Avond 8. Prof. Henk van den Belt:   Jezus Christus, de weg tot God

Foto (c) Gerard Buitenweg

Verzoening is een heel belangrijk onderwerp, omdat het gaat over Jezus, de Verlosser, de eeuwige Zoon van God die naar deze wereld kwam om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Een mooier onderwerp om over na te denken is er eigenlijk niet. De GC verbindt het thema van de verzoening aan Jezus als ‘de Weg’.

Eerst wil ik drie dingen noemen die me opgevallen zijn, waar ik heel blij mee ben. Ik ben sowiesoerg blij met dit initiatief, omdat ik denk dat het ons ook echt verder helpt bij de overdracht van het geloof en bij het ontdekken van de kern van het geloof.

Daarna wil ik reflecteren op wat er precies gebeurt in de GC en daar drie kritische vragen bij stellen. De waardering en de kritiek hebben wat met elkaar te maken. Ik wil mijn waardering niet meteen weer afbreken met kritische vragen, maar beide in evenwicht houden. Tenslotte wil ik naar de Schrift gaan, naar Hebreeën 4 en 5 en daar nog enkele lijnen uit trekken, een paar gedachten overhoe het ook zou kunnen. Niet dat ik de GC zou willen verbeteren, verre van dat, maar ik wil nadenken over de onderliggende vragen die deze catechismus bij mij oproept.

Waarom noemt Jezus zichzelf ‘de Weg’? Het antwoord van de GC luidt: ‘Omdat Hij ons bij God brengt, ons met God verzoent en ons van mensen die met de rug naar God toestaan tot toegewijde kinderen van de Vader maakt’. Mooi dat de verzoening zo nadrukkelijk in de GC aan de orde komt,al meteen vanaf de eerste vraag die over Jezus gaat. Christus is niet in de eerste plaats een inspirerend voorbeeld, een groot profeet. Hij is ook niet alleen maar de eeuwige Zoon van God, maar Hij is de Middelaar.

Klassieke verzoeningsleer

Als we het over Christus hebben, gaat het meteen ook over de verzoening en dat is oer-reformatorisch. Je zou kunnen denken aan de woorden van Philip Melanchthon: ‘Christus kennen betekent zijn weldaden kennen, en niet (zoals de scholastici doen) zijn naturen en zijn manieren van menswording in ogenschouw nemen.’ Het gaat erom dat wij weten wie Christus voor ons is en wat Hij voor ons gedaan heeft. En dan kun je niet zonder dat klassieke begrip van de verzoening.

Hoe leggen we dat uit? Hoe maken we dat duidelijk en wat heeft dat met het kruis te maken, methet offer van Christus? Dat is de vraag waar ik straks ook nog wat dieper en kritischer op in wil gaan. Maar dát het over de verzoening gaat, over het herstel van de relatie, de gebroken relatie, de gebroken verhouding tussen God en ons, dat is heel essentieel. Dat is niet eenvoudig en ook niet vanzelfsprekend. Je merkt aan de GC dat de auteurs toch zo dicht mogelijk bij de klassieke noties van de verzoeningsleer van het offerkarakter van de dood van Christus uit willen komen. En er zijn natuurlijk alternatieven. Die zijn er al heel lang in de kerkgeschiedenis. Er zijn ook kritische vragenbij de klassieke verzoeningsleer gesteld. Recent hebben we nog de publicatie gehad van Reinier Sonneveld, dat we helemaal af moeten van die klassieke verzoeningsleer. Want als Jezus voor onze zonden moet betalen, dan is het geen genade meer. Dan is het niet gratis meer. Hij gebruikte zelfs het woord ‘blasfemisch’. Dat is echt helemaal ‘over the top’. Ook als je kritisch bent, zelfs als je heel kritisch bent over de Anselmiaanse of klassieke verzoeningsleer, is het nogal wat om datgene waar de kerk eeuwenlang bij geleefd heeft meteen godslasterlijk te noemen. Ik vind het volstrektoverdreven. Dat gaat ook veel verder dan de kritiek van theologen als Herman Wiersinga of Cees den Heyer in de vorige eeuw.

