
Soms heb je ooit gelezen artikelen die zomaar omhoog ploppen in je hoofd. Zo moest ik vandaag denken aan “Ultra-Gereformeerd en Vrijzinnig” van Van Ruler[i]. Het is geschreven in 1971, maar nog steeds komt het af en toe opborrelen.
Gisterenavond plopte een artikel van Gijsbert van den Brink over de kerk in 2038 op. Het artikel heet niet zo, sterker er is bij mijn weten zelfs geen artikel dat zo heet. Maar in 2013 schreef hij een in Theologia Reformata– een theologisch tijdschrift voor gereformeerde theologie – naar aanleiding van het 600-jarig bestaan van Nijkerk over de kerk in 2038. En daarin probeerde hij zich zo concreet mogelijk voor te stellen hoe die kerk er in 2038 uit zou zien.[ii]
In zijn voorstelling sluit hij aan bij een uitspraak van de Britse theoloog Alister McGrath die aan het begin van de 21eeeuw het ‘einde van het protestantisme’ voorspelde. Daarbij doelde hij op – wat wij zouden noemen – de normale protestantse erediensten. Klassieke diensten met klassieke Psalmen en gezangen, met ambten, zwarte pakken en toga, waarin name de preek centraal staat, zullen verdwijnen. Tegelijkertijd ziet McGrath de kerk zich ontwikkelen richting twee stromingen: een evangelische stroming en een meer katholieke stroming.
Van den Brink belicht vervolgens de ontwikkelingen van “evangelicalisering” en “katholisering”, en voegt daar de ontwikkelingen van “oecumenisering” en “consolidering” aan toe. Allemaal moeilijke woorden, maar wat het in de praktijk betekent, legt hij in onderstaande voorbeelden duidelijk uit. Zo zullen in 2038 de diensten er uit uitzien…
Evangelicalisering
“Waar de dienst nu stipt om 9.30 uur begint met een optocht van keurig op een rij binnenkomende ambtsdragers, zie ik dan al minutenlang een aanbiddingsleider bezig, die begeleid door een professionele band op een beamer geprojecteerde Engelstalige Hillsong-liederen ten gehore brengt. Wie wil mag natuurlijk meezingen, ook na het welkomstwoord dat naadloos overloopt in een eerste spontaan gebed. Dat welkomstwoord markeert natuurlijk het begin van de dienst, maar toch niet heel duidelijk want de hele dienst door zullen mensen in en uit blijven lopen. Na het langdurige inzingen, af en toe onderbroken door een opwekkend woordje van een zanger of toetsenist op het podium, gebeurt er iets met en voor de kinderen voordat die de zaal verlaten. Mogelijk is er nog een speciale gast die iets mag zeggen of even toegesproken wordt. Daarna zal iemand in spijkerbroek een gedeelte uit de Bijbel gaan lezen. Vervolgens komt iemand naar voren die zich nog niet eerder heeft laten zien en zich in zijn kleding ook niet van de overige kerkgangers onderscheidt: de eigenlijke voorganger.
Die houdt de preek met een thema als uitgangspunt, geen bijbelvers, al trekt hij met behulp van powerpoint wel allerlei lijnen door de Bijbel. Hij (theoretisch kan het ook een zij zijn, maar in de praktijk zal dat niet zo vaak gebeuren) is echter wel degelijk een goedopgeleide theoloog die weet hoe hij een toespraak op moet bouwen en die niet elke zondag hetzelfde zegt.
Gemeenten met voorgangers die dat niet kunnen, zullen namelijk geleidelijk aan leeglopen doordat het consumentisme onder kerkgangers alleen nog maar verder toe zal nemen.
De preek die gehouden wordt is intussen bepaald meer dan een praatje of overweging. Ze valt te kwalificeren als inhoudelijk, instructief, appellerend en warm. Emoties zijn nooit ver weg. De bevindelijke traditie krijgt hier om zo te zeggen een zeer eigentijdse doorstart. Theologisch, zo schat ik in, is de preek gereformeerd – al durf ik niet te voorspellen of dat een meer calvinistisch of een meer arminiaans soort gereformeerd zal zijn (dus of het handelen van God of juist het antwoord van de mens theologisch de doorslag zal geven).
