Preek gehouden op 18 juni 2023 in de Dorpskerk van Vreeswijk (Nieuwegein) over Psalm 139 mij de voorbereiding op het Heilig Avondmaal.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Vorige week ontvluchtten wij ons eigen huis. Er wordt namelijk verbouwd en op dat moment waren er twee stukadoors, twee timmermannen en een elektricien aan het werk. Het maakte dat het wat onrustig was.
In ieder geval werden Lianne en ik er onrustig van.
Toen het internet afgesloten werd, besloten we uit te wijken naar Bodegraven, naar mijn moeder om precies te zijn.
Mijn moeder adviseerde om te gaan werken op de werkplak van mijn vader.
Mijn vader is in 2015 overleden, maar de werkplek is nog steeds de zijne…
Daar gezeten viel mijn oog op een stapel dunne boekjes.
Bij één exemplaar stond een paperclip, en die paperclip stak boven de andere boekjes uit.
Ik pakte het boekje met de paperclip en las:
Je diepste geheimen
De ene mens is veel opener dan de ander. Maar al ben je nog zo open, je hebt altijd wel iets dat je voor jezelf houdt.
Strikt privé. Dingen in je leven waar je met niemand over praat. Dat kan van alles zijn. Iets uit het verleden. Of iets uit het heden. Misschien wel iets dat te maken heeft met (je angst voor?) de toekomst. Je zou er voor geen goud met iemand over willen of durven praten. Als er een heel goede en vertrouwelijke band met iemand is ontstaan, praat je er misschien eens over. Maar ook dan licht je wellicht niet meer dan een tipje van de sluier op.
Toch kan het je zo enorm bezighouden. Waar moet je er mee naar toe?
Wat een voorrecht, dat je toch niet alles hoeft op te kroppen. Je mag er Iemand deelgenoot van maken.
Iemand, Die het al weet voordat Je het Hem vertelt. Wat geweldig, die uitweg naar boven. Je kunt er dag en nacht terecht. Op alle dagen van de week. En je mag er ook met alles naar toe. Zegt de Bijbel het ons niet? Ken Hem in al je wegen. Ja, werp al je bekommernis op Hem.
Het gedeelte trof me.
Gedachten schoten door mij heen.
‘Had mijn vader hartsgeheimen met wie hij met niemand praatte?’.
‘Had hij zorgen?’
‘Liep hij vast, of was hij vastgelopen op zaken, zonder dat ik dat ooit door gehad heb?’
Of had hij het stukje alleen gebruikt voor zijn eigen pastoraat?
Dat hij op bezoek bij iemand gezegd heeft: ‘Denk erom, er is altijd Iemand bij Wie je terecht kunt.
Altijd Iemand Die naar je luistert…’
‘Werp je zorgen op Hem, wat Hij zorgt voor je’.
Ik weet het niet.
Maar het gedeelte liet me niet meer los.
Want hartsgeheimen hebben we allemaal.
Zorgen ook.
Ik denk dat er hier heel veel mensen zijn, die zich zorgen maken.
Zorgen over kinderen.
Zorgen over ouders.
Zorgen over je partner.
Zorgen.
En zo kwam ik bij de Psalm die we vanmorgen lazen en gezongen hebben.
Psalm 139.
Dit lied is eigenlijk een gebed.
Een gebed, waarin David (of iemand die het aan David heeft opgedragen) aan het woord is.
Het gebed, het lied heeft hij natuurlijk niet zomaar geschreven. Je zou het een levenslied kunnen noemen.
Vrucht van levenservaring door schade en schande heen.
Je weet wel van de schade en schande in Davids leven.
Maar het lied en gebed is vooral geschreven in de hoop, dat het leven van iedereen die het leest, verandert.
Dus, dat ook jij en ik veranderen als we dit lied lezen.
Dat ons leven verrijkt wordt.
Verrijkt omdat we al lezend, al zingend beter zicht krijgen op wie God is.
