Foto (c) Gerard Buitenweg
Meteen nadat in de GC aan de orde heeft gesteld wie God is – Vader, Zoon en Heilige Geest – gaat het over het gebed, als oefening in vertrouwen. Dus niet als ‘sluitstuk van alles wat we geloven’, of als het ‘voornaamste stuk van de dankbaarheid’.
Dat is het natuurlijk ook. Maar de opstellers van de GC kiezen een andere invalshoek. Tussen twee haakjes: ik heb me er altijd een beetje over verwonderd, dat het voornaamste stuk van de dankbaarheid werd gepresenteerd als iets wat God van ons vordert. Ik vond het altijd een enorme hobbel, een soort verplichting. Je moet nu eenmaal bidden en de vervolgvraag zette dat nog eens extra aan: wat behoort tot een gebed dat God aangenaam is? Daarbij kreeg je het idee dat het niet snel genoeg is…
Uiteraard is het belang om goed na te denken over wat je in gebed tot God zegt – daar gaat deze bijdrage óók over. Ik vind het verband waarin het aan de orde komt wel verfrissend: als oefening in vertrouwen. Je moet daarbij weten Wie je vertrouwt, maar je moet ook weten wat eigenlijk dehandeling van het vertrouwen is. Het is alsof je plaatsneemt in een kruiwagen gaan zitten en je toevertrouwt aan degene die over het smalle koord heen en weer rijdt. Zo voelt het althans.
Daar komt nog iets bij: als je het gebed als een sluitstuk ziet, het uiteinde van een volmaakt christelijk geloof, dan zie je niet dat het eigenlijk de dragende kracht is onder al die dingen die van je gevraagd worden. Augustinus zei: ‘Geef wat U vraagt (eist) en eis dan wat U wilt’. Dat is eencirculaire redenering, maar op deze manier is de GC een goede aanvulling op de HC.
Laten we ons nu concentreren op de vragen 31-33 van de GC, over de essentie van het gebed. ‘Als God de Schepper is. Kun je dan wel contact met hem hebben?
In het grote heelal ziet Hij mij niet over het hoofd. Al ervaar ik soms een grote afstand tot God, door zijn Woord spreekt Hij tot mij. Door zijn Geest is Hij niet ver bij mij vandaan1 en spreek ik in mijn gebeden tot Hem.’
God begint
Verrassend vind ik de vaststelling dat het contact met God niet begint bij ons. Je kunt dat gevoel soms hebben als het dan gaat om het gebed. Wij richten ons tot God, wij zoeken zijn aangezicht. Zo kan het wel eens aanvoelen, in de verlorenheid van je leven. Zeker in onze cultuur, waarbij mensen zich überhaupt al een klein radertje voelen in een wereldwijd netwerk en nauwelijks zin weten te ontlenen aan wat ze doen. Als je niet meer bent ingeschakeld in het arbeidsproces, of door omstandigheden wat aan de zijlijn van de samenleving staat, voelt het nog leger aan. Wie kijkt er eigenlijk naar mij om? Ben ik eigenlijk wel van waarde? Waarom leef ik eigenlijk? Dat eerste zinnetje is dan een verademing: in het grote heelal ziet God mij niet over het hoofd. We hebben een Vader in de hemel. Ook al ervaar je het niet, Hij ziet ons. Hij aanschouwt ons niet vanuit een zwijgende aanwezigheid. Daar zou in zichzelf ook al enige troost vanuit gaan. Maar het is ook zo dat Hij Zich laat kennen. Door Zijn Woord spreekt Hij tot mij. Ik denk dat je het nog iets verder kunt oprekken. God spreekt tot ons langs verscheidene wegen. In de klassieke theologie heet het dat God iets van Zich laat horen in de wijze waarop de werkelijkheid rondom ons geconstrueerd is. Door de schepping spreekt GodZelf. Dat besef staat vandaag erg onder druk omdat wij de wereld helemaal niet meer ervaren als komend van God.
