Hij komt morgen. Vandaag is het de aangename tijd. Vandaag is het de dag van de zaligheid, zegt het Nieuwe Testament. En morgen, dat is Gods nieuwe dag. En dan zullen we zien hoe alles nieuw wordt in Zijn licht. Heel de wereld zal gewassen zijn, schoon in alle betekenissen van het woord.

Wedergeboorte

Hier moet ik iets zeggen over ‘wedergeboorte’. Wedergeboorte is een traditioneel begrip voor het begin van het geestelijke leven, dat volgens sommigen zelfs nog voorafgaat aan het geloof. Het ishet antwoord op de vraag hoe het komt dat mensen gaan geloven: omdat God begint. Zo is het troostvol: mijn geloof is niet van eigen makelij, maar het komt van God. Maar als de vraag wordt, of je wedergeboren bent en hoe je dat weet, wordt het ingewikkeld. Het effect van de wedergeboorte, het geloof, kun je wel zien, maar de wedergeboorte zelf niet. Nu is het opvallend dat dit traditionele begrip wel in de Bijbel voorkomt,maar niet altijd in deze betekenis. In de Bijbel is er maar één plek waar Jezus spreekt over dewedergeboorte. Dat is niet als Nicodemus bij Hem komt. Dan heeft Hij het over dat mensen van boven geboren moeten worden (Joh. 3:3). Inhoudelijk is dat wel wat de traditie wedergeboorte noemt. Maar het woord wedergeboorte gebruikt Jezus alleen in Mattheüs 19:28.

Daar spreek Jezus over de wedergeboorte als de Zoon des mensen komt dan zullen de discipelen van Hem zitten op tronen om te oordelen. Ze zullen koning zijn en rechter zijn. De wedergeboorte gaat over Gods nieuwe wereld. In die zin is de doop bad van de wedergeboorte: God maakt allesnieuw en ik deel er nu al in. Vandaar ga je verlangen naar de nieuwe wereld. Want de huidige wereld is niet zoals die moest zijn.

Dooperkenning

Vraag 9: Hoe vaak moet je gedoopt worden? Je wordt maar één keer geboren. Wedergeboorte betekent ook: nog eens op dezelfde manier geboren worden. Zo vatte die Nicodemus het wel op:alsof iemand voor de tweede keer in de schoot van zijn moeder moest gaan en vandaaruit geboren worden.

Maar zo werkt het niet. Het is geboren worden in een compleet nieuwe wereld. Eén keer geboren,één doop. Zo staat het ook in Efeze 4: ‘Er is één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen’.

Omdat er maar één doop is, erkennen kerken elkaars doop. Er moet aan minimale vereisten voldaan worden: er moet gedoopt worden door (1) een wettige dienaar in die kerkelijke gemeenschap, (2) met water en (3) in de naam van de Drie-enige God. Of je nu gedoopt wordt in een Rooms-Katholieke kerk of in een Pinkstergemeente, dat maakt op dit punt niet uit. Er is dusniets zo oecumenisch als de doop. Er bestaan geen christenen die zeggen: je moet helemaal niet dopen, en er zijn nauwelijks christenen die de doop van andere kerkgemeenschappen niet erkennen. Maximaal oecumenisch dus. Intussen betekent de ene doop wel dat je niet kunt overdopen.

Eigenlijk is ‘overdopen’ een verkeerde term, want daarmee wordt gezegd: ‘Mijn doop als klein kind vind ik niet echt.’

Kinderdoop

Vraag 10: Waarom worden kinderen ook gedoopt? In het begin, ten tijde van het Nieuwe Testament, kwamen uiteraard volwassenen tot geloof. Zij werden gedoopt. Er kwamen niet overal peuters vandaan met de vraag of ze gedoopt mochten worden. Toch werden waar mogelijk ook kinderen gedoopt. Het heel eenvoudige voorbeeld is in Handelingen 16, Lydia werd gedoopt ‘enhaar huis’. (Hand. 16:15). Er ging geen water over het dak, maar ‘huis’ betekent hier: familie. DusLydia wordt met haar familie gedoopt. Nu staat er niet bij of er kinderen bij waren. Het kunnen ook slaven zijn geweest. Maar wie erbij was, werd meegenomen in de doop. Want zo werkt God: familiegewijs. En, zo zegt vraag 10, God wil vanaf het allereerste begin van ons leven onze God zijn. Vanaf het begin zit het namelijk met ons al niet goed.

Wij hebben redding nodig.

Dat God de eerste is in de doop, is een heel gereformeerd accent. De doop is niet de expressie van mijn keuze voor God. Onze keuzes zijn feilbaar en veranderlijk. Als alles afhangt van mijn keus voor God, dan kan het ook nog een keer anders worden.

Maar het begint met Gods keus voor mij en dat biedt mij houvast. Ook als ik twijfel of als het moeilijk wordt in mijn leven. Ik weet: God vraagt naar mij. Het is niet bij mij begonnen, maar bij Hem. En als dat zo is, dan kan Hij zich dus ook aan mij verbinden voordat ik voor Hem kan kiezen. Ik moet wel voor Hem kiezen en ik moet zeker ook geloven, maar Hij begint. Een mooi punt dat daarbij komt, is dat dat God van generatie op generatie werkt. In de kerk geven we door, dat is traditie. Dat vergt toe-eigening en op een nieuwe manier doorgeven.

Geloof-gebed-gebod

Vraag 12: ‘Hoe word je als gedoopte een gelukkig mens?’ Het antwoord biedt uitzicht op wat volgt; een driedeling in vertrouwen, volgen, verwachten, oftewel Vader, Zoon en Geest. We vertrouwen de Vader. Dat gaat over het geloof en komt ook het gebed ter sprake. ‘Onze Vader’ zeggen we immers. We volgen Jezus Christus en daarbij horen de geboden. De oudtestamentische geboden maar in nieuwtestamentisch licht. En we verwachten door de Heilige Geest Zijn komst en Koninkrijk. Door de Geest Die het volle licht op Jezus zet en ons leert roepen: ‘Abba, Vader’.De weg van geloof en bekering is God vertrouwen als mijn hemelse Vader, is Jezus volgen als mijn Heer en samen metandere gelovigen door de kracht van de Heilige Geest de nieuwe wereld te verwachten, vol gerechtigheid en zonder verdriet.

Plaats een reactie

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close