Om van God uit, dan weer naar onszelf te kijken.
Als we het lied wat beter bekijken, valt op dat het vier coupletten bevat.
Vier coupletten van zes verzen: 1-6, 7-12, 13-18 en 19-24.
Elk couplet heeft een specifiek thema.
Elk couplet onthult iets over God en over de mens.
Het eerste couplet (1-6).
Het eerste couplet zou je het kopje ‘God kent ons’ kunnen geven.
Wat opvalt in die eerste zes regels, het eerste couplet, is dat als er Iemand in dit universum is Die ons kent, dan is dat God.
God kent ons.
Dat betekent trouwens oneindig veel meer dan dat Hij je naam weet.
Het betekent: God kent je door en door.
Beter dan jij je zelf kent.
Hij is helemaal vertrouwd met je.
Als je zit, als je opstaat,
Je gedachten.
Voordat je maar iets uitgesproken hebt, weet, kent Hij je gedachten al.
Hij weet het.
Je diepste intenties.
Je meest verborgen verlangens.
Hij is er mee vertrouwd.
‘U doorgrondt mij’…
Dat betekent ook ‘U begrijpt mij’.
God kent ons hart.
Voor de dichter, voor David is dat een grote ontdekking.
Wij mensen zijn voor onszelf soms, vaak een raadsel.
David zal zichzelf ook niet altijd begrepen hebben.
Wij begrijpen veelal onszelf niet helemaal.
Soms helemaal niet.
Maar God dus wel.
Hij kent ons.
Hij kent jou!
Beter dan jij jezelf kent.
Is dat niet wonderlijk?
Tegelijkertijd: is dat niet heerlijk?
Beantwoord het niet aan een heel diep verlangen.
Een verlangen dat wij allemaal hebben?
Wij willen als mensen gezien zijn.
Wij willen gekend zijn.
Jij toch ook?
Niemand wil er toch bij het koffiedrinken genegeerd worden?
Het is toch verschrikkelijk dat als jij niet zou komen, je niet gemist wordt?
Er niet toe doet… of zo.
Onopgemerkt blijft.
Eenzaam…
Gezien worden, gehoord worden.
Dat verlangen zit toch in ons allemaal?
Wat leert dit lied, dit gebed?
Nou: mensen kunnen aan je voorbij kijken, je negeren, maar deze God doet dat niet.
God kent jou.
Vergeet dat nooit!
In Frankrijk zag ik graven van militairen die sneuvelden in de Eerste Wereldoorlog; de Grote Oorlog wordt die daar genoemd.
Soms was de naam van slachtoffers niet meer te achterhalen.
Daarom zijn er graven waarop alleen deze woorden staan: ‘Known unto God’.
Bekend bij God.
Elk leven, ook dat van jou, is bij Hem bekend.
Voor David is dat een bron van verwondering.
God kent je niet alleen.
Hij gaat ook met je om.
In vers 5 staat het zo mooi: ‘U legt uw hand op mij’.
Zo gaat de God van de Bijbel met ons mensen om.
Elk individu is voor Hem waardevol.
Hij kent je en ziet je.
God is met ons (7-12).
Het tweede couplet zou je het kopje ‘God is met ons’ kunnen geven.
Het tweede couplet voegt dus wat toe aan het eerste ‘God kent ons’, namelijk ‘God is met ons’.
Dat gaat over Gods aanwezigheid.
God is zo dat je Hem niet kunt ontlopen.
Zou je naar de hoogste berg gaan (hij noemt zelfs de hemel als zichtbare kant van het gewelf), of naar de diepste plek op aarde (hij noemt zelfs de hel, het dodenrijk), ook daar zou God te vinden zijn.
David zou zelfs de zon achterna kunnen gaan, naar het andere einde van de aarde, maar ook daar zou God te vinden zijn.
Ja, David zou God helemaal vaarwel kunnen zeggen.