Maar ergens zijn er wel ervaringen in ons leven. Je ziet het vooral op kruispunten van het leven in ons schepselmatige leven, bijvoorbeeld rondom een geboorte. Dan word je overweldigd door eenervaring die ons overstijgt; we kunnen er niet de vinger op leggen. Het is iets groots, iets speciaals. Daarin licht iets op van God, het is een zwijgend spreken. Je kunt soms ook op een heldere nacht, als onze lichten gedoofd zijn, overweldigd worden door de enorme sterrenpracht. Je voelt je klein worden, je raakt onder de indruk van Gods grootheid.
God heeft het daar niet bij gelaten, Hij heeft het woord genomen. Vroeger, in Mozes en de profeten. En uiteindelijk heeft Hij gesproken door Jezus Christus (Hebr. 1:1). ‘God die voortijds langs velerlei wegen gesproken heeft door de profeten, heeft in deze laatste tijd tot ons gesproken door de Zoon.’ God is een sprekende God. Hij spreekt door zijn Woord en Geest. Dat staat ook in het antwoord: ‘Door Zijn Geest is Hij niet ver bij mij vandaan’.
Godsbesef
Dat is de eerste ‘ingang’ tot het gebed. Bidden is zo bezien eigenlijk antwoorden. Het is niet ónswoord tót God. Het is evenmin een spreken in de ruimte. Het is altijd op de één of andere manier wakker geroepen door God Zelf. Daarmee zijn we eigenlijk al bij vraag en antwoord 33 aangekomen: Wat maakt het christelijke bidden uniek?
In de beantwoording valt alle nadruk op het unieke, maar ik denk dat wel het ‘contact met God’ heel breed kunnen honoreren. Wij denken soms bij gebeden: ‘Zijn dit wel de goede woorden?’ Of: Hebben die mensen wel een goed Godsbesef?’ Het raakt mij altijd dat Paulus tegen de mensen op de Areopagus zegt: ‘De God die u dient zonder dat u Hem kent, verkondig ik u’. Ze hadden in Athene een altaar opgericht voor de onbekende God. Het was een ergernis voor de apostelen dat er zoveel verschillende goden werden gediend, maar hij maximaliseert uiteindelijk dat ene sprankje hoop dat er is: een altaar voor een onbekende God die ze voor de zekerheid ook maar hadden, want ze wisten ook niet helemaal zeker of ze geen van de goden over het hoofd hadden gezien. Ze hadden inderdaad de Ene gemist, de onbekende God. Vervolgens schetst Paulus het beeld van de allerhoogste God, Schepper van hemel en aarde.
Ik vind het dus een mooie insteek van de GC. Bidden is een oefening in vertrouwen en God begintaltijd waar wij zijn. En als wij ervan uitgaan dat ieder mens door God is geschapen, dus ieder menskostbaar is in de ogen van de Schepper. Zou Hij dan ook niet heel erg op de uitkijk staan om iedere zucht en iedere kreet die omhoog klinkt op de één of andere manier ook te horen in zich op te nemen? Bij alles wat er verder nog volgt, moeten we dit vertrekpunt goed voor ogen houden: elk beroep dat zijn schepselen op Hem doen, hoort Hij graag.
Je kunt daarbij ook denken aan het gesprek tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw over het gebed (Joh. 4). Jezus zit bij een put zit. Hij vraagt de vrouw om water. Dan ontstaat er een gesprekover water. De vrouw stelt steeds interessante vragen, zodat het gesprek niet over haar gaat maar over kwesties, bijvoorbeeld, de verschillen tussen Samaritanen en de Joden. Of over de vraag waar je moet aanbidden, in
Jeruzalem of in Samaria. Dan zegt Jezus: ‘Wij weten wat wij aanbidden… ‘ Daar klinkt in door:‘Jullie aanbidden wel, alleen jullie kennis is niet groot genoeg’. Niet elke Godsvoorstelling is evenveel waard. Daarover gaat vraag en antwoord 33.
Als wij bidden, zoeken wij niet de verbinding met het universum, evenmin mediteren we in onszelf. Je kunt te ongeïnformeerd zijn of te eigenwijs om te bidden. Het kenmerkende van een christelijke gebed is dat we het doen zoals Jezus ons heeft geleerd. Op de school van Jezus hebben wij geleerd dat we kinderen zijn van de Vader. Zo mag je jezelf leren kennen. Door het Woord Vader teintroduceren schept Jezus iets van vertrouwelijkheid en geeft een verband aan dat je in algemene religiositeit niet kunt leren of aan treffen. Want daarin gaat het over een hoge, onbereikbare god of de god-in-jezelf.
