
Preek Hemelvaartsdag, 21 mei 2020, over Johannes 16:16-24 gehouden in de Dorpskerk van Vreeswijk.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Het is feest vandaag!
Hemelvaartsdag.
Tegelijkertijd kun je je afvragen: Is Hemelvaartsdag nu een echt een feest?
Een feest waar je blij van wordt?
Een feest waar je je hart aan ophaalt?
Een feest waarbij je zegt: “Nu zou ik bij wijze van spreken wel willen huppelen!”?
“Halleluja, het is Hemelvaart!”?
Vreemd misschien dat ik dat zo zeg.
Maar in al die jaren dat ik op school als kind heb gezeten en later als leraar heb gewerkt, heb ik nooit een Hemelvaartsviering in de aula meegemaakt.
Wel een Kerstviering.
En een Paasviering.
Maar een Hemelvaartsviering…
Nee, dat kan ik me niet herinneren.
Opvallend wel.
Het geeft te denken.
Zou dat komen omdat wij bij de Hemelvaart denken aan een soort van ruimtereis. Jezus gaat door de troposfeer, door de stratosfeer, de mesosfeer, thermosfeer en de exosfeer naar de hemel die “ergens” boven is.
Of komt het vooral omdat het voor ons gevoel helemaal geen feest is, omdat Jezus vertrekt.
Hij gaat naar de hemel en wij blijven achter.
En afscheid nemen geeft eerder pijn en verdriet dan vreugde.
En toch.
En toch lazen we in de eerste Schriftlezing uit Lukas dat de discipelen die met tal van vragen liepen dat de discipelen terugkeerden naar Jeruzalem met grote blijdschap.
En dat zij voortdurend in de tempel waren, terwijl ze God loofden en dankten.[i]
Er staat dus niet: en zij gingen met groot verdriet terug naar Jeruzalem en treurden en klaagden bij de tempel.
Nee: mega-blijdschap. Ze loofden en dankten.
En dan denk je: Hoe kan het nou dat die discipelen aan het loven en danken zijn, grote blijdschap kennen en wij – in zijn algemeenheid – een beetje verlegen zijn met het hele feest?
Nou ja, we hebben wel een dienst. Die doen we dan om negen uur, want dan heb je nog wat aan de dag.
Even naar de kerk en daarna maar wat leuks gaan doen…
Wat zegt u?
Oh, ik hoor iemand zeggen: “Het is helemaal geen tijd voor feest.
De Corona maatregelen treffen ons allemaal hard.”
Wat zegt u?
“Het ergste moet nog komen.
Een tweede golf, en misschien wel een derde…”
Ja, dat zou best kunnen.
We weten niet wat ons allemaal te wachten staat.
En daar kun je ook wat somber onder worden.
Vragen als “Komt er een recessie?”
Ik hoorde zelfs iemand zeggen: “Het lijkt op de jaren 30 van de vorige eeuw. De beurzen gingen onderuit. En het eindigde met een wereldoorlog…”
Ja, van dat soort vragen en verhalen kom je niet in een feeststemming.
Onheilspellend allemaal.
Verwarrend ook…
Over verwarring gesproken.
De discipelen in het tweede Schriftgedeelte, uit Johannes, dat we lazen, zijn ook in verwarring.
We zijn met dit Bijbelgedeelte terug naar witte donderdag, de dag van het Laatste Avondmaal.
De discipelen voelen wel dat er iets staat te gebeuren.
En wat er staat te gebeuren, voelt niet goed.
De maaltijd was begonnen met de voetwassing.[ii]
Judas is ontmaskerd als verrader en vertrokken.[iii]
Petrus wordt aangezegd dat de haan niet zal kraaien voordat hij Jezus driemaal verloochend zal hebben.[iv]
Ondertussen zegt Jezus dingen als: “Lieve kinderen, nog een korte tijd ben Ik bij u. U zult Mij zoeken, en zoals Ik gezegd heb tegen de Joden, zo zeg Ik het nu ook tegen u: Waar Ik heen ga, kunt u niet komen.”[v]
Dat klink toch allemaal niet geruststellend.
“Waar gaat Hij heen?”