Voor Zijn aangezicht kunnen wegvluchten, maar ook dan nog zou God hem weten te vinden.
Denk maar aan Jona.
Die wilde de Middellandse Zee uit…
En toch…
David zou helemaal in het donker kunnen gaan zitten, maar dan nog zou God hem kunnen zien.
Denk aan Adam…
God is onontkoombaar aanwezig.
Nu kun je dat heel bedreigend opvatten.
God is overal.
Ook al wil je niets van Hem weten.
Hij weet je te vinden.
Pas maar op!
Maar voor David is dit alles een bron van troost.
Dat zien we in vers 10.
Waar ik mij als mens ook maar bevindt, God is in staat mij te leiden, ook daar zal uw Rechterhand mij vasthouden.
Hoe eenzaam je kunt zijn, hoe ver weg je je soms kunt voelen, Gods hand is er steeds.
Zijn hand zal je vasthouden.
Dat betekent ook: Hij zal je leven leiden.
Waar je ook bent, je leven is geborgen in Zijn hand.
Het derde couplet (13-18).
God heeft jouw bestaan gewild.
David gaat nog een stap verder in het derde couplet.
God kent je niet alleen, Gods hand houdt je niet alleen vast, maar Hij heeft ook je bestaan gewild.
Op een hele bijzonder manier verwoordt hij dat in het derde couplet.
Ik loof u omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben.
Als ik naar mijn lichaam kijk, hoe al die organen en cellen functioneren, dan ben ik een wonder op zich.
Elke maand krijg ik een prik in mijn oog in het ziekenhuis. En daar in het ziekenhuis hangt een vergroting van een oog.
Allemaal bloedvaatjes, pupil, iris.
Nou ja, je hebt vast wel eens een oog gezien.
Maar wat wonderlijk he.
En dat is dan alleen nog maar een oog.
Je spraak.
Je armen.
Je benen.
Nagels.
En dat allemaal weer opgebouwd uit miljoenen cellen.
Wat zeg ik.
Elk mens bestaat uit 30 tot 37,2 biljoen cellen.
Van die kleine bouwsteentje.
En een enkele cel is op zich ook weer een complete fabriek waarin alles met alles verbonden is en samenwerkt: het DNA en nog veel meer.
Daar sla je toch helemaal van op tilt.
Je hoeft er geen gelovige voor te zijn, om diep onder de indruk te zijn van het menselijke leven.
Het leven is een wonder.
Vers 13 zegt: U hebt mijn nieren geschapen.
Dat gaat niet zozeer over de organen, maar over ons diepste wezen, ons zelf, onze psyche.
Dus over wie je bent.
Je gaven en talenten.
Je verlangens.
Je dromen.
God heeft je zo gemaakt, als uniek mens.
Zoals jij is er geen tweede.
God heeft jou, heeft ons in de moederschoot geweven. Hij heeft ons ongevormde begin gezien.
Dat is het Hebreeuwse woord voor embryo.
U was met mij, zegt David, toen ik nog een embryo was.
U was erbij in de schoot van mijn moeder.
Mijn levensdagen staan in uw boek.
Toen al droeg u zorg voor mijn leven.
Daarom heeft het leven van mensen dus grote waarde. God was er vanaf het prille begin bij betrokken.
Hij heeft ons bestaan gewild.
Even tussen haken: Daarom staan in de kerk, als kerk pal voor de beschermwaardigheid van het leven.
Aan het begin, als het nog in de moederschoot is.
Aan het einde, als het broos en kwetsbaar is.
Want het leven is een geschenk.
We ontvangen het uit Gods had.
Of het nu gezond is of kwetsbaar of gehandicapt.
Gaaf of anders begaafd.
Elk leven is kostbaar in Gods ogen.
Daarom zijn we ook intens verdrietig als het leven voortijdig ten einde komt.
Als een kind sterft in de moederschoot.