God, onze Vader
Wij spreken God aan als Vader; zo heeft Jezus Hem bij ons bekendgemaakt. Dat geeft ook de grond van het vertrouwen. We bidden niet in het luchtledige, maar tot Hem, Die alles er voor over heeft gehad, om ons te zoeken. Hij is Zelf mens geworden en heeft onder ons gewoond en heeftZijn Geest uitgestort zodat Hij zelfs in ons kan komen wonen.
Als wij in Jezus’ naam bidden, zal de Vader ons zeker horen. Dat is het christelijke gebed. Je hoeftjezelf niet omhoog hoeft te hijsen om je waardig te maken voor God. God is omlaag gekomen, om ons omhoog te heffen.
Daarmee heb ik het dan nog niet gehad over vraag en antwoord 32. Hoe zou je bidden nudefiniëren? ‘Wat doe je als je bidt? Ik spreek met God, ik aanbid Hem en ik vertrouw me aan Hem toe. In mijn gebeden betrek ik Hem bij alles wat mij bezighoudt, vraag ik Hem om mij op de weg naar Zijn koninkrijk te houden. En dank ik Hem voor Zijn voortdurende liefde en zorg. Wat maaktchristelijk bidden uniek? Wij zoeken niet de verbinding met het universum of mediteren in onszelf. Wij bidden als kinderen die hun Vader aanspreken.’
Bidden is spreken met God. Het is in de eerste plaats Hem aanbidden. Je maakt Hem groot, je schat Hem veel hoger in dan jezelf. Als we onze gebedspraktijk daarnaast leggen, schieten we vaak tekort. We komen soms niet verder dan het indienen van onze wensenlijstjes. Alsof we aanhet loket staan van iemand die iets voor ons moet fiksen.
Loslaten
Veel mensen hebben een soort ‘wegenwacht- geloof’. Zolang alles op rolletjes loopt, hebben ze niksnodig, maar zodra de wagen stilstaat, roepen ze hulp in. ‘Help! Ik sta vast, daar en daar…’. Als die wegenwacht niet snel komt, dan worden ze chagrijnig. Ze overwegen hun abonnement op te zeggen, klagen steen en been, etc. Zo kijken mensen ook naar God: je hebt Hem pas nodig als je vastloopt.
Aanbidden is jezelf klein en God groot maken. Het is zoveel méér dan vragen stellen, het is Hem verheerlijken. Dat zien we straks nog bij de uitleg van het Onze Vader.
Naast het aanbidden, gaat het om jezelf toevertrouwen. Je geeft jezelf uit handen. Dat betekent: loslaten, jezelf overgeven aan God. Dat is voor ons autonome Nederlanders een hele opgave, want wij houden graag controle. Met onze spaarrekeningen, levensverzekeringen enpensioenvoorzieningen houden wij graag grip op de zaak.
Vertrouw jezelf toe aan God, de Vader? Hij heeft je gemaakt. Hij houdt van je en Hij heeft alles ervoor over om met jou samen te zijn. Bidden is een oefening om jezelf aan Hem toe te vertrouwen. Je mag Hem betrekken bij alles wat je bezighoudt.
Dat is nog weer een les apart. Bij mij ging dat zo. Eerst was ik vooral heel erg gericht op de redding die Christus heeft gebracht. Ik herinner me nog goed dat de uitspraak van Johannes de Doper bij me binnenkwam: ‘De bijl ligt al aan de wortel van de boom en iedere boom die geen goede vrucht wordt uitgehouwen, afgehakt, in het vuur geworpen.’ Vanuit het gemis aan vruchten ontstond een roepen naar God; en zo groeide het vertrouwen. Op alle levensterreinen ontdekte ik gaandeweg hoezeer ik Hem nodig had: in mijn relatie, bij de opvoeding van mijn kinderen, in gesprek met medemensen. Ik heb veel moeten leren, ook moeten leren gehoorzamen, om op de weg van Zijn Koninkrijk te blijven. Zo heb ik geleerd dat bidden niet alleen vragen is, maar ook danken voor wat God geeft. Nog altijd vind ik dat ik meer vraag aan God dan dat ik Hem loof en prijs voor alle mooie, goede dingen die ik van Hem ontvang. Ik ben nog niet uitgeleerd.
