Preek over Zondag 4 van de HC gehouden in de Dorpskerk van Vreeswijk (Nieuwegein) op 30 maart 2025. Gelezen Job 9:1-15 en Romeinen 2:1-11, voortzetting en dankzegging Heilig Avondmaal.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus
Past Zondag 4 eigenlijk wel bij een Avondmaalszondag.
Moet je geen Bijbelgedeelte bepreken over dankzegging?
Het werd me afgelopen week gevraagd.
Er werd voorzichtig bij gezegd: Zondag 4 lijkt me geen Zondag waarvan je gaat zingen of dankzeggen.
Zondag 4 kan inderdaad somber maken.
Hetzelfde geldt trouwens Zondag 2 en Zondag 3.
Die moet je echt verwerken.
Heb je de vragen en antwoorden van Zondag 2 en 3 al verwerkt?
Dat wij onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd zijn tot alle kwaad? (Zondag 3 v&a 8)
Dat wij allemaal van nature geneigd zijn God en de naaste te haten? (Zondag 2 v&a 5)
Je hebt – denk ik –een leven nodig om dit allemaal een beetje te verwerken en voor waar te houden.
Want Zondag 2 tot en met 4 liegen er niet om.
Al is het allemaal waar.
En je kunt niet eens zeggen: ‘Nou, dank u wel voor de informatie, dominee’, om vervolgens vrolijk verder te leven.
Nou ja, het kan wel, maar het is niet de bedoeling.
Trouwens, na het Avondmaal wil je toch nauw leven? Nauw, innig verbonden met Jezus.
Goed.
Even voor de helderheid, zodat je het hopelijk allemaal kunt volgen.
Nadat in Zondag 1 gezegd is dat er maar één houvast is in leven en sterven, namelijk dat God in Jezus vasthoudt is de Catechismus opgebouwd in drie stukken, drie delen: (1) ellende, (2) verlossing en (3) dankbaarheid.
Nou vermoed ik dat mensen liever over verlossing en dankbaarheid horen en horen (s)preken.
Je kunt zelfs denken: We hebben Avondmaal gevierd, nu gaan we voor de Heere aan het werk.
Wat moeten, wat kunnen we doen…
Wij voor Hem, dus. En daar alle nadruk op leggen.
Maar vergeet nooit: Het begint altijd met Hij voor ons.
Niet wij voor Hem, maar Hij voor ons.
Zondag 4
Met Zondag 4 zitten we in dat eerste deel, de ellende.
Een cruciaal deel, want dit gedeelte maakt het verschil met Rome duidelijk.
Trouwens niet alleen met Rome (Remonstranten, Dopersen, Coornhertisten, enz.).
Om de lijn een beetje vast te houden.
Zondag twee ging over de wet van God.
Zondag drie over de mens.
Zondag 4 handelt over het recht van God.
Het is de laatste Zondag van het deel Ellende in de Catechismus.
Vraag negen.
Hier wordt gesproken over de mens na de zondeval, na Genesis 3.
Doet dan God den mens niet onrecht, dat Hij in Zijn wet van hem eist wat hij niet doen kan?
Is het rechtvaardig van God aan de mens iets te eisen wat die mens niet kan en die mens dan te veroordelen?
God geeft wetten.
God geeft de wet.
Die wet stelt eisen aan jou en aan mij.
U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.
Ik weet niet of je het al ontdekt hebt.
Maar het lukt niet om volledig aan die eis van de wet te voldoen.
Hoe hard je ook je best doet.
Zou je dan niet door de knieën gaan en zeggen:
Heere God, als het over Uw wet gaat.
Ik probeer het wel, maar het lukt niet.
Mijn naaste liefhebben als mijzelf, U boven alles.
Ik heb ontdekt dat ik het niet kan, het lukt me niet.
U staat in ‘t volste recht als U mij veroordeelt.
God eist in Zijn wet wat ik niet doen kan, maar dat is geen onrecht van God.
Wij denken vaak dat God ons maar moet nemen zoals wij nu eenmaal zijn, zoals wij dan geworden zijn.
Een aai over de bol, da’s fijn.
Hij mag zeggen ‘Je mag er zijn’.
Maar Hij moet niet met Zijn geboden aan boord komen, want die kan ik niet houden.
Doet God de mens daarmee niet onrecht?