Of vlak daarna.
Of lang daarna.
Het leven is van grote waarde.
Weet je, hoe ik dat ook weet?
Omdat Jezus de hoge prijs, de hoogste prijs wilde betalen, die aan onze ongehoorzaamheid vastzat.
Hij gaf Zijn leven voor vrienden en voor vijanden.
Voor mensen die Hem de rug toekeren.
Hij liet zich voor hen breken aan het kruis.
Waarom?
Omdat voor God elk leven zo kostbaar is dat Hij het wil verlossen uit de macht van de zonden en de dood.
En dan vraag ik.
Is dit niet een bron van troost?
Ja toch?
Psalm 139 is toch een geweldige boodschap.
Dat er Iemand is met een hoofdletter, die je kent, die je beter begrijpt dan jij jezelf begrijpt.
Dat je gezien bent en gezien wordt.
Dat voor God je leven ertoe doet.
Dat je er mag zijn omdat Hij jou gemaakt heeft.
Dat is toch een geweldige boodschap om door te geven.
Maar ik zeg nog geen ‘amen’.
Want er is een vierde couplet (19-24).
En die heb ik ‘God is heilig’ genoemd.
Het laatste couplet veronderstelt de heiligheid van God.
Er zijn namelijk dingen die totaal niet passen bij wie God is.
Het laatste couplet legt het probleem op tafel van het menselijke hart.
In dat hart van ons mensen zit van alles en nog wat dat het daglicht niet kan verdragen.
En dat is het diepe probleem van ons mensen.
We hebben elke keer weer de neiging om mensen op een voetstuk te plaatsen.
Een bijzondere sporter.
Een politicus.
Een zanger.
Misschien wel een dominee.
We eren en vereren mensen en verwachten er vaak veel van.
Maar als onderzoeksjournalisten gaan graven, komen zij vaak van alles tegen dat minder fraai is.
Misstappen.
Overtredingen.
Dingen die niet goed zijn.
Je hebt vast afgelopen jaren ook wel meegemaakt hoe makkelijk mensen van hun voetstuk kunnen vallen.
Zelfs in ongenade kunnen vallen.
Denk aan Matthijs van Nieuwkerk.
Ali B.
Marco B.
Opmerkelijk.
Wij weten ons vaak geen raad met de donkere en duistere kant van de mens.
Met wat de Bijbel zonde noemt.
Daarover gaat dit laatste couplet.
David ziet zichzelf aan de kant van God staan.
Zou ik niet haten wie u haten?
Vanuit God gezien voelt hij een diepe verontwaardiging over waartoe mensen in staat kunnen zijn.
Mensen die vrome woorden gebruiken, maar ondertussen anderen naar het leven staan.
Daar weet David ook alles van.
Kijk, er zijn vormen van kwaad, waar we terecht een hartgrondige afkeer van mogen hebben.
In het derde couplet ging het over het jonge kwetsbare leven.
Je moet er toch niet aan denken dat iemand met zijn of haar handen aan je zoon of dochter zit?
Als er situaties zijn van misbruik?
Of als je kind getreiterd en gepest wordt.
Dan sta je als ouder op.
Dan komt er een woede in je los.
Wraakgevoelens.
Boosheid en afkeer die gerechtvaardigd zijn.
En zo’n wraakgebed is dan zeer begrijpelijk.
Het recht moet zijn loop hebben.
Maar de dichter is er ook niet gerust op.
Zijn zijn motieven zuiver?
Gaat ik in mijn boosheid niet te ver?
O God, beproef mij en zie of er bij mij een schadelijke weg is. Leid mij op de eeuwige weg.
Achter deze woorden zit een diep besef van de heiligheid van God,
Maar ook en vooral het besef dat ons menselijk hart vaak helemaal niet zo zuiver is.
Het slot van deze Psalm legt de ambivalentie van ons mensen bloot.
Het dubbele.