“Hoezo kunnen we daar niet komen?”
“Wat staat ons allemaal te wachten?” moeten de discipelen denken.
En “We willen helemaal niet dat U weggaat. Blijf bij ons…”
“We hebben het toch goed samen? Waarom zou U gaan?
En hoezo kunnen wij niet komen waar U bent?”
In hoofdstuk 14 zegt Jezus “Laat uw hart niet in beroering raken; u gelooft in God, geloof ook in Mij”.[vi]
Maar dat hart raakt juist wel in beroering.
Dan spreekt Jezus over plaats bereiden.
Over het huis met de vele woningen.[vii]
Hij belooft een andere Trooster.[viii]
Hij spreekt over de Ware Wijnstok en de ranken.[ix]
Over het gebod van de liefde.[x]
Over de haat van de wereld.[xi]
Hij waarschuwt:
“Ze zullen u uit de synagoge werpen; ja, de tijd komt dat ieder die u doodt, denkt God een dienst te bewijzen.”[xii]
En dan spreekt Hij weer over de Heilige Geest.[xiii]
Eigenlijk zegt Jezus zoveel, dat de discipelen het allemaal maar amper kunnen bevatten.
Dat zie je ook in het gedeelte dat we lazen.
Als Jezus nogmaals Zijn vertrek heeft aangekondigd in vers 16:
“Een korte tijd en u ziet Mij niet, en weer een korte tijd en u zult Mij zien, want Ik ga heen naar de Vader.”
Dan beginnen de discipelen elkaar te bevragen.
Niet Hem, niet Jezus, maar elkaar.
Het is als bij een klas waar een leraar een verhaal houdt en de leerlingen elkaar aanstoten.
“Wat zegt die man nu allemaal? Snap jij het?”
Misschien herkent u het van een kerkdienst.
Staat een dominee te oreren en u stoot uw buurman of buurvrouw aan en zegt met een vragend gezicht: “Snap jij het? Waar gaat dit over?”
Hier doen de discipelen dat.
“Wat zegt Hij nu allemaal?”
“Wat betekent het nou dat Hij tegen ons zegt: Een korte tijd en u ziet Mij niet?”
“Wat betekent het nou dat Hij zegt: En weer een korte tijd en u zult Mij zien?”
“Wat betekent het nou dat Hij zegt: Want Ik ga heen naar de Vader?”
Vragen dus bij de uitspraken van Jezus.
En ik dacht: Dat is wel goed.
Wat?
Nou, dat ze vragen wat zij niet begrijpen.
En er zo samen over door praten.
Er zijn mensen die nooit vragen stellen.
Ook in de kerk.
Maar of dat nu verstandig is…
Ik denk dat de meeste leraren het fijn vinden als er vragen gesteld worden.
Net als ouders met kleine kinderen het fijn vinden als kinderen gaan vragen.
Al kun je er wel moe van worden: “Papa, waarom…” “Mama, waarom…”
En toch goed. Het hoort bij het opgroeien.
“Van vragen word je wijs”, luidt het spreekwoord.
Maar of de discipelen nu wijzer worden van de vragen en de antwoorden die ze proberen te zoeken, dat is de vraag.
Ze snappen er eigenlijk helemaal niets van.
Dat kan dus… Dat je jaren met Jezus optrekt. Van alles meemaakt en toch soms niets van Zijn woorden begrijpt.
En daarom praten ze samen over Zijn woorden door.
Goed!
Dat mag in de gemeente ook.
Alle vragen mogen gesteld worden.
Ooit las ik ergens “Domme mensen (en dom heeft niets met IQ te maken), domme mensen kunnen niets leren, want die weten alles al…” Die stellen dus ook geen vragen.
Dat zal in de gemeente toch niet zo zijn.
Niets zo irritant als iemand, al is het een kerkganger, niet is zo irritant als iemand die denkt alle te weten.
Neus omhoog. “Nee, dat zit zo…”
Zo zijn de discipelen niet.
Ze vragen.
Er is trouwens nog een spreekwoord: “Kinderen die vragen worden overgeslagen”. Maar dat is bij God niet zo.
Kinderen die vragen worden door God niet overgeslagen.