Er is de loop van de kerkgeschiedenis veel om de verzoeningsleer te doen geweest. Ik ben heel blij dat mijn collega’s opkomen voor de klassieke verzoeningsleer. ‘Atonement’ in het Engels. Het verhaal gaat dat Tyndale, die de Bijbel voor het eerst in het Engels vertaalde, nog ver voor The KingJames, zou gekozen hebben voor het woord at-one-ment. In het Engels zou dan zo het woord verzoening zijn gesmeed: twee partijen die tegenover elkaar staan, worden samengebracht, verenigd.

Jezus als de Weg

Het tweede waar ik heel blij mee ben, is dat die verzoeningsleer verbonden wordt met Jezus als de Weg. Hoe brengt Jezus ons bij God? Als priester door zijn leven vrijwillig te geven als een offer voor onze zonden en ons tekort. Maar voordat de auteurs over die priester spreken, benadrukken ze met name ook in de uitleg van vraag 51 dat Jezus als ‘de Weg’ niet iets statisch is. Hij is geen weg die de afstand tussen twee verschillende plaatsen overbrugt, maar Hij is in beweging. De wegis – ik citeer uit de uitleg – meer dan een stuk asfalt dat ons van A naar B brengt. In de Bijbel staat de weg voor de totale richting van ons leven. Met wie trekken we op?

Waar gaan we voor? Waar loopt ons levenspad op uit? Die weg, daar zit dus beweging in.

In de Bijbel komt die Weg naar ons toe. Zoals Johannes het zei: Maak de weg van de Heere klaar. Hij komt eraan. Dat is niet alleen dat alle kuilen gevuld worden en de stenen uit de weg geruimd, maar vooral maak jezelf klaar voor zijn komst. Wij zijn – als het goed is – zoals ds. Glismeijer het in zijn inleiding zei, mensen van de weg, zoals Lucas in Handelingen daar over schrijft. Dus die weg, dat is ook een pad om te gaan. Jezus is de Weg, niet alleen omdat Hij verbindt en verzoent, maar Jezus brengt ons ook ergens, hij draagt ons daadwerkelijk op die weg. Hij is ook zelf, daar kom ik straks op terug, een weg gegaan. Misschien zou je dat nog aan de uitleg van de GC toe kunnen voegen. Jezus die zelf ook de weg is gegaan als de grote Voorganger en zo de weg voor onsgeopend heeft. In de Hebreeënbrief staat ook dat wij een grote hogepriester hebben die door de hemelen is doorgegaan en ons daarin heeft meegenomen. Ik zou die weg die Jezus is voor ons ook willen verbinden met de weg die hij zelf ging.

Priester, Profeet, Koning

Het derde wat ik heel mooi vind, is de verbinding van de weg, de waarheid en het leven met het drievoudige ambt van Christus. Dan heb je het over de drie ambten: priester, profeet en koning in de volgorde van de weg, de priester, de waarheid, de profeet, de koning, het leven met Hem door Hen. Het zijn geen losse functies of ambten, zoals iemand drie deeltijdbanen kan hebben. Meestal wordt er in de theologie gesproken over het munus triplex, het drievoudige ambt. Het ene ambt van de grote ambtsdrager de Middelaar Jezus Christus heeft drie kanten of aspecten die met elkaar verbonden zijn: priesterlijk, profetisch en koninklijk. Ik wil even citeren wat ik vond bij FranciscusTurretini, een theoloog uit het zeventiende-eeuwse Genève, uit de tijd van de gereformeerde scholastiek. Hij schrijft: ‘Als Priester heeft Christus de weg geopend naar de hemel. Als Profeet openbaart Hij ons de waarheid van het evangelie en als Koning geeft Hij ons het leven en beschermt Hij ons.’ Ik weet niet of de auteurs aan dit citaat gedacht hebben, maar het heeft dus echt hele oude papieren in de gereformeerde traditie om die drieslag van Johannes 14 te verbinden met het drievoudige ambt van Christus. Turretini gaat nog even verder: ‘De onkunde, de schuld ende heerschappij en van de zonde vragen om een drievoudige genezing. Profetisch licht verdrijft de duisternis van de dwaling van de onkunde. De verdienste van de Priester neemt de schuld weg en bewerkt de verzoening voor ons. De macht van de Koning verbreekt de slavernij van de zonde en de dood.’ Wij hebben dus ook drie problemen: onkunde, schuld en verslaving, als het om de macht van de zonde gaat. De drie verschillende aspecten van het ene ambt van Christus staan tegenover onze drievoudige gebondenheid. We hebben verlichting nodig van ons verstand, verzoening van onze schuld en verlossing uit de slavernij. Nog een keer het citaat. ‘De Profeet verlicht het verstand door de Geest van de Illuminatie. De Priester brengt het hart en het geweten tot rust door de Geest van de vertroosting en de Koning onderwerpt onze weerbarstige en opstandige neigingen door de Geest van heiligmaking.’ Turretini gaat dus nog een paar stappen verder door dat drievoudige ambt, de Weg, de Waarheid en het Leven weer te verbinden met drie problemen die wij hebben en drie oplossingen waarin Christus door zijn Geest voorziet. Daar zou je eindeloos over door kunnentheologiseren, maar je moet er ook van ophouden weten natuurlijk. Het is in ieder geval heel mooi dat de GC met deze fundamentele keuzes aansluit bij de rijke gereformeerde traditie.