In het voorbijgaan merk ik op dat de GC veel accent legt op ‘ik, mij en mijn leven’. Terwijl de Schriftook een vracht teksten bevat over het voorbede doen voor andere mensen
Soms word je moe van het bidden voor jezelf. Er zijn zoveel anderen waar je voorbede voor kunt doen. Koningen, vorsten, overheden. Als christenen hebben we een priesterlijke taak te vervullen, inde voorbede. Dat is de roeping die God aan Zijn Kerk heeft toevertrouwd. God, wij zouden het niet hebben verzonnen, God heeft ons de hoge eer verleend. Als priesters vormen we een schakel tussen de hemel en de aarde. Een cruciale rol.
Draadloos
Waar en wanneer bid je? (vraag en antwoord 34). Ik heb het iets groter neergezet. De opstellersbenoemen het bidden in de samenkomst met andere christenen, in de stilte of in de drukte van het dagelijkse leven. Jezus heeft gezegd dat wanneer wij oprecht en in de verwachting van of wanneer oprecht en in de verwachting van de Heilige Geest gebeden wordt, God ons gebeden hoort. In alle mogelijke contexten hebben we vrije, onmiddellijke toegang tot God.
Één van de grootste innovaties van de afgelopen twintig jaar is dat we altijd en overal door een onzichtbaar maar zeer doeltreffende netwerk zijn verbonden met de anderen en met de wereld. Wij zijn eraan gewend geraakt dat we niet meer in elkaars fysieke omgeving hoeven te zijn om met elkaar te kunnen communiceren.
Draadloos. In het contact met God heeft Hij die innovatieve stap al veel eerder gezet. Voor ons is dat heel vanzelfsprekend geworden, zo vanzelfsprekend dat we haast zouden vergeten dat het eigenlijk wel heel speciaal is.
Waar kun je God aanbidden? vroeg de vrouw bij de put aan Jezus. In Jeruzalem? Of in Samaria? Moet je naar Mekka? Of naar een kerk? In veel religies was en is het contact met God gebonden aan een heilige, gewijde plek een ingezegende plek.
Maar God heeft dat veranderd. Vanuit God gezien is het niet zo dat sommige plaatsen heiliger zijn dan andere of meer geschikt om God aan te roepen. Vanuit God geldt dat niet, omdat God Zijn Zoon heeft gezonden, ieder mens zelf een heilige plaats kan worden. En zoals Jezus ook zegt inJohannes 4: ‘Er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Jullie weten niet wat je vereert. Maar wij weten het wel. De redding komt van de Joden, maar er komt een tijd in die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt in geest en waarheid. En de Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden. Want God is geest en wie Hem aanbidt moet het doen ingeest en waarheid.’ God is wireless. God is overal, God is Geest en God zoekt mensen die Hem in geest en waarheid aan bidden.
We kunnen God vinden als we samenzijn in de kerk. Maar ook als we alleen zijn, in de drukte of in de stilte. Je hoeft er niet een speciaal altaartje op na te houden. Je kunt altijd rechtstreeks met God in contact komen. Omdat God ons zelf tot heiligdommen wil maken. De ene plek helpt ons soms beter dan de andere. Soms helpt het om samen te komen om door elkaar meegenomen te worden. Dat zijn allemaal factoren die ons helpen. Maar vanuit God gezien zijn het geen noodzakelijkevoorwaarde om te kunnen bidden. Hij kijkt uiteindelijk alleen maar naar ons hart.
Oprechtheid
‘Is bidden makkelijk of juist moeilijk?’ De opstellers van de catechismus zeggen: ‘Bidden is hard werken, een voortdurende oefening om dwars door alle drukte heen stil te worden voor God. Wehebben elkaar nodig om samen ‘Onze Vader’ te zeggen en door de Geest van Christus wordt dit ons zo eigen als onze ademhaling.