Maar vermoedelijk zal men het verschil nauwelijks meer opmerken, en als dat al zo is zal men het niet belangrijk vinden want met dogmatische scherpslijperij heeft men niet veel. De preek is overigens niet kort; ze is zelfs nog altijd het hart en de climax van de samenkomst. Ze gaat op haar beurt ook weer naadloos over in een kort gebed van toewijding, waarna de band voor een moment van inkeer zorgt. Dan is er de voorbede. Die zal er helaas niet meer zijn voor mevrouw A uit het verpleeghuis die haar heup gebroken heeft of voor broeder B (van wie ook al niemand precies weet wie het is) die een nare kniepeesoperatie moet ondergaan. Nee, de aanwezigen worden uitgenodigd briefjes in te leveren met een aanduiding van wat hen bezighoudt en wat ze de Here God willen voorleggen; thema’s daaruit (zoals ziekte en gezondheid, kinderen met problemen etc.) worden dan door enkele gebedsleiders in de voorbede gebracht. Voor wie het toch specifieker en persoonlijker wil, staat na afloop van de dienst een gebedsteam klaar. Gecollecteerd wordt er natuurlijk ook in de dienst, al zal de collecte vermoedelijk de vorm hebben aangenomen van een uitnodiging om mobieltjes tevoorschijn te halen en aan de hand daarvan een bedrag over te maken, meestal naar de gemeenteleiding maar af en toe ook naar een goed doel. De dienst eindigt ten slotte met nog enkele praisesongs en een kort gebed om zegen, waarna in de aangrenzende open ruimte de koffie klaar staat. Mogelijk herhaalt de hele gang van zaken zich na een half uur voor een ander deel van de gemeente.”
Bovenstaande dienst vindt overigens plaats in de Evangelisch-Gereformeerde Kerk (EGK). De PKN is namelijk samen gegaan met de NGK, grote delen van de CGK en GKV en ‘losse’ evangelische gemeenten die hun bekomst gekregen hebben van dominante charismatische leiders en behoefte hebben aan meer bovenplaatselijke structuren.
Daarom de term “oecumenisering”. “Bij steeds meer leden van de verschillende kerken is het absurde doorgedrongen van de haast eindeloze versplintering waarin het klassieke protestantisme is terechtgekomen. Het zou me niet verbazen als er een generatie zal opstaan die daar niet meer het hoofd over schudt om er vervolgens toch maar gewoon mee door te gaan, maar die er daadwerkelijk mee zal gaan breken. Dat komt vooral doordat de binding aan de specifieke identiteit van bijvoorbeeld een vrijgemaakte of een gereformeerde bondsgemeente in ijltempo afneemt – we zien dat natuurlijk nu al gebeuren. Jongeren kunnen aan elkaar echt niet meer uitleggen waarom ze nu juist christelijk-gereformeerd of hervormd-gereformeerd zijn en niet iets anders. Ze verstaan zichzelf als christen, en dan een hele tijd niets, en voegen dan misschien nog een keer een nadere bepaling toe. Die laatste is overigens altijd voorlopig en inwisselbaar; ga je verhuizen, dan bepaal je je kerkelijke keus uiteraard weer geheel opnieuw. Die afname van kerkelijk besef is misschien niet alleen maar negatief te waarderen. Laten we wat dat betreft niet te veel kwaadspreken van de jongeren. Zij zullen immers ook het woord van Christus uit Johannes 17 ‘Opdat zij allen één zijn’ in hun gewetens voelen branden, en zich niet met allerlei gekunstelde exegeses van het appèl van dat woord willen afmaken.
Mijn verwachting is dat nogal wat gereformeerden zich over 25 jaar zullen herkennen in het type liturgie dat ik zojuist schetste (en dat in feite een kopie is van de manier waarop momenteel al de diensten verlopen in een Redeemer Presbyterian Church te New York, rond Tim Keller, of voor wie het dichterbij wil zoeken, bij een Crossroads-gemeente in Amstelveen). (…) Velen van hen zullen overigens ook in kleinere groepen huis aan huis samenkomen; maar hopelijk zal men elkaar toch zeker op zondag ook in grotere verbanden willen blijven ontmoeten.”
