
Preek over Handelingen 2:1-4 en 22-40, gehouden op 31 mei, eerste Pinksterdag 2020 in de Dorpskerk van Vreeswijk (Nieuwegein).
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Het afgelopen seizoen lazen we de eerste brief van Petrus.
Vandaag met Pinksteren luisteren we naar de eerste preek van Petrus.
Nou weet ik niet wat u met preken hebt.
Misschien vindt u preken ‘saai’ en een mooi moment om – want dat kan in Corona-tijd – even koffie te gaan zetten.
Ik heb wel eens meegemaakt dat een hele bank met jongeren hun Bijbeltje als kussentje voor hun voorhoofd neerlegden en bij het begin van de preek hun hoofden er op legden.
Op zich vond ik dat wel een grappig gezicht, maar ik heb er direct maar wat van gezegd.
De kerk is huis van God, Beth-El, geen bedstee.
Misschien gaat u juist zitten voor de preek, en zet u de koffie tijdens het zingen, want die samenzang klinkt naar uw mening totaal niet, of de liederen staan u niet aan, of u vindt de samenzang een beetje omlijsting, dat kan ook.
Ja, begrijp me goed, die samenzang is absoluut niet onbelangrijk, maar goed, niet iedereen heeft dat helemaal door.
Sommige mensen gaan naar de kerk om een goede preek te horen.
Anderen vinden nou juist het samenzijn erg belangrijk, het samen zingen en bidden, het drinken van koffie na de dienst. De preek achten ze wat minder belangrijk. Als het maar niet te lang duurt.
Nou ja, wat ik maar zeggen wil: over preken wordt nogal verschillend gedacht.
Nooit zal ik de reactie van ds. Hette Abma vergeten. Een zuster zei tegen hem bij de uitgang van de kerk “Wat een heerlijke preek dominee”. Ietwat streng antwoordde hij: “Het is anders geen gebakje…”
Nee, preken zijn geen gebakjes.
De woorden van een predikant gaan er ook niet altijd als zoete koek in.
Ondertussen viel het me tijdens de voorbereiding weer op dat in het boek Handelingen er heel wat afgepreekt wordt.[i]
We vinden preken en redevoeringen terug van Petrus, Stefanus en Paulus.
En telkens wordt door Lukas, de schrijver van het boek Handelingen, een schema gehanteerd waarin hij (1) de situatie schetst, (2) de redevoering of de preek weergeeft en (3) de reactie van de hoorders beschrijft.[ii]
Het leek me een mooi om dit schema in deze preek te hanteren.
Om daarna kort iets over die drie punten te zeggen naar aanleiding van onze aanvangstekst.
Dus eerst de situatie, dan de inhoud van de preek en de reactie daarop; en daarna – als vierde punt – iets zeggen over ons, hier in Vreeswijk.
1. De situatie
Lukas beschrijft in zijn tweede boek, het boek Handelingen, hoe de goede boodschap van Jezus van Jeruzalem tot in het centrum van de wereldmacht Rome komt.
In zijn eerste boek heeft Hij geschreven over de geboorte, het leven en sterven van Jezus. Maar ook van Zijn opstanding en hemelvaart.
Met Hemelvaartsdag lazen we dan ook het slot van zijn eerste boek: Lukas 24.
50. Hij leidde hen naar buiten tot bij Bethanië. En Hij hief Zijn handen op en zegende hen.
51. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij Zich van hen verwijderde. En Hij werd opgenomen in de hemel.
52. En zij aanbaden Hem en keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap.
53. En zij waren voortdurend in de tempel, terwijl ze God loofden en dankten. Amen.
In Handelingen gaat Lukas nog wat uitgebreider op die Hemelvaart in, in het eerste hoofdstuk.
Daar kunt u, kun je lezen hoe Jezus afscheid neemt van Zijn discipelen.
Hij brengt wat Hij gezegd heeft voor Zijn sterven in herinnering.
Ook: “Johannes doopte wel met water, maar u zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen”.[iii]
Jullie zullen met de Heilige Geest gedoopt, bezield worden.