Zo is het harde werken toch weer eenvoudig en bijna kinderspel.’
We hebben een vrije toegang, maar wij moeten zelf wel voor onszelf de toegang vrij maken door de rommel die we voor de ingang zetten aan de kant schuiven. Dat zit niet in vraag en antwoord 35, maar dat vloeit voort uit de constatering dat wij God oprecht, in de verwachting van de Heilige Geest, moeten aanroepen. Daar klinkt iets door van de woorden uit Johannes 4, waar staat dat ‘wie in Geest en waarheid God aanbidden’, door de Vader gezocht worden. Juist omdat de toegang vrij is, kan er gemakkelijk rommel in de weg staan. God is laagdrempelig toegankelijk, maar om Hem tebereiken, wordt oprechtheid gevraagd. De keerzijde van de rechtstreeksheid, van de directe aanspraak tot God, is dat wij tegenover Hem transparant moeten zijn. Hij vereist geen rituelen, maar wil graag direct contact. Daarom laat Hij zich ook niet afschepen met een ritueel.
De GC stelt eerlijk dat gebed dan ook hard werken is, omdat we leven in een cultuur van drukte. Het is zelden echt stil in ons leven. Een collega zei: ‘Mensen krijgen liever een stroomstoot dan dat ze een kwartier lang echt in absolute stilte overgeleverd zijn aan hun eigen gedachten.’ Ik hoef hierniet lang over uit te weiden; iedereen herkent het. Je doet overdag zoveel indrukken op dat het je ’s avonds nauwelijks probeert om in alle rust de dag af te sluiten. Je moet echt heel veel geestelijke energie en concentratie opbrengen, om enigszins geordend een aantal gedachten aan God voor te leggen.
Pleitbezorger
Soms hoor ik predikanten in fraaie volzinnen een gebed uitspreken. Dan denk je: als dit bidden is, dan ben ik een stamelaar. Dan zeg ik maar niks… Maar nee, ik mag in mijn eigen woorden tegen God zeggen wat er in mijn hart leeft. Door samen met anderen te bidden krijg ik nieuwe woorden om mij te oefenen in bidden. In de Psalmen ontvang ik de gebeden van Israël. Jezus Christus heeft Zijn kerk het Onze Vader gegeven als voorbeeld gebed. Waar het in elk gebed om gaat is, dat je God oprecht zoekt. Het is natuurlijk wel zo dat als je niet groeit, als je niet meer woorden aangereikt krijgt, als je voorstellingsvermogen niet gevoed wordt door het Woord van God en door de mensen rondom je, dan komt je gebedsleven ook droog te staan.
Omgekeerd kun je ook groeien in gebed (en in vertrouwen), door je te laven aan al die bronnen. Het mooie is dat de Geest je daarin te hulp komt.
Staat dat ook in de GC? Nee, dat staat in Romeinen. Er zijn zaken die je uiteindelijk niet zelf kuntuitzeggen, omdat ze diep op de bodem van je ziel liggen. Je vindt er de woorden niet voor. De Geest Zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen, omdat Hij ons hart nog beter kent, dan dat wij het kennen. Zo helpt God ons in ons gebed. Dus als we zelf aan het eind van ons Latijn zijn, schenkt God ons een advocaat. Een pleitbezorger, die dat wat in ons hart leeft aan de Vader voorlegt. Je hoeft er niet meer aan te twijfelen of God wel graag gebeden hoort. Hij stuurt zelfs een advocaat om het namens ons aan Hem bekend te maken.
Samen kom je verder, benadrukte deze catechismus. God heeft ons aan elkaar gegeven, ‘om samen met alle heiligen de hoogte, lengte, breedte, diepte van de liefde te kennen van Christus’. En dat gebeurt juist als je samenkomt. Dan hoor je wat God een ander in het hart heeft gelegd, wat Hij aan een ander geleerd heeft. Zo werkt het ook in de opvoeding. Hoe je zelf leert bidden, dat hangt heel erg samen met de voorbeelden die je gehoord hebt. Hardop voorgaan in gebed, heeft echt een functie. Daarin spiegel je je eigen hart aan dat van anderen. Dat zegt iets over hoe je zelf God hebt leren kennen.