Katholisering
Met bovenstaande is niet alles gezegd. “Er zullen in 2038, God willing, echter ook nog wel andere christenen in Nederland zijn. Dat zijn die groepen uit allerlei protestantse gemeenschappen die de voortgaande evangelicalisering absoluut niet kunnen meemaken. Voor een deel komen ze uit tradities die er nu al niet veel mee hebben, zoals meer vrijzinnige vormen van protestantisme; voor een ander deel komen ze uit orthodoxe milieus, maar voelen ze zich hoe langer hoe meer een vreemde worden in hun eigen gemeente. Ze zien ook wel dat dit is wat de meerderheid wil, en dat erop zichzelf misschien niet zoveel kwaad in schuilgaat, ook omdat het allemaal zeer oprecht en gemeend is; ze protesteren daarom ook niet al te hevig. Maar ze lijden er intussen wel onder, want ze kunnen er onmogelijk in meekomen. Geregeld zitten ze met kromme tenen in de kerk en storen ze zich aan wat ze ervaren als platte teksten, goedkope emoties, drammerige gebeden en slechte muzikale smaak. Ook het aantal decibellen kan hen niet bekoren. Zij komen immers juist naar de kerk om tot rust en stilte te komen.
Waar kunnen zij terecht? Hoe ziet een dienst eruit waar zij zich wel bij thuis voelen? Ik denk: misschien ongeveer zoals de traditionele rooms-katholieke eucharistieviering. Daarom spreken we in dit verband wel van katholisering – die andere tendens die McGrath noemde naast de evangelicalisering.
De sfeer in de vieringen (dát is hier het woord, niet ‘diensten’ of ‘samenkomsten’) is gewijd. Het gaat er niet alleen om horen, maar ook andere zintuigen worden aangesproken: dat van de reuk, dat van het zicht ook. Liturgische kleuren zijn van belang, kaarsen en gewaden. De preek is vooral niet appellerend, stel je voor, de autonomie van de hoorder moet immers gerespecteerd worden. Ze draagt dus meer het karakter van een overweging, enkele mooie gedachten die aangereikt worden, al of niet vanuit de persoonlijke ervaring van de pastor, en waar ieder dan een eigen toepassing aan kan verbinden. Het accent ligt ook niet op de Woordverkondiging, maar op de daaropvolgende viering van het sacrament, en meer in het algemeen op rituelen en symbolen.
Ook het kerkelijk jaar wordt in ere gehouden, het oecumenisch leesrooster, misschien hier en daar zelfs de getijden. Natuurlijk is het niet zo dat de Rooms-Katholieke Kerk het met dit type vieringen momenteel veel beter doet dan de protestanten. Ook daar worden de zondagse samenkomsten (dus de eucharistievieringen) immers steeds minder bezocht en lukt het maar nauwelijks meer een nieuwe generatie ervoor te winnen. Dat neemt echter niet weg dat er juist van protestantse zijde een duidelijke hang naar dit type eredienst waarneembaar is – dat trouwens niet alleen in de rooms-katholieke maar ook in de oosters-orthodoxe liturgie gestalte krijgt. Nu al zien we in de VS christenen met een evangelicale achtergrond overgaan naar de Oosters-Orthodoxe Kerk. De evangelicalisering roept deze tegenbeweging als het ware op: de uitbundigheid van een evangelische dienst en de grote nadruk op het woord (in preek en muziek) drijft velen – misschien met name hoger opgeleiden, en/of mensen met een sterker ontwikkeld esthetisch besef – in tegenovergestelde richting. Het is ook in deze sfeer, dat de werelden van kerk en kunst elkaar ontmoeten. (…)”
Consolidering
“Hebben we daarmee alles gehad? Is het plaatje in 2038 zo compleet? Ik geloof het niet. Ik geloof dat er nog één belangrijke stroming is waarvan het overlevingspotentieel vaak onderschat wordt. Dat zijn de reformatorischen. Ze worden vaak geminacht, niet meegerekend, weggezet als conservatief en niet bij de tijd. De manier waarop zij het christelijk geloof vormgeven geldt als hopeloos onaangepast en achterhaald, verre van missionair en alleen levensvatbaar binnen een sterk van de buitenwereld afgeschermde zuil.