Priesterlijk

Het antwoord op vraag 52 ‘Hoe brengt Jezus ons bij God?’ luidt: ‘Door als priester zijn leven vrijwillig te geven als een offer voor onze zonde en ons tekort’, maar dat is niet alles. Er staat geen punt, maar een komma. Dat offer wordt meteen verbonden met de Hogepriester het in deHebreeënbrief ook over gaat. Jezus brengt ons ook bij God ‘door in onze beproevingen, twijfels en lijden voor ons te bidden en door ons te zegenen in ons dagelijks werk.’ Dat tweede stuk van Christus’ priesterlijke werk ligt misschien nog wel dichter bij onze geloofsbeleving dan dat offer aan het kruis, waardoor onze schuld en zonden verzoend zijn.

Als priester heeft Jezus zijn leven gegeven als een offer voor onze zonden en ons tekort. Ik wil daar geen woord van afdoen. Ik ben dankbaar dat het er staat.

Prof. Pieter Smits schreef op Goede Vrijdag in 1959 in een meditatie onder de titel ‘Waarvóór stierf Jezus?’ de geruchtmakende woorden ‘Het is ook mijn eer te na, dat iemand voor mijn schuld zoumoeten boeten. Ik wens te staan voor de gevolgen van mijn eigen daden. En geef dan wat Paulus betreft mijn portie maar aan Fikkie.’ Zo scherp als bij hem en bij Reinier Sonneveld zal het bij de meesten van ons niet liggen, maar misschien bekruipt ons soms ook een gevoel van onbehagen, van ongemakkelijkheid als het gaat over het diepste geheim van het offer van Christus. Ligt dat aan de moderne context waarin we staan?

Hoe leggen we de verzoening goed uit in deze tijd? Want het gaat toch echt om de kern van ons geloofsvertrouwen? De verlegenheid zit veel dieper dan de moderne vraag bij de plaatsvervanging hoe iemand in onze plaats onze morele schuld kan dragen. Diep daaronder zit de vijandschap tegen het kruis van Christus en tegen de dwaasheid van de prediking van dat kruis. Christus, deGekruisigde is voor de Joden een struikelblok en voor de Grieken een dwaasheid. Een struikelblok voor de Joden omdat het evangelie van het kruis alle identiteitskenmerken van het volk van God overbodig maakt. Als je door het geloof in de Gekruisigde zalig kunt worden dan heb je geen besnijdenis en andere wetswerken meer nodig. Het is en blijft voor ons heidenen echter een dwaasheid. Daar wil ik nog wat verder op inzoomen door drie kritische vragen te stellen bij de tekst van de GC en de keuzes die daarin gemaakt worden.

Mysterie

Mijn kritische vragen doen niets af van mijn waardering. Ik heb al gezegd hoe blij ik ben met de leer van de verzoening, met de uitleg van Jezus als de Weg die ons draagt en brengt bij het Vaderhartvan God. En met de verbinding van die Weg met het priesterlijke ambt en het koninklijke en het profetische ambt van Christus. Maar toch. Hoe zit het nu met het offer van Jezus?