We kunnen ook veel leren uit het Woord van God. De Schrift legt ons woorden op de lippen, leert ons God nader kennen. We vinden in de Bijbel veel ‘oefenmateriaal’.
Onze ziel wordt erin opgerekt, ons voorstellingsvermogen gestimuleerd en ons vertrouwen gevoed.We krijgen beloften aangereikt die we aan God in gebed kunnen voorhouden. Als God iets belooft, dan zal Hij dat waarmaken en Hij wil dat wij Zijn beloften herinneren.
Een zuigeling huilt bij een vieze luier of trek in eten. We accepteren dat, omdat het een baby is. Als ouders geef je er graag gehoor aan. Je bent ook een beetje ontroerd; het kind is op jouw zorg aangewezen. Maar als een volwassen vent een keel opzet, omdat hij trek heeft in eten, zeggen: doe ’s normaal man.
Zo is het in het geloofsleven ook. Als je gebedsleven alleen maar bestaat uit schreeuwen omdat je je zin niet krijgt, is er iets niet goed gedaan. De Schrift helpt ons te groeien naar geestelijkevolwassenheid, ook in wat we aan God voorleggen – en de manier waarop.
Psalmen
Twee gedeelten uit de Schrift zijn daarbij cruciaal. In het Oude Testament: de Psalmen, de gebeden van Israël. Ze zijn heel wat ruiger dan onze keurige beschaafde sjabloontjes. God wordt erin geloofd en geprezen. Er wordt ook gediscussieerd met de Allerhoogste. Hij wordt uitgedaagd: God, wat doet u nu? In vroeger heeft U een wijnstok uit Egypte gehaald. Die hebt U in Kanaän geplant, u zette ereen mooie muur eromheen. En dat ging allemaal goed. En nu hebt U een gat in de muur gemaakten de zwijnen zijn er doorheen gerausd. Alles is stuk! Dat hebt U gedaan!
Zoiets zou ik zelf nooit zo verzinnen. Ik zou het niet durven. U denkt: Staat dat er echt in? Het zijn woorden die de Schrift ons aanreikt om zonder omhaal van woorden uit te zeggen wat je diep van binnen voelt. ‘Het klopt niet God.’
Zoals de Psalmisten ons ook voorgaan in het belijden van schuld, als je het helemaal verkeerd gedaan hebt en je hebt gezwegen. ‘God zolang ik zwijgen wilde, verdroogden mijn beenderen in mij en eigenlijk ging mijn leven dood. Maar ik heb gezondigd.’ Je vindt in de Psalmen woorden over schuldbelijdenis en vergeving. ‘Maar neen, daar is vergeving, altijd bij U geweest.’ Het zijn liederen om te zingen, maar het zijn ook gebeden om uit te spreken naar God.
Het Onze Vader
De tweede bron van ‘oefenmateriaal’ die ik wil aanstippen is het ‘Onze Vader’. Nog een paar opmerkingen daarover. Je kunt het gebed dat Jezus zijn discipelen leerde zien als een reisgebed; een gebed voor pelgrims. Dat leert ons om onszelf te zien als pelgrims onderweg naar het Koninkrijk van God. Het gebed is door de beknoptheid een oefening om tot de kern te komen. Je zegt meer met minder woorden, je zegt minder om helder zicht te hebben op de kern is van je vraag. Het is een gebed dat het telkens helpt om te reizen naar Jeruzalem. Het leert de bagage licht te maken zodat je het goed volhoudt. Het ‘Onze Vader’ is een oefening in vertrouwen om Jezus te leren volgen, op weg naar het koninkrijk. Dus ook best wel een ingewikkeld gebed. Het is heel ergkort, maar het is ook wel, er zitten er heel veel lagen in die ons en onze gebeden richting geven. Het Onze Vader verandert daarmee van een oefening in vertrouwen naar een oefening in volgen. En wat het Onze Vader ons in de eerste plaats leert is dat wij moeten beginnen bij God. Het gaat over de aanspraak van God.