In vers 8 belooft Hij: “U zult de kracht van de Heilige Geest ontvangen, Die over u komen zal; en u zult Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het uiterste van de aarde”.[iv]
Nu, dat alles gebeurt op die eerste Pinksterdag, op de vijftigste dag na Pasen in Jeruzalem.
Eensgezind, volhardend in het bidden en smeken, hebben de discipelen met de vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met Zijn broers Jakobus, Joses, Simon en Judas de dag verwacht.[v]
Plotseling is daar een vreemd geluid.
Het klinkt alsof het heel hard begint te waaien.
Niet dat de gordijnen beginnen te wapperen in het huis.
Misschien hadden ze helemaal geen gordijnen.
Het klinkt als “harde wind”.
Het is overal in huis te horen.
De Geest vervult het hele huis.
Dan kijken ze naar elkaar.
He, da’s vreemd. Het lijken wel vlammetjes.
Iets als tongetjes van vuur verdeelt zich op allen.
De Heilige Geest komt in alle gelovigen.
Ze beginnen te spreken in vreemde talen.
Talen die ze niet op school of later via de LOI of een of andere cursus geleerd hebben.
Nee, ze spreken wat de Geest hun geeft uit te spreken.
Nou ja, dit gebeuren gaat niemand ongemerkt voorbij.
Al snel is er een menigte op de been.
Wat gebeurt daar?
We horen die Gallieeërs in onze eigen taal spreken over de grote werken van God.
Wat gebeurt er?
Wat is er aan de hand?
Sommigen toeschouwers zeggen al snel “De zullen we een borrel te veel op hebben…”
Maar dan begint Petrus te spreken, te preken.
2. De preek
We lazen vanmorgen vanaf vers 22.
Hiervoor heeft Petrus al kort iets gezegd.
Namelijk dat ze niet dronken zijn, maar dat wat hier gebeurt de vervulling is van wat de profeet Joël gezegd heeft.
Maar zijn preek begint in vers 22.
Hij spreekt daarbij met name de Joden uit Jeruzalem aan.
Dus zij, die in Jeruzalem wonen.
Vanzelfsprekend zullen de pelgrims uit andere landen en streken ook meeluisteren, maar de preek is allereerst gericht op hen die in Jeruzalem wonen en weten wat er gebeurd is voor en met het Pascha.
Daar in Jeruzalem is geroepen “Kruis Hem. Kruist Hem”.
Daar in Jeruzalem is Jezus gekruisigd!
En daar moet dus eerst schoon schip worden gemaakt.
Daar moet dus eerst schuld beleden worden.
22Israëlitische mannen, luister naar deze woorden: Jezus de Nazarener, een Man Die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals u ook zelf weet.
Petrus zet in op Jezus.
Of moet je zeggen: de Heilige Geest zet het volle licht op Jezus.[vi]
Petrus zegt die Jezus de Nazarener, u weet wel, die Man die krachten, wonderen en tekenen gedaan heeft.
23deze Jezus (…) hebt u gevangengenomen en door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis gespijkerd en gedood.
Jullie zijn schuldig aan de dood van Jezus.
Hoewel de Romeinen Hem gekruisigd hebben, het vonnis uitgevoerd hebben, zijn jullie schuldig.
Jullie!
Ook het feit dat alles “overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit en de voorkennis van God” gebeurd is, doet daar niets aan af.
Jullie zijn schuldig aan de dood van Jezus!
De hoorders woorden dus direct in de beklaagdenbank gezet.
En ik dacht: dat is dus ook wat de Geest doet.
Je confronteren met je fouten, je zonden.
Je confronteren met je eigen ongelijk.
De Geest schept onrust in je bestaan, maakt je onrustig.
De Geest laat je de waarheid over je eigen leven zien.
Maar gelukkig zegt Petrus nu niet direct amen.
Want de dood van Jezus was het einde niet.
Zijn kruisdood is God-dank niet het laatste.
24God heeft Hem echter doen opstaan
Nadat mensen hun werk gedaan hadden, en dachten: “Zo, nu is het over en uit met die Jezus. Daar hebben mee afgerekend”, toen is God aan het werk gegaan.