Bij mijn catechismuspreken probeer ik altijd alle aandacht te besteden aan de vragen. Een catechismuspreek moet eigenlijk altijd een jeugddienst zijn, gericht op de tieners. De tieners moeten op de één of andere manier de vragen kunnen herkennen. Bij sommige vragen gaat dat makkelijk: ‘Doet God de mens geen onrecht?’. Dat is een hele grote vraag. Als je maar een beetje vertaalt en uitlegt, dan herkennen onze jongeren dat. Dan kun je het antwoord van de catechismus gebruiken om op die vraag in te gaan. Ik probeer in de preek via de vragen dicht bij het hart te komen. Bij sommige vragen is wat lastiger. ‘Wat is de zesde bede?’ Daar kun je natuurlijk weer nietzo heel veel mee. Dat is een informatieve vraag, maar heel veel vragen in de HC zijn existentieel van karakter, zoals de vraag ‘Wat is een oprecht geloof?’

We mogen de GC niet te veel met de Heidelberger vergelijken, maar in de vorm van de vragen over de verzoening zit wel mijn eerste punt van kritiek. Vraag 53 ‘Hoe zit het met het offer van Jezus?’ suggereert dat we dat dan even gaan uitleggen. Maar kan dat eigenlijk wel? Kun je deze vraag zo stellen? Hier past andere taal, de taal van de verwondering, van de aanbidding, van de stilte, van het diepe geheim. Ik waardeer de poging wel om het zo duidelijk mogelijk uit te leggen, maar wordt het niet te plat, met name bij de gebruikte beeldspraak. Juist als je je best doet om zo goed mogelijkuit te leggen hoe het zit, scheer je soms toch net langs het geheim van de verzoening. Ik geef een paar voorbeelden. In de uitleg bij antwoord 51 staat: ‘Hier stuiten we op de realiteit van een weg dieafgesneden en opgebroken is’. We kennen dat allemaal wel dat je de TomTom volgt en dan bij een omleiding terechtkomt. Ik heb het in het buitenland ooit anderhalf uur rondgereden omdat ik elke keer weer bij dezelfde wegafsluiting uitkwam en niet meer wist hoe ik er langs moest komen, omdat ik ook geen gewone kaart bij me had. Dan is TomTom echt een onding. Dat kan ik u verzekeren. De beeldspraak van een afgesloten weg is goedbedoeld, maar is de verzoening dan het opruimen van de blokkade? Zo staat het er wel: ‘Voor straf, legt God een blokkade op de weg. Weglopers mogen niet zomaar weer binnenkomen in het leven van eeuwig geluk met Hem’. Waarom eigenlijk niet? Als God almachtig en eeuwig en alwetend is, dan is het voor Hem toch een koud kunstje om die blokkade uit de weg te ruimen. Als het niet meer dan een blokkade is, valt het nog wel mee. Zo gaan metaforen een eigen leven leiden.

Versimpeling

Het zijn blokkades van onze schuld en slechtheid. Helemaal mee eens, maar werk je met de beelden van blokkade en kloof – juist omdat je zo graag wilt uitleggen dat God dat voor straf doet – ook niet een zekere versimpeling in de hand. Priesters maken het weer mogelijk om te communiceren met God, ze helpen om de barrière – weer datzelfde beeld – tussen God en ons te slechten. Zo was het ook in het Oude Testament.

Het is alsof de auteurs ook wel een beetje nattigheid voelen. Bij de volgende vraag, de vraag over het zit het met het offer van Jezus, geven ze het eerlijk toe. ‘Intuïtief staat het spreken over offers ons mogelijk tegen. In het Oude Testament lezen we veel over dieroffers die werden gebracht methet oog op de verzoening met God. En die offers werd uitgedrukt dat de relatie met God niet hersteld kan worden door een oppervlakkig excuus of door een emotionele belijdenis. De relatie met God is een kwestie van leven en dood. Door de relatie met God te verbreken had de mens de dood de voorkeur gegeven boven het leven.’ Ik ben het er volledig mee eens. En toch begint het bij mij een beetje te kriebelen, omdat die vraag ‘Hoe zit het met het offer van Jezus’ in die vorm onbeantwoordbaar is. De gebruikte metaforen zijn goedbedoeld, maar versterken het gevoel van ongemakkelijkheid.