Antwoord 37: ‘U bent de Schepper, de Bron van al het leven. Jezus noemde U Vader, toen Hij inzijn lijden de weg van gehoorzaamheid ging, aan zijn kruis bad om vergeving voor zijn vijanden en zichzelf in zijn sterven aan U toevertrouwde. Zo roepen wij door de kracht van uw Geest tot U vanaf de aarde, in een wereld vol onrecht, in tijden van angst.’
Jezus heeft ons geleerd om zijn Vader aan te roepen, opdat wij ook in onze aanvechting en angstenGod Vader blijven noemen. In vertrouwen op Hem, in Jezus’ naam.
Waar bid je dan om? Het ‘Onze Vader’ gaat ons daarin voor: ‘Uw Naam worde geheiligd’, opdat God overal en door iedereen aanbeden wordt. Laat heel de wereld uw heilige Naam kennen enhoogachten. Help ons voorkomen dat wij Uw Naam door onze eigen, voor onze eigen belangen inzetten. Vervolgens gaat het over het Koninkrijk van God, ‘Uw Koninkrijk kome’. Dat God Zijn heerschappij vestigt in ons leven en in heel de wereld. Laat de wereld vol zijn van Uw gerechtigheid. Laat de vrede van Christus ons bevrijden van alle machten die ons willen beheersen.
Ik roep de inzet van de GC even in herinnering: het begint altijd bij God, bij het groot maken van Zijn Naam. Dat is in zichzelf al een goede oefening, in welke omstandigheden wij ook verkeren. We realiseren ons: waar gaat het eigenlijk om?
Zijn Naam worde geheiligd. Zijn Koninkrijk kome. Zijn wil moet geschieden. Daarmee leer je je eigen wensen en verlangens in het perspectief te plaatsen van Zijn prioriteiten te stellen.
Drie v’s
Het Onze Vader leert ons ook dat je zaken voor jezelf mag vragen. Samengevat drie dingen:
Voedsel, opdat wij elke dag genoeg hebben voor ons aardse leven.
Vergeving, zodat we gericht op de toekomst, niet vastgeklemd blijven door onze geschiedenis. Eigenlijk ontnuchterend dat gebed om vergeving. We blijven struikelen.
Veiligheid; Verlos ons van de boze.
Het is goed om ook te onderstrepen: bij elke vraag gaat het om ‘ons’, niet om ‘mij’. Dus niet: ‘Geefmij heden mijn dagelijks brood’ en ‘Vergeef mij mijn zonden’, en: Leid mij niet in verzoeking.’ Zo ‘vertalen’ we het misschien in ons hoofd, maar er staat toch echt ‘ons’. Het kon nog weleens zijn datanderen in onze stad, in ons land, in de wereld gedragen worden door ons plaatsvervangende gebed.
Oefening
Het Onze Vader eindigt met het uitspreken van ons diepste vertrouwen en grootste verlangen: ‘Want van U is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in de eeuwigheid.’ U bent begin eneinde van alles, machtige Schepper, Koning van hemel en aarde. U te loven is mijn leven.
Bij deze voel je dat dit gebed een oefening is. Deze gebeden trekken onze ziel op en stimuleren ons verlangen. Dit zeg je niet vanuit jezelf. Er zit misschien ook wel de confrontatie in, maar dat is juist goed. Het is een oefenmateriaal voor leerlingen.
Waarom zeg je: Amen? In het ‘Onze Vader’ heb ik grote woorden gebruikt en heb ik ver bovenmezelf uitgereikt. Mijn gehoorzaamheid en mijn vertrouwen zijn gebrekkig. Gelukkig betekent ‘Amen’ dat God mij hoort omdat Zijn belofte groter is dan mijn verlangens.’ Want mijn verlangen is zo vaak verdeeld. Maar Hij wil mijn ziel oprekken.
Waarom zou God je gebeden verhoren? Niet om mijn eigen gelovigheid. Ik bid in de Naam van Jezus. Hij heeft ons het gebed voorgedaan. Hij brengt onze gebeden tot God. Zo bidt Hij voor ons bij Zijn en onze Vader Die in de hemel is. Amen!