Integendeel.
Jezus kent hun vragen.
Zie maar. Vers 19:
“Jezus dan wist dat zij Hem dit wilden vragen en zei tegen hen: Vraagt u zich onder elkaar af wat het betekent dat Ik gezegd heb: Een korte tijd en u ziet Mij niet, en weer een korte tijd en u zult Mij zien?”
En dan komt het antwoord.
Leest u mee? Dan kunt u er ook beter bijblijven.
20Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat u zult huilen en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; en u zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden.
21Wanneer een vrouw baart, heeft zij droefheid, omdat haar tijd gekomen is, maar wanneer zij het kind gebaard heeft, denkt zij niet meer aan de benauwdheid, vanwege de blijdschap dat een mens ter wereld gekomen is.
22Ook u hebt dan nu wel droefheid, maar Ik zal u weerzien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen.
23 En op die dag zult u Mij niets vragen. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u de Vader zult bidden in Mijn Naam, zal Hij u geven.
24Tot nu toe hebt u niets gebeden in Mijn Naam; bid, en u zult ontvangen, opdat uw blijdschap volkomen zal worden.
U heeft meegelezen he?
Hoe vindt u dat antwoord?
Zullen we ‘m vers voor vers doorlopen?
20Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u dat u zult huilen en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; en u zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden.
Waar zou Jezus het over hebben?
Zou Hij niet spreken over Zijn sterven?
Dat de discipelen huilen en weeklagen vanwege het oneerlijke proces dat uitloopt op Zijn kruisdood?
De vrome wereld verblijdde zich erover.
“Opgeruimd staat netjes”, dacht die wereld.
“Weg met Hem!”
“Kruusig Hem!”
Maar veranderde de droefheid niet in blijdschap op de Paasmorgen?
Hij is opgewekt!
Jezus leeft!
De dood is het einde niet!
Hij leeft!
Droefheid die verzwolgen wordt door blijdschap.
En terwijl ik het zeg, denk ik: Ja, maar er zit ook een dubbele bodem in.
Want de eerste gemeenten hadden ook te maken met droefheid.
Er waren vervolgingen.
Toen Stefanus werd gestenigd dachten de stenengooiers – vrome mensen – echt dat ze God een dienst bewezen door Stefanus te vermoorden.
Paulus weet er alles van…
Petrus ook! Dit jaar lazen we zijn brief.
In de kerk. Wijkbijbelstudiekringen.
Hij schrijft aan mensen die met lijden te maken hebben.
En toch begint hij niet met: “Het is zwaar he?”
Nee, hij begint “Geloofd zij God met diepst ontzag!”
“Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons, overeenkomstig Zijn grote barmhartigheid, opnieuw geboren deed worden tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkbare erfenis, die in de hemelen bewaard wordt voor u”.[xiv]
U kent die tekst, want ik heb toen gezegd: Zet er een streep naast en leer ‘m uit je hoofd.
Ondanks de beproevingen spreekt Petrus toch over een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde.[xv]
De droefheid zal tot blijdschap worden.
In vers 21 vergelijkt Jezus de droefheid en blijdschap met een bevalling.
21Wanneer een vrouw baart, heeft zij droefheid, omdat haar tijd gekomen is, maar wanneer zij het kind gebaard heeft, denkt zij niet meer aan de benauwdheid, vanwege de blijdschap dat een mens ter wereld gekomen is.
Ik denk dat de vrouwen, de zusters, die een kind hebben gekregen, hebben mogen krijgen, dat wel zullen herkennen.
Een bevalling schijnt ongelooflijk veel pijn te doen.
Dat heb ik van horen zeggen, maar ik geloof het meteen.
En toch. Toch heb ik Lianne nooit zo blij zien kijken als na de bevalling.
Zou Jezus hiermee nu alleen maar doelen op Zijn naderende sterven en opstanding?
Zou vers 21, de barende vrouw, ook niet voor ons bedoeld zijn?
De wereld is in barensnood.[xvi]
Kunnen ook wij niet veel droefheid kennen?
Ziekte.
Moeite.
Eindeloze ruzies in de familie.
Problemen in je huwelijk.
Problemen met je kinderen.