Heiligheid

Kan het ook anders? Ja, ik zeg dat met schroom, omdat ik ook aanvoel dat de auteursterughoudend zijn geweest. Als het gaat om de zware taal van de HC waar het meteen na de kennis van de ellende – waarin alles tot op het laatste graadje afgebroken wordt – gaat over de Middelaar die daarom God en mens moest zijn omdat alleen iemand die waarachtig mens is onze plaats kan innemen en omdat alleen God bij machte is om die verzoening tot stand te brengen. Als Jezus niet God is, zijn wij reddeloos verloren. In de vragen van de Heidelberger zit een lijn. De vragen of er nog een middel is om aan de straf te ontgaan en weer tot genade te komen, wordt ontkennend beantwoord. Er is geen middel, er is een Middellaar! Die vraag of er nog een middel is, volgt op de tekening in felle kleuren van de ontzagwekkende heiligheid en heerlijkheid van God, die wil dat aan zijn gerechtigheid genoeg gedaan wordt. Wij kunnen dat niet omdat Hij heilig is en een ontoegankelijk licht bewoont. God is een God die de zonde haat, omdat Hij niet anders kan. Hij kan het kwade niet kan verdragen omdat Hij heilig is. Dat zijn geen gemakkelijke woorden in de catechismus. Maar zonder deze woorden over de volstrekte heiligheid van God kom je nooit dichtbij het geheim van het kruis en vande gekruisigde Christus. Onze God is een verterend vuur. Met andere woorden en laten we waakzaam zijn voor een te gemakkelijk en te troostrijk Gods beeld.

Eén van mijn eigen vragen is hoe leg je de kern van het evangelie uit aan mensen zonder enige kerkelijke achtergrond. Hoe leg je uit wat het woord verzoening voor je betekent? Hebben we die heiligheidstaal in de Godsleer niet hard nodig om iets zinnigs te kunnen zeggen over de verzoening door de Christus? Alle antwoorden die je kunt geven roepen meteen de vraag op ‘Had het ook niet een onsje minder gekund?’ Was de kruisdood van Jezus, die verschrikkelijke lichamelijke engeestelijke kwelling en marteling het niet een grote vergissing? Was het niet gewoon het werk vanmensen die dat Jezus hebben aangedaan? De zwartste bladzijde uit de wereldgeschiedenis.Waarom moest de Messias al deze dingen lijden? Dan voel je je machteloosheid om het offer van Christus uit te leggen. Jezus spreekt er zelf gelukkig over met zijn leerlingen op weg naar Emmaüs,vanuit de Schriften. Moest de Christus niet al deze dingen lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan?Misschien ligt het aan mijn oppervlakkigheid. Dat kan natuurlijk. Misschien is het de secularisatie van mijn denken. Maar de GC roept bij mij meer vervreemding op dan de klassieke noties van de Anselmiaanse verzoeningsleer in de HC.

Psychologisering

Ik noem nog twee andere dingen die met mijn eerste kritische vraag te maken hebben. De GC spreekt met een zekere psychologisering over de kloof met God. De taal van de schaamte staat op één lijn met de taal van de schuld. De uitleg bij vraag 54 zegt ‘Hoe gaan wij om met negativiteit inons leven?’ Nu weet ik ook wel dat je het woord zonde graag dichtbij wil brengen en wilt uitleggen. Maar moet je juist dan niet oppassen voor psychologiseren. Het is een heel gewone vraag in allerlei interviews tegenwoordig: ‘Is iets waar u zich echt voor schaamt?’ Dan volgt er meestal een onbeschaamd antwoord van mensen die zich over iets schamen waar ze zich natuurlijk helemaal niet voor hoeven te schamen. Antwoord 54 zegt dat Jezus de weg naar God vrijmaakt, zodat ik zonder schaamte en hoopvol naar mijn hemelse Vader kan gaan. Schaamte is natuurlijk een element om over na te denken in onze verhouding tot God vanaf Genesis 3. Wat gebeurt daar precies met kwetsbaarheid en naaktheid? Maar we moeten wel een beetje voorzichtig zijn met zo’n psychologische categorie, want mensen schamen zich natuurlijk soms voor datgene waar ze geen schuld aan hebben. En andersom. Soms is er sprake van een grote schuld, terwijl er ook sprake is van een grote schaamteloosheid. Wij mogen de categorieën van schuld en schaamte nietverwarren. Het gaat in al onze relaties en in onze meest fundamentele relatie met de Heere om zonde, schuld en vloek en dus om diepere dingen dan om de dingen waar wij ons voor schamen, ook al hebben we alle reden om ons voor de zonde te schamen. Ik signaleer een behoefte in de GC – een behoeftedie ik herken – om het heil uit te leggen door het vooral psychologisch te duiden. Het is prima om de boodschap dichterbij te brengen, maar de breuk met God gaat dieper dan de psychologie kan peilen of oplossen.