Nu, die afscherming van de buitenwereld begint in het huidige internettijdperk sterk onder druk te staan. En wie goed toekijkt, ziet dat de reformatorische zuil op allerlei plekken inderdaad barsten en scheuren vertoont. Het lukt de leiders van reformatorische gemeenschappen bepaald niet hun schapen bijeen te houden, en de uitstroom van jongeren naar allerlei richtingen is groot. Maar toch: laat men hen niet onderschatten. Want het geloof vervaagt en vervluchtigt bij hen niet. En men maakt er ook echt werk van de overdracht ervan aan kinderen en jongeren. Laten we hopen dat hun daarvoor die jonge loot aan ons onderwijsstelsel, de publiek bekostigde reformatorische school, nog lange tijd gegund blijft. Reformatorische christenen hebben immers goed begrepen dat God werkt in de lijn van de geslachten, ofwel: in de bedding van het verbond (hoe breed of smal men dat verbond vervolgens ook opvat). Missionair zijn ze inderdaad niet, slechts een enkeling voelt zich van buitenaf tot hen aangetrokken. Maar nergens delen de generaties van ouderen en jongeren zozeer hun levensvragen als daar. Dat gebeurt niet alleen via verenigingen en kringverbanden, maar steeds meer ook via digitale kanalen (denk bijv. aan http://www.refoweb.nl, waar men regelmatig onder een vraag van een jongere kan lezen: ‘Ik wil graag een antwoord door een dominee uit de Ger. Gem.’ – de overigen worden blijkbaar niet vertrouwd). Ik breng deze tendens samen onder de term ‘consolidering’, en voeg daarmee bewust nog een tendens toe aan de twee die McGrath zich zag aftekenen.
Het traditionele orthodox-gereformeerde protestantisme is in Nederland, anders dan wellicht in Engeland, bepaald niet op sterven na dood, maar zou weleens vasthoudend kunnen blijken. Orthodoxe tradities zijn nu eenmaal taai, en veranderen bepaald niet zo snel als allerlei trendwatchers en onheilsprofeten maar wat graag waar willen hebben. De dingen gaan er door in een vaste tred, van generatie op generatie; zelf vind ik het ook heerlijk om regelmatig voor te gaan in hervormd-gereformeerde gemeentes waar van allerlei families drie generaties vertegenwoordigd zijn in de kerk. Ze worden bijeengebracht en -gehouden, ja door de Heer, maar ook door een heldere en wel-omschreven leer, zeg maar: de leer van de ene Naam, de twee wegen en de drie stukken (zoals men het zelf graag uitdrukt).
Droom of schrikbeeld
Dat dit artikel bij mij opplopte, zal niemand in Vreeswijk verbazen die de gesprekken, de gebedsmomenten, de gemeenteavonden rondom het “Huis van gebed” heeft meegemaakt.
Wat voor de één qua liturgie een “droom” is, is voor de ander een “schrikbeeld”.
Daarom is het ook goed dat Van den Brink zijn artikel eindigt met de woorden “Vanuit het christelijk geloof gezien is het intussen niet het belangrijkste hoe de kerkelijke kaart er over een aantal jaren uit zal zien, of hoeveel mensen zich bij welke tendens of stroming het meest thuis zullen voelen. Om met woorden van Christus uit de gelijkenis van de aanhoudende weduwe (Luk. 18) te spreken: het belangrijkste is of de Zoon des Mensen, als Hij komt, nog het geloof zal vinden op de aarde. Niet zomaar geloof en religie, want dat zal er ongetwijfeld genoeg zijn. Maar dát geloof, dat vasthoudend hoopt op de God van hemel en aarde en Hem blijft aanroepen te midden van alle nood en onrecht, vanuit het geloof dat bij Hem alleen verlossing te vinden is.”
En nog mooier is het, als mensen die verschillend denken over allerlei zaken, inclusief de liturgie, elkaar vinden aan de voet van het kruis en daar beseffen dat ze in een gemeenschap zijn gezet. Aan elkaar zijn gegeven. Je broeders en zusters kies je niet zelf uit…
En niet tegen elkaar zeggen: Gaan jullie maar daar lekker… dan kunnen wij hier tenminste…
Nee, samen, met elkaar, elk-ander. Saamhorig, samen-horig, als samenraapsel en als samenroepsel.
[i]https://wapenveldonline.nl/artikel/399/ultra-gereformeerd-en-vrijzinnig/(d.d. 2019-05-15).
[ii]“Reflexen” in Theologia Reformata, Vol 56 Nr 4, 2013. Zie ook https://ugp.rug.nl/TR/article/view/30135 (d.d. 2019-05-15).