Deze vraag is niet zo onschuldig als hij lijkt.
Want als het antwoord ‘Ja’ zou zijn, dan doet God mij onrecht en ontspring ik de dans.
Dan kan mij de wet niet meer gelezen worden.
Dan ben ik van de wet af.
En daarom staat zo nadrukkelijk ‘Neen Hij’.
Verre zij God van onrecht.
God is rechtvaardigheid Zelf.
God houdt de mens, jou en mij vast aan het oorspronkelijke ontwerp waarvan Hij zei ‘Zeer goed’.
Gemeente, de HEERE heeft recht op ons leven.
Op het leven van ons allemaal.
Ook van mensen die niets van God willen weten.
Want als wij mensen niets van God willen weten.
Wiens schuld is dat?
Is dat Gods schuld?
Nee, dat is de schuld van de mens.
Maar mag God dan niet meer eisen omdat mensen zo geworden zijn?
Moet de Heere mensen maar nemen zoals zij nu eenmaal zijn?
Zou dat ook niet betekenen dat Hij ze moest laten zoals zij nu eenmaal zijn.
Maar God zegt: ‘Ik neem je niet zoals je bent’
Wat erg?
Ja, maar ook hoopvol!
Want de Heere God zegt ook ‘Ik laat je ook niet zoals je bent. Ik maak een nieuw mens van je’.
Dat is toch geweldig nieuws.
Mensen kunnen aan kerk, aan geloven de brui geven.
‘Laat maar gaan, laat maar lopen’.
Maar God laat de mens niet lopen.
Ook jou niet.
God laat ook de zonde – al dat kromme, al dat verkeerde – niet op z’n beloop.
Dat brengt ons bij vraag 10.
Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten?
Op overtreding staat straf.
Ook God straft de zonde.
Dat zet klem bij de wet.
Verboden gaan in de Bijbel gepaard met strafbepalingen.
Dat is in onze samenleving niet anders.
God is rechter die ’t beslist
Ja, maar toch anders dan aardse rechters.
Stel je moet voorkomen voor een zaak.
Je hebt wat gedaan.
Stel dat de rechter boos, woedend tegen je begint te spreken.
Dan zou je kunnen zeggen: ‘Meneer de rechter, ik heb u toch niets gedaan?’.
Maar tegen God, de hemelse Rechter kunnen we, kun je niet zeggen ‘Ik heb U toch niets gedaan?’.
Want je hebt Hem wel wat gedaan.
Je hebt Hem door zonden verdriet gedaan.
Je hebt Hem door zonden vertoornd.
Dagelijkse en aangeboren zonden verklaren je schuldig tegenover God.
En God duldt de zonde niet.
Dat is de gerechtigheid van God.
Psalm 7 zegt
12God is een rechtvaardige Rechter,
een God Die iedere dag toornt.
God kan de mens niet nemen zoals Hij is.
Hij wil het ook niet.
Hij toornt.
En nu moet ik op mijn woorden letten, want het gaat er niet om elkaar bang te maken vanavond.
Trouwens: geen mens heeft ooit God gevonden door bangmakerij.
Bangmakerij in de kerk brengt meer psychische trauma’s dan christelijke bekeringen.
En toch stel ik de vraag.
Ben je wel eens van en voor de toorn van God geschrokken?
‘Moet dat dan?’, vraagt iemand. ‘Ik zat aan tafel’.
Maar dan weet je toch dat God toornt tegen de zonde?
Dan weet je toch dat God zonde en zonden ernstig neemt?
Daarmee is het toch ook een ernstige zaak voor jouzelf geworden?
Zojuist hoorden we Job zeggen
‘…hoe zou een sterveling rechtvaardig kunnen zijn voor God?
3Als hij ertoe genegen is Hem ter verantwoording te roepen, niet één op de duizend keer zal hij Hem antwoord kunnen geven.’
Eenvoudiger gezegd: Als ik God als rechter voor me krijg en Hij roept me ter verantwoording, dan zou ik met een mond vol tanden staan.
Paulus zegt ‘Nu wij dus deze vrees voor de Heere kennen, bewegen wij de mensen tot het geloof’.
God is recht.
Hier in de Heidelberger horen we Zijn rechterlijke vonnis: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.
Vervloekt.
Dat is niet slechts tijdelijke maar ook eeuwige straf.
Ik geef toe.