God heeft Hem doen opstaan!
Pasen!
Let op!
Het betekent meer dan dat God Jezus weer levend maakt.
Het betekent namelijk vooral dat God recht doet aan Jezus tegenover allen die Hem onrecht deden.
God heeft Hem doen opstaan, “door de weeën van de dood te ontbinden, omdat het niet mogelijk was dat Hij daardoor vastgehouden zou worden.”
Bij “weeën” zou je ook aan “banden” kunnen denken.[vii] Petrus gebruikt het woord om zijn hoorders, die opgroeiden met het zingen van Psalmen direct te laten denken aan Psalm 18:5 en 6, waar staat:
Banden van de dood hadden mij omvangen,
beken van verderf joegen mij angst aan.
Banden van het graf omringden mij,
valstrikken van de dood bedreigden mij.
Petrus – dat merkten we ook al bij zijn brief – heeft wat met de Psalmen. Hij citeert – zeg ik met een knipoog – met Pinksteren geen Opwekkingsliederen, maar Psalmen[viii].
Na Psalm 18 citeert hij in de verzen 25 tot en met 28 Psalm 16:8-11.
8.Ik stel mij de HEERE voortdurend voor ogen;
omdat Hij aan mijn rechterhand is, wankel ik niet.
9.Daarom is mijn hart verblijd en mijn eer verheugt zich,
ook zal mijn lichaam veilig wonen.
10.Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten,
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.
11.U maakt mij het pad ten leven bekend;
overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht,
lieflijkheden zijn in Uw rechterhand, voor altijd.
Wel, zegt Petrus, David schreef deze Psalm met het oog op Jezus.
Dat is wat Petrus hier wil duidelijk maken.
Daarom vervolgt hij zijn preek nu met “mannenbroeders”.
Niet meer “Israëlitische mannen” zoals in vers 22, maar “mannenbroeders”.
Dat ze broeders zijn heeft alles te maken met een gezamenlijke “voorvader” David.
Tot op de dag van vandaag bidden Joden bij de Tombe van David op de Zionberg in Jeruzalem, hoewel over het algemeen aangenomen wordt dat David in de stad begraven werd.
Hoe het ook zij, David is begraven, en de woorden uit Psalm 16:10 “U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet” zijn in David geen waarheid geworden…
Nee, David ligt in een graf en zijn lichaam is ontbonden.
Die woorden slaan op Jezus, zegt Petrus.
David profeteerde over Jezus.
Jezus is de Christus, de Messias.
David wist dat God de Messias op zou doen staan om Hem op een troon zetten.
God had het aan David gezworen.[ix]
David wist ook dat de Gezalfde, de Messias, de Christus verhoogd zou worden.
Vers 33:
33Hij dan, Die door de rechterhand van God verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort wat u nu ziet en hoort.
Dat is dus Pinksteren: de door God verhoogde Messias stort de Heilige Geest uit!
Dat is wat je nu ziet en hoort.
En weer citeert Petrus dan weer een Psalm, nu Psalm 110, de Psalm die we lazen.
Ook die Psalm gaat over Jezus!
34David is immers niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand,
35totdat Ik Uw vijanden neergelegd zal hebben als een voetbank voor Uw voeten.
En dan eindigt Petrus zijn preek.
Alsof hij denkt: er zijn tekenen (vreemde talen, vuur), er zijn ooggetuigen (de apostelen hebben na Pasen Jezus gezien) en nu heb ik vanuit de Schrift, vanuit de Bijbel aangetoond dat Jezus moest sterven, opstaan en aan Vaders rechterhand moest gaan zitten. Het moet nu allemaal wel vast staan.
Wat?
Nou de conclusie uit vers 36:
36Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die u gekruisigd hebt.
3. De reactie van de hoorders
De reactie van de hoorders vinden we in vers 37 en volgenden.
37.En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannenbroeders?
De hoorders werden diep in het hart geraakt.
Dat is opmerkelijk.
Ze zijn niet boos weggelopen. “Ah joh, doe normaal. Jezus was een onrustzaaier en het is terecht dat Hij gekruisigd is…”
Of “Ah joh, wij hebben Hem niet gekruisigd dat deden die Romeinen…”
Ze wuiven Petrus’ woorden niet weg.
