
Pantaloni vertelde het me al: ‘In het ziekenhuis moet je niets en hoef je niets. Geen gezeur aan je hoofd. Geen druk’. Achteraf heeft hij de periode in het ziekenhuis na zijn hartinfarct als goed ervaren. Achteraf. ‘Achteraf is het mooi wonen’, zei Theo Maassen.
Van de week bedacht ik dat de tijd in de Hoogstraat best relaxed was. Overzichtelijk ook. Slapen, eten, therapieën, eten, therapieën, eten, bezoek en slapen.
Die regelmaat, dat ritme is ten einde. Het ritme van de getijdengebeden[i] ook. Net als de maandenlange vakantie. Ik merk dat het drukker wordt. Neem alleen deze week al. Maandag was er de preekkring, waar een vrolijke, olijke dominee zijn naam verloochent en een goede en mooie preek houdt. Dinsdag moet ik naar de Hoogstraat voor een loopspreekuur. Woensdag moet er bloed geprikt worden en probeer ik de kapper in een opgebroken binnenstad te bereiken. Donderdag is het sporten geblazen bij de bondscoach. De rest van de tijd probeer ik vooral te lezen in Van den Belts Geestspraak. Morgen is namelijk de studiedag over Henks laatste pennenvrucht in Woudenberg.
Hopelijk zal het boek een zegenrijke uitwerking hebben in gemeenten.
Dinsdag ben ik dus weer terug in de Hoogstraat voor een zogenaamd ‘loopspreekuur’. Dat lopen gaat namelijk niet echt geweldig. Dokter Mout stelt die morgen zelfs een operatie voor. Het kinkt allemaal een beetje eng. Al wordt gezegd ‘We hebben er heel goede resultaten mee bereikt. Goed, je moet wel een tijdje revalideren, maar…’
Voor het eerst denk ik ‘Het komt nooit meer goed met m’n lopen.’ En tegelijkertijd zegt een stem in mijn hoofd ‘Ik ben er ook nog. Zelfs als niemand met Mij rekent’.
Verwarrend allemaal. Zeker als je het vergelijkt met de weken ervoor. Op donderdag 29 augustus zegt de bedrijfsarts dat ik weer ‘klein’ mag beginnen. Op maandag 2 september praat ik erover door met de arbeidsdeskundige en een delegatie van de kerkenraad. Op dat moment denk je ‘Misschien ben ik het nieuwe jaar wel weer helemaal terug’.
Ja, weer aan het werk kunnen, daarover kun je je druk maken. Maar het is kouwe drukte als je op 30 augustus geappt wordt dat je moeder na een hartinfarct per ambulance naar het Groene Hart Ziekenhuis is vervoerd. Het infarct blijkt ze later al dagen eerder gehad te hebben, maar ‘het ging daarna wel weer’. Nota bene op advies van een vriendin is de dokter pas gebeld. Die heeft haar nagekeken en naar het ziekenhuis gestuurd.
Inmiddels is ze naar de Ronssehof om verder te revalideren. Daar zal ze nog wel een week of drie moeten aansterken.
Dan begint het dinsdagavond te regenen en komt er zomaar water uit het plafond van de badkamer zetten. Bedrukt ga ik slapen. De volgende dag worden zaken tijdelijk hersteld. Een bevriend aannemer rekent even voor wat de kosten van de reparatie zijn. ‘Wil je het goed doen, dan…’ zorgt voor enige financiële druk in Huize Glismeijer.
Totdat je je afvraagt: ‘Waar maken we onze allemaal druk om? En waar moet je je echt druk om willen maken? Maak ik mezelf vaak niet druk om randzaken? Zelfs in de kerk?’.
Plots zie ik de vader van Chaja uit Left Lugage[ii] voor me. Hij – de overlevende – zegt en leert ‘Nooit weggaan zonder “Ik hou van je” te zeggen’. En ik denk ‘Liefhebben, daar zouden we ons eens druk om moeten maken’.
Dominee Abma leerde ons ooit dat de oude apostel Johannes op zondag in de gemeente veelal aan het einde van dienst naar voren werd geschoven. De oude man mocht nog wat zeggen. De jongeren moesten een beetje gniffelen, want zij wisten wat er kwam. Hij zei namelijk altijd hetzelfde. Hij zei: ‘Mijn kinderen, heb elkaar hartelijk lief’.
[i] Zie https://glismeijer.com/2024/07/01/in-het-klooster/, d.d. 2024-09-12.
[ii] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Left_Luggage, d.d. 2024-09-12.
Goedemorgen allebei, dat zijn geen vrolijke berichten wat ik zoal lees. Sjonge jonge.
We kunnen alleen maar onze handen 🙏🏾 vouwen en bidden om kracht.
Sterkte in de Heere en wederom hartelijk meelevende groeten,
van Li@🙋🏽♀️