Inclusiviteit

Het laatste wat ik wil noemen heeft te maken met die prachtige slotvraag en antwoord 54 ‘Wat betekent het voor jou dat Jezus zijn leven voor jou heeft gegeven? Zijn vernedering aan het kruismaakt de weg naar God vrij, zodat ik zonder schaamte en hoopvol naar mijn hemelse Vader kan gaan. Zijn dood zet een kruis door mijn oude bestaan, waarin ik mij trots en ongehoorzaam van God afkeer. Zijn laatste woorden geven ook mij het vertrouwen dat ik veilig ben in de handen van God, ook als ik sterf.’ Ik vind het heel mooi en ook wel ontroerend. Bevindelijk ook, existentieel. Toch zit er in de antwoorden van de GC ook een bepaalde inclusiviteit. Je wordt er gemakkelijk in meegenomen. Net als bij de HC trouwens. Wat is jouw enige troost in leven en sterven? Dan moeten die tieners en nog jongere kinderen dat gewoon opzeggen, om het zich ook eigen te maken en toe te eigenen. Ik heb helemaal niets tegen verbondsmatige inclusiviteit, integendeel.

Maar dan gaan er bij mij wel wat lampjes branden. Juist omdat de HC een tekst is uit de zestiende eeuw en we nu in de eenentwintigste eeuw leven. We hebben er misschien soms wat te rooskleurige voorstelling van bij die HC. Het is een tekst die door de overheid dwingend werd opgelegd – niet aan de kerkelijke meelevende kinderen van de keuzegemeente die wij nu hebben – maar aan alle kinderen van de onderdanen in de Palts. Ook de doopsgezinden moesten de vragen uit hun hoofd leren, een soort indoctrinatie dus van de gereformeerde overheid. Stel je voor dat je vandaag op een openbare school met de Bijbel in een theocratie alle kinderen – ook de kinderenvan moslims, katholieken en baptisten – verplicht de HC uit hun hoofd te leren.

Scherpte

Het zijn natuurlijk prachtige woorden over de enige troost, daar wil ik niks van afdoen, maar de context waarin dat is ontstaan is wel een heel andere dan de context waar wij nu in leven. Dat is ook een vraag waar ik zelf mee zit. Ook bij de verkondiging in catechismuspreken. De scherpte van de Heidelberger heeft alles te maken met die context van de confessionalisering uit de zestiende eeuw. Daarom worden naast die inclusiviteit steeds ook de twee wegen worden benoemd. ‘Wat is een oprecht geloof?’ Je hebt immers ook andere varianten van geloof… Geloven zij ook in Christus, die hun heil bij zichzelf of elders zoeken? Nee, zij verloochenen daarentegen de enige Heiland Jezus al roemen ze met de mond. Die scherpte van de catechismus heeft te maken met de confessionalisering van het hele volk, met de volkskerk dus. Als je die scherpte dan weer gaat toepassen in een gereformeerde gemeente of een andere reformatorische kerk en heelonderscheidenlijk gaat preken, alsof die meelevende en naar heil hunkerende schare ook voor het uit heidenen bestaat die allemaal nog bekeerd moeten worden, dan gebeurt precies het tegenovergestelde van wat er oorspronkelijk met die scherpte bedoeld was. Dat is dus een nogal ingewikkeld verhaal. De kerken die nu de scherpte van de Heidelberger omarmen zijn geen volkskerken, maar keuzekerken. Terwijl anderzijds in een bredere volkskerkcontext die scherpte ookniet kan ontbreken. Ik ben daar zelf nog niet helemaal uit, maar ik vind dat bij de toepassing van de HC vandaag te weinig rekening gehouden wordt met die dubbelheid van de inclusiviteit van het verbond en de scherpte die in de context van een volkskerk nodig is. Misschien hebben wij als moderne mensen – en onze jongeren vooral – toch meer behoefte aan een diepgaande besprekingvan de vragen rond de toe-eigening van het heil dan we meestal denken. Het is mooi dat ik mij veilig mag weten in de handen van God, maar hoe kan ik eigenlijk weten dat ik daar zo veilig ben? Op grond waarvan kan ik dáár op vertrouwen? Waar is die troost op gebaseerd? Natuurlijk, we kennen allemaal voorbeelden waarbij die vragen rond de toe-eigening een geheel eigen leven gaan leiden. Maar dat lijkt me dat ze in de GC nauwelijks expliciet aan de orde komen. In ieder geval niet in deze vragen en antwoorden over de verzoening, terwijl de gereformeerde traditie juist als het om de verzoening gaat ook de particulariteit van het heil benadrukt. Christus is niet voor Jan en alleman gestorven, maar voor hen die de Vader aan Hem gegeven heeft. Dát wil ik weten. Of ik daar ook bij hoor en dat wil ik weten op goede gronden zodat ik zeker kan zijn dat ik me niet vergis.