Nee, ze zijn diep in het hart geraakt.
Daar zorgt de Geest dus ook voor…
Ondertussen zien de beklaagden zien Jezus niet.
Dus ze kunnen niet naar Hem toe lopen en “sorry” zeggen of zo.
Nou ja, “sorry” kan ook heel goedkoop overkomen.
Nee, naar Jezus toe, kunnen ze niet.
Of toch wel?
Had Petrus niet gezegd dat ieder “die de Naam van de Heere zal aanroepen, zalig zal worden.”[x] En dat Psalm 110 duidelijk maakt dat die Heere Jezus is en heet?
Dus dat wie Jezus aanroept, zalig zal worden?
Ze vragen: “Wat moeten we doen?”
Wat moeten we doen…
Petrus antwoordt in vers 38:
“38. Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden; en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen”.
Wat moeten die mensen eerst doen?
“Ja, zich bekeren, dat lees je toch…”
Nou, pas op…
Bekeren heeft in de Bijbel altijd iets van omkeren.
Je op God richten.
Weg van dwaalwegen, naar de goede weg.
Maar voor Petrus’ neus staan mensen die waarschijnlijk keurig netjes volgens de Wet leefden.
Misschien wel heel vrome mensen…
Net als Paulus, die een paar hoofdstukken verderop op de jassen past als Stefanus gestenigd wordt…
Mensen die de wet van God – waar zij van zeiden “Oh, van die wet doen, daar word ik zo blij van” – zo keurig netjes hielden.
Misschien stond er wel een Farizeeër tussen die net gedankt had “O God, ik dank U dat ik niet ben zoals de andere mensen: rovers, onrechtvaardigen, overspelers of ook als deze tollenaar. Ik vast tweemaal per week. Ik geef tienden van alles wat ik bezit.”[xi]
Opletten dus: “Bekeer u!” wil zeggen: Erken nu Jezus als de door God aangewezen Messias.
Erken Hem nu als de Christus.
Wend je nu tot Hem!
Roep Hem nu aan!
Dat is één.
Twee is:
“Laat je dopen in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van de zonden”.
Laat al het vuil.
Laat je oude leven, al het kromme en verdraaide nu afwassen.
Laat je reinigen door Jezus.
Begraaf je oude leven voor eens en voor altijd.
Sta op met Christus in een nieuw leven.
En weet dan: “u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen.
39.Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen die veraf zijn, zovelen als de Heere, onze God, ertoe roepen zal”.
De Heilige Geest zal je als gave gegeven worden.
Beloofd is beloofd! “Want voor u is de belofte en voor uw kinderen…”
De Heilige Geest zal je bij Jezus brengen en houden en een nieuw mens van je maken.
En Hij zal Zijn vrucht in je uitwerken: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.[xii]
Dat doet de Geest dus ook met Pinksteren.
Je niet alleen confronteren.
Hij brengt je ook tot bekering.
Dat wil zeggen: Hij brengt je tot overgave aan Christus die je afgewezen hebt…
4. En dat brengt me bij het laatste punt.
Aan het begin zei ik: “Nou weet ik niet wat u met preken hebt…”
Maar zou die preek van Petrus nu hetzelfde effect hebben hier, als dat de preek in Jeruzalem had?
In Jeruzalem worden op die eerste Pinksterdag door die ene preek van Petrus drieduizend zielen aan de gemeente toegevoegd.
Drieduizend…
Ik las ergens dat een predikant gezegd zou hebben: “Door middel van Petrus’ prediking werden er drieduizend mensen bekeerd. Door middel van mijn drieduizend preken is er niet een bekeerd.”[xiii]
Dat vond ik wel erg somber.
Maar goed, ik vraag me ook wel eens af wat het preken nu uitwerkt.
Is er nu groei in geloof, hoop en liefde.
Als je het afzet tegen Pinksteren 2019…
Is er dan groet in de liefde tot Jezus?
En tot de naaste?
Worden we nu meer liefhebbers?