Aan de ene kant hunkeren we naar aandacht en contact.
We willen door de mensen gezien en gekend worden. Maar liever niet al te dichtbij.
Diep in ons hart zijn we bang dat mensen echt alles van ons weten.
Want als mensen alles weten…
Zouden ze dan nog wel met ons willen omgaan?
Dat is de paradox van het menselijke leven.
We hunkeren naar gekend zijn en tegelijk zijn we vreselijk bang dat mensen echt alles van ons weten.
Zou jij willen, dat hier op een groot bord alle dingen geschreven zouden worden die je in de afgelopen 24 uur hebt gedacht of gedaan?
Zou jij willen dat iedereen kan lezen wat er leeft in je hart?
Wat zou er trouwens dan op dat bord komen te staan? Je angsten,
Je gevoelens van lust of onreinheid?
Negatieve gedachten over iemand?
Je vooroordelen?
Je heimelijke, stiekeme zonden?
Als alles op zo’n bord staat zou je je zomaar schamen, denk ik.
Als mensen alles van mij zouden weten, wie wil er dan nog met mij omgaan?
Wie zou mij dan nog liefhebben?
Wie zou mij nog serieus nemen?
Gemeente.
Ik ben blij dat dit laatste couplet er ook staat.
Weet je waarom?
Omdat het mij terugwerpt in de armen van de Heere Jezus.
Want wat is het evangelie?
Het evangelie vertelt mij dat Christus alles van mij weet.
Hij kent mijn hart door en door, dat dubbele, van het goede willen maar soms het kwade doen.
Of van het goede helemaal niet willen doen.
Die dwarsheid en dubbelheid.
Hij kent mijn hart door en door.
En toch… heeft Hij mij lief.
Niets kan mij scheiden van de liefde van God in Jezus Christus.
Niets kan ons scheiden van de liefde van God in Jezus Christus.
Dat is de meest bevrijdende boodschap die wij mensen maar kunnen horen.
Het enige dat ik ervoor hoef te doen, is overgave.
Mijn leven aan Hem geven, in Hem geloven.
En bidden: leid mij op de eeuwige weg.
Maar dat weet je al he.
Dat heb je toch allang gedaan, of niet?
Wie gelooft heeft het leven, wie niet gelooft heeft het leven niet.
Dat veronderstelt een keuze, net als bij de dichter van Psalm 139.
Hij is verwonderd over wie God is, maar hij is ook bezorgd over zijn eigen hart.
Als jij bezorgd bent over je eigen hart, ben je bij Christus aan het juiste adres.
Dat kwade hart van mensen; de haat, de valsheid, het onrecht, het is allemaal over Hem heen gekomen.
Hij heeft het gedragen aan het kruis.
Ook voor jou.
Met het ergste van ons, met het ergste van jou is gerekend.
Door zijn dood, in de weg van het geloof ontvangen wij vergeving en worden wij met God verzoend.
En weet je, als we God om hulp vragen in de worsteling met ons hart, komt Hij ons te hulp door de Heilige Geest.
De Geest die Christus voor ons heeft verworven.
Hij zal ons helpen en leiden op de weg die eeuwig is. We staan in de strijd niet alleen.
God kent je als geen ander.
Geen put is te diep of situatie te moeilijk, Zijn hand weer je te vinden en verder te helpen.
Je mag er zijn, je leven is door God gewild.
En: God weet raad met de duistere kanten van je leven.
Dat heeft Hij in Jezus laten zien.
Hij weet alles van je, en heeft je lief op een onvoorstelbare manier.
Kom dan volgende week.
Ik laat het je niet alleen horen, maar volgende week mag je het ook zien.
Mij lichaam voor jou.
Mijn bloed, voor jou.
Amen.
Kan het zijn dat ik deel 2 mis, het vervolg.
Kan het zijn dat ik een “gedreven” slotzang, Ik ben die Ik ben, bemerkte.
Groet,
Joop.