Kortom, ik ben blij met de verzoening, blij met de Weg, blij met de Hogepriester. Ik ben – uiteraard con amore – kritisch over de vraag hoe zit het precies zit en de metaforen die daarbij gebruiktworden, over de psychologisering van het heil en over de inclusiviteit waarmee we een beetje te gemakkelijk in meegenomen worden, terwijl ik me dan wat onrustig afvraag: ‘Is dat wel zo? En hoe weet ik dat dan zo zeker?’ Het zegt ongetwijfeld ook heel veel over mijn eigen geestelijke vragen dat deze dingen mij opvallen.

Gehoorzaamheid

Ik wil graag afsluiten met drie gedachten over de grote Hogepriester uit de Hebreeënbrief. Hij is door de hemelen doorgegaan, Jezus, de Zoon van God. Wij hebben een Hogepriester Diemedelijden kan hebben met onze zwakheden, omdat Hij in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde. In Hebreeën 5:7-9 staat: ‘In de dagen dat Hij op aarde was, heeft Hij met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbeden geofferd aan Hem, Die Hem uit de dood kon verlossen. En Hij is uit de angst verhoord. Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden. En toen Hij volmaakt was geworden, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen een oorzaak van eeuwige zaligheid geworden.’ Hier staat ontzettend veel. Het is een goudmijn aan allerlei gedachten over de persoon en het werk van Jezus Christus.

1.) Ik onderstreep het voltooid deelwoord in vers 8. Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd. Jezus is de Weg, maar Hij is ook de weg gegaan en Hij heeft ontdekt Wie Hij was. Hoe dat precies zit met die goddelijke en menselijke natuur? Met Melanchthon zeg ik ‘Laten we daar maar niet over speculeren.’ Jezus was wel waarachtig mens. Hij heeft leren lopen, leren lezen en schrijven en leren praten. Jezus heeft dus ook – hoewel de Bijbel daar verder over zwijgt – ontdekt dat Hij door zijn hemelse Vader geroepen was om priester te zijn, net als Aäron (5:4). We staan daar misschien te weinig bij stil. We weten van de 12-jarige Jezus in de tempel die Zijn moeder vraagt: ‘Wist U dan niet dat ik hier moest zijn. Waar moest ik anders zijn dan in de dingen van mijn Vader?’. Al vragend en antwoord gevend leert hij wat daar in de tempel allemaal te doen is en wat dat allemaal betekent, het brandkoffer en het reukoffer en al die andere offers in het huis van Zijn Vader. Jezus is als Leerling. Hoe is dat voor hem geweest? We mogen niet speculeren. We moeten voorzichtig zijn, maar ik dacht eraan dat Jezus niet alleen de weg is, maar dat Hij ook zelfeen weg gegaan is, hij heeft zijn roeping herkend, gaandeweg en is al dieper en dieper gaan verstaan wat het betekent om Lam van God te zijn en tegelijk Hogepriester naar de ordening van Melchizedek.