Hoe zit het met de hoop?
“…hoop volkomen op de genade die u gebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus”.[xiv]
Groeit de hoop?
En lukt het allemaal wel met de onderlinge liefde?
Ontstaan er geen partijschappen. Of zijn die er al?
Groeit de liefde?
Staat Christus nu echt centraal?
Nou ja, dat soort vragen stel ik me.
Maar goed.
Van dat soort vragen kun je ook heel erg tobberig worden. En voor je het weet eindig je in het al te menselijke. Dat is ook niet goed.
Daarbij nog wat: Ik denk dat de preek van Petrus natuurlijk wel gericht was aan een specifieke doelgroep.
Aan Joden die Jezus inclusief Zijn kruisiging meegemaakt hadden.
Aan Joden, die de Psalmen echt uit hun hoofd kennen, en waar het citeren van Psalmen direct iets oproept.
Of dat bij ons in Nieuwegein zo geldt, waag ik te betwijfelen.
Als Petrus op City-Plaza de Psalmen zou citeren, dan zou hij vreemd aangekeken worden, denk ik.
In Nieuwegein past volgens mij veel meer de preek die Paulus houdt in Athene.[xv]
In Nieuwegein, zeg ik.
Maar in de kerk ligt dat ook weer anders.
Want er is nog iets.
Bijna allemaal zijn we al gedoopt in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Al aan het begin van ons leven verzekert de Geest ons “dat Hij in ons wonen, en ons tot lidmaten van Christus heiligen wil, en ons wil toe-eigenen wat we Christus hebben, namelijk: de afwassing van onze zonden, en de dagelijkse vernieuwing van ons leven, totdat wij uiteindelijk onder de gemeente van de uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden.”
Da’s een moeilijke zin, maar u moet achter in uw Bijbel het Doopformulier maar eens opzoeken.
En als je dan toch achter in de Bijbel bladert, lees dan ook Zondag 20 van de Heidelbergse Catechismus nog eens een keer. In de tijd van de Reformatie moesten de kinderen al leren – en misschien heeft u dat vroeger ook geleerd:
Vr.53. Wat gelooft je van de Heiligen Geest?
Antw. Ten eerste dat Hij samen met de Vader en de Zoon waarachtig en eeuwig God is.
Ten tweede dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij door een waar geloof doet delen aan Christus en alles wat Hij gedaan heeft, dat Hij mij troost (houvast biedt, telkens weer) en dat Hij eeuwig bij mij zal blijven.
Nu, u begrijpt wel, dat is een heel andere insteek.
En daarover doordenkend dacht ik: Wat wel hetzelfde is, toen en nu, dat is de aanvangstekst van deze dienst.
Oftewel, de woorden die Jezus tegen Zijn discipelen uitspreekt tijdens de afscheidsgesprekken.
Ik lees u die nogmaals voor:
8.En als Die gekomen is, zal Hij de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel:
9.van zonde, omdat zij niet in Mij geloven;
10.van gerechtigheid, omdat Ik heenga naar Mijn Vader en u Mij niet meer zult zien;
11.en van oordeel, omdat de vorst van deze wereld veroordeeld is.[xvi]
Wat de Geest doet is allereerst overtuigen van zonde dat zij niet in Mij geloven.
Nogmaals: Volgens mij stonden er heel wat mensen voor Petrus neus die keurig volgens de geboden leefden.
Maar wat is dat waard als je niet in Jezus gelooft?
De Geest overtuigt van zonde.
Van alles wat je zonder Jezus doet.
De Geest maakt duidelijk waar je de woorden van Jezus relativeert of negeert.
Dat voel je. Dat weet u toch?
Waar je denkt: “Laat me, laat mij me eigen gang maar gaan…”
Ik heb het eerder gezegd: Zonde is vooral ZONDER.
Zonde, zonder.
ZONDER Jezus…
Zonde is zonder…
Leven zonder Jezus…
Hem niet binnen laten in je levenshuis… of Hem ergens in een kamertje achteraf parkeren… Waar Hij dan op zondag even uit mag…
Lopen ook wij het gevaar niet Hem buiten te sluiten?