Het zijn allemaal verschrikkelijke woorden.
Schrik je ervan?
Ik eerlijk gezegd wel…
Je krabt achter je oor.
En vraagt je af: Is dan God ook niet barmhartig?
Kunnen we nadat we van gerechtigheid hoorden in hoger beroep bij de barmhartigheid?
Kun je gerechtigheid uitspelen tegen barmhartigheid?
Nee, bij God niet.
Wij kunnen en we moeten ook geen wig drijven tussen rechtvaardigheid en barmhartigheid.
Waarom niet?
Nou dan zouden wij het kruis van de Heere Jezus verijdelen.
Aan het kruis heeft God bewezen dat Hij én rechtvaardig én barmhartig is.
Rechtvaardig
Er is een wet van God, dat is een eis van God.
Ik beantwoord niet aan de eis.
God is heilig. Hij kan het er niet bij laten zitten.
Wat resteert is vloek en dood.
Erger nog, de hel.
Daar hadden we het van de week op catechisatie over.
De rillingen lopen toch over je rug.
Vanavond vraagt de HEERE aan jou:
Doe ik jou soms onrecht, als Ik van jou de liefde tot Mij en tot de naaste eis?
Valt Mij iets te verwijten?
Of moet Ik jou je overtreding verwijten?
We hebben het Avondmaal gevierd, Zijn dood, Zijn sterven.
Blader eens door naar Zondag 15.
Al die erge, enge woorden als toorn Gods, straf en verdoemenis (vervloeking) komen er terug.
Er wordt in Zondag 15 gevraagd:
Wat verstaat gij door het woordeken: ‘geleden’?
Dat Hij aan lichaam en ziel, den gansen tijd Zijns levens op de aarde, maar inzonderheid aan het einde Zijns levens, den toorn Gods tegen de zonde des gansen menselijken geslachts gedragen heeft,
opdat Hij met Zijn lijden, als met het enige zoenoffer,
ons lichaam en onze ziel van de eeuwige verdoemenis verloste,
en ons Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven verwierve.
De catechismus wil ons met Zondag 4 brengen bij het kruis van de Heere Jezus, opdat je houdt bij Jezus alleen.
Vanavond staan wij aan de voet van het kruis.
Christus ziet op ons neer.
Hij zegt tegen ons, tegen jou en mij: ‘Vind je die vragen en antwoorden moeilijk?’.
‘Nou Heere, eerlijk gezegd wel…’.
Hij zegt: ‘Ik heb het er ook moeilijk mee gehad, hoor’.
Misschien denk je ‘Zware woorden, zo deprimerend, zo verstikkend. Het is net of ik onder die woorden begraven word’.
Jezus zegt: ‘Ik heb eronder begraven gelegen. Maar Ik leef! Ik ben uit de doden opgestaan. De steen van het graf is weggerold. Vader zei: Kom er maar uit’.
Gemeente, de Heidelberger, de gereformeerde leer is radicaal: Jezus alleen en helemaal.
Niet een beetje Jezus en een beetje van onszelf.
God heeft op een zeer radicale wijze jouw en mijn zaak aangepakt in Christus Jezus. Aangepakt, afgehandeld.
Onze zaak is door de Rechter afgehandeld.
Afgehandeld met Christus Jezus, de laatste Adam.
Zo is er dan geen verdoemenis meer, geen oordeel, geen vloek, geen toorn tegen degenen die in Christus Jezus zijn.
We vierden het Avondmaal.
We gedachten en geloofden: Zijn lichaam voor ons.
Zijn bloed voor ons.
Zondag 4 past eigenlijk wel bij een Avondmaalszondag.
Zondag 4 dankzij Zijn offer toch een Zondag waarvan je uiteindelijk gaat zingen en dankzeggen.
Amen

Gezond en levensreddend wanneer genade verdiept wordt.
Het woord haten kan vervreemdend werken in onze beleving maar wordt duidelijker wanneer het vertaald wordt met” op de tweede plaats zetten.”
Groet,
Joop.
Dank, zal het er een volgende keer (als die er ooit nog komt) bij zeggen.
Bij Van Dale lees ik o.a. een afkeer hebben van iem. of iets’.
mijn achterhoofd zegt dit n.a.v. een preek over Jacob heb Ik lief gehad en Ezau heb Ik gehaat.