2.) Wat heeft Jezus dan precies geleerd op die weg van geleidelijke ontwikkeling? Hij heeft gehoorzaamheid geleerd. Niet de gehoorzaamheid van de kadaverdiscipline, bevel is bevel. Het moet omdat het moet. Hij heeft leren luisteren naar de roepstem van Zijn Vader om Priester te zijn. Hij heeft daaraan gehoor gegeven. Daar zit gewilligheid in. Jezus heeft dat wellicht ontdekt bij het lezen en overdenken van Psalm 110. U bent Priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. Dat heeft Hij geleerd bij het zingen van Psalm 2. U bent mijn Zoon. Ik heb u verwekt. Jezus heeft al zingend in de psalmen en lezend in de Schriften ontdekt wie Hij was en geleerd gehoorzaam te zijn aan Zijn roeping om het Lam van God te zijn en Priester tegelijk.

Zo is Jezus erachter gekomen dat Hij gekruisigd zou worden. Net na die vraag aan Zijn discipelen‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ en ‘Wie zeggen jullie dat Ik ben?’ en net na het antwoord vanPetrus ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’ zegt Jezus: ‘Maar weten jullie wel wat datbetekent? Als ik de Messias ben, dan ga Ik eraan.’ De profeten hebben gezegd, dan Ik zal moeten lijden, sterven en de vloekdood zal ondergaan. ‘Nee, nee, dat gebeurt helemaal niet’, zei Petrus. Jezus was eenzaam juist in het leren van gehoorzaamheid aan Zijn roeping om de lijdende Knecht te zijn.

3). Daarom staat er ook bij dat ‘Hij met luid geroep en onder tranen gebeden en smeekbedengeofferd heeft’ Jezus heeft als Priester niet alleen Zichzelf geofferd aan het einde van Zijn leven, maar Hij heeft ook tijdens Zijn leven gebeden opgeofferd aan Zijn Vader. Bij de biddende Jezus denk ik altijd aan serene eerbied en stille gemeenschap met Zijn Vader. Hier staat iets anders. Hij roept heel hard: ABBA, VADER! Het klinkt oneerbiedig, zo hard schreeuwt Jezus het uit naar de hemel. Zo heeft Hij gebeden, in Gethsemané en boven op de berg, met luid geroepen en onder tranen.

Offer

Zo is Hij de weg gegaan van dat ultieme offer het offer van gehoorzaamheid, het offer van het lijden vanwege de ontzagwekkende heerlijkheid en heiligheid van God. Omdat de Christus, de Messias aldeze dingen moest lijden. Het moest, maar niet als een opgelegde verplichting van buitenaf. Het moest van binnenuit, vanuit de liefde van zijn hart voor de heiligheid van Zijn Vader moest de Christus al deze dingen lijden.

Waarom moest dat dan? Dat is nog een andere vraag dan de vraag ‘Hoe zit het met het offer van Jezus?’ De Hebreeënbrief geeft het antwoord: zonder bloedstorting geen vergeving. Dat is de lijn van het Oude Testament. Uiteindelijk kom je uit bij de soevereiniteit van God. ‘Het behaagde de Heere om Hem te verbrijzelen.’ Dat is duizelingwekkend diep. Ongelooflijk, onbegrijpelijk. Dat is iets tussen de Vader en Zijn Zoon. Dat is een diep mysterie – theologisch het pactum salutis de eeuwige vrederaad van God – in het licht daarvan kunnen wij dus nooit uitleggen hoe zit het met het offer van Jezus. Onze God is een verterend vuur. Dat heeft Jezus geleerd toen hijgehoorzaamheid geleerd heeft. Zo is Hij volmaakt geworden (5:9). Hij was al volmaakt natuurlijk, zonder zonde, maar Hij is ook volmaakt geworden, toen Hij Zijn lijdensweg tot het bittere einde toe had afgelegd.

In die weg en door dat leerproces is Hij voor allen die hem gehoorzamen een oorzaak van deeeuwige zaligheid geworden. Dat is enerzijds heel inclusief, want we worden in Hem meegenomen,maar dat stelt ons anderzijds voor de vraag: als Jezus zo gehoorzaamheid geleerd heeft, hoe leer ik dan om Hem te gehoorzamen, om zijn stem te verstaan en Hem te volgen waar het Lam ook heengaat.

Plaats een reactie

search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close