Steeds weer…
Druk te zijn met allerlei zaken, maar de omgang met Jezus vergeten…
Bidden, luisteren…
De Geest overtuigt ook van gerechtigheid!
Vader wekte de Zoon op uit de dood en nam Hem op in de hemel, waar Hij Hem een ereplaats gaf.
Dat is gerechtigheid!
Je wordt gericht op Zijn recht.
Op Zijn eer.
Op Zijn Naam.
De Geest zorgt ervoor dat Hij het stralende middelpunt wordt van je leven.
En tegelijkertijd kun je je afvragen.
Is Hij het stralende middelpunt?
Ben ik echt gericht op Zijn eer?
Maak ik, maken wij – om het wat populair te zeggen – reclame voor Hem?
Of is het zo dat mensen denken als ze mij als ze ons meemaken: “Houd die Jezus maar lekker voor jezelf…”
De Geest overtuigt je ook van oordeel, omdat de vorst van deze wereld veroordeeld is.
Dat je je telkens beslissend te binnen wordt gebracht dat de vorst van deze wereld veroordeeld is!
De duistere macht die we al tegen kwamen in de slang in de hof van Eden, heeft de strijd verloren.
Al maakt hij zich nog zo breed.
Al gaat hij rond als een briesende leeuw.
Hij is verslagen!
Net als de dood…
En de Geest brengt te binnen: het Koninkrijk komt!
Al zie je er nog niks van.
Al lijkt het er soms totaal niet op…
En toch: de Geest overtuigt van zonde, van gerechtigheid en van oordeel.
Dat is dus wat de Geest met Pinksteren doet.
Hij deed het in Jeruzalem!
Hij doet het in Jeruzalem!
En Hij deed het hier!
En Hij doet het hier!
En Hij zal het doen!
Is dat op zich al niet geweldig?
Dat de Geest nou juist daar wordt uitgestort, waar je van zou kunnen denken: “Nou, als ze het ergens verknoeid hebben, dan is het daar…”
De Geest doet de deur niet dicht!
Daar niet.
Toen niet.
Hier niet.
Nu niet.
Hij blijft lokken, Hij blijft je op Jezus wijzen. Hij blijft je achterna lopen…
Hij blijft vol liefde wenken…
Ook vandaag “Kom… zie op Jezus, roep Hem aan”.
Ook u die denkt alles verprutst te hebben.
Ook u, die denkt “Met mij komt het nooit meer goed…”
“Kom” zegt de Geest, Die Heere is en levendmaakt.
“Kom bij Jezus… Blijf bij Jezus.”
En Hij brengt je Jezus’ woorden te binnen.[xvii]
“Ik leef en u zult leven.”[xviii]
Amen.
[i] Handelingen 3 en 4, 6 en 7, 10, 11, 13, 17, 20, 21 en 22, 24, 25 en 26, 28.
[ii] Vgl. Dr. John Van Eck, Handelingen. De wereld in het geding, in de serie Commentaar op het Nieuwe Testament, Derde serie, geredigeerd door Prof. Dr. J. Van Bruggen, Kampen: Kok, 20052, 54.
[iii] Handelingen 1:5.
[iv] Handelingen 1:8.
[v] Handelingen 1:14. Voor de ‘broers’ van Jezus zie Mat. 13:55.
[vi] Joh. 16:14.
[vii] Psalm 18:5 en 6.
[viii] Naar aanleiding van een vraag: Ik heb niks tegen Opwekkingsliederen, al zijn er die ik minder mooi vind en/of ‘zweverig’. Ik ben wel vooral voor de Psalmen en het aanleren daarvan.
[ix] Vgl. Ps. 132:11: Ps. 89:4-5.
[x] Hand. 2:21.
[xi] Lukas 18:12-13.
[xii] Gal. 5:22.
[xiii] D.M. Van de Linde, Handelingen I-XII, Kampen: Kok, z.j., 40.
[xiv] 1 Pet. 1:13b.
[xv] Hand 17:22-31.
[xvi] Joh. 16:8-11.
[xvii] Joh. 14:26.
[xviii] Joh. 14:19.