Tegenslagen.
Onenigheid op het werk.
Vul allemaal maar aan…
Moeite en verdriet.
De wereld als jammerdal, tranendal.
En toch… op de bodem, de wetenschap dat de droefheid veranderd zal worden in blijdschap.
En je nu al verheugen in Hem! In Jezus!
Daarom zei Van Ruler: “Een christen is iemand met een binnenpretje”.
Iemand die weet: Het beste komt nog en ik kan er hier al helemaal blij van worden.
Zoals een vriend me de afgelopen week schreef. De chemo heeft niet geholpen en er zijn nieuwe uitzaaiingen geconstateerd. En toch. En toch schreef hij: “Hij houdt mij vast. Als ik sterf zal ik voor altijd bij Hem zijn; al is het verschrikkelijk voor mijn vrouw en kinderen…”
Ja, zo is het.
Wij hoeven alle pijn en ellende niet weg te wuiven.
Zoals iemand zei tegen Johan Derksen toen zijn vrouw was overleden: “Wees maar blij, want nu is ze bij God”.
Waarop hij zei: “Ik wil haar hier hebben”.
Ja, dat snappen we.
We bagatelliseren daarom het verdriet ook niet.
De dood en het lijden doen pijn!
Dan kun je beter meehuilen, dan vrome praat ophangen.
Tegen een barende vrouw zeg je ook niet: “Schreeuw niet zo, want een geboorte is toch een heel blijde zaak?!”
Nee, je zucht, steunt en puft met haar mee.
Ondertussen kan er in alle pijn en verdriet wel een blijdschap zijn die niemand weg kan nemen.
Blijdschap als ondertoon, grondtoon.
Mijn houvast is dat Hij vasthoudt.
Mijn enige troost in leven en sterven is dat ik van Hem ben.
Gekocht en betaald.
Het is vandaag Hemelvaart.
Hemelvaart is geen ruimtereis, maar een Kroningsfeest.
Het is troonsbestijging.
Jezus ontvangt de heerlijkheid die Hij had eer de wereld was.
Paulus schrijft erover in de brief aan de Filippenzen.
Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.[xvii]
Jezus is naar de hemel.
Ons ten goede!
Daar bidt Hij voor ons. Voor u, voor jou, voor mij.
En – dat is het tweede wat de Heidelberger zegt – zo zeker als het Hoofd boven is, zal het lichaam volgen.
Als bij een geboorte. Als het hoofd er eenmaal is, dan weet je dat de rest van het lichaam snel zal volgen.
Als het hoofd boven water is, dan is het lichaam veilig.
En – dat is drie – vanuit de hemel zal Hij Zijn Geest sturen, door Wiens kracht we op Jezus gericht zijn.
Jezus zit in de hemel niet ergens achteraf te zitten.
Nee, Hij zit aan de rechterhand van de Vader zegt de geloofsbelijdenis.
Dat is een verwijzing naar Psalm 110.
Hij heeft alle macht en zal die uitoefenen tot al zijn vijanden Hem onderworpen zijn.
Aan het begin vroeg ik:
Is Hemelvaartsdag nu een echt een feest?
Een feest waar je blij van wordt?
Een feest waar je je hart aan ophaalt?
Een feest waarbij je zegt: “Nu zou ik bij wijze van spreken wel willen huppelen!”?
“Halleluja, het is Hemelvaart!”?
Nu zeg ik: Ja!
En ik hoop u, jij ook.
Want Hemelvaartsdag is een feestdag!
Hemelvaart is de bekrachtiging van Pasen.
Hij wordt opgenomen. Zoals Vader Hem opwekte.
Zo neemt Vader Hem op!
Jezus is verhoogd!
Hemelvaartsdag: een feestdag!
Jezus leeft niet alleen, Hij regeert!
Hemelvaartsdag: een feestdag!
Vandaag vieren we het toppunt van de feesten van Christus.
Nou ja, de Wederkomst!
Maar Hij zal komen!
Zijn Koninkrijk komt!
In de verwarring van de tijd en alle droefheid die dat mee kan brengen houden we het erop dat die droefheid van ons eens verzwolgen zal worden door de blijdschap.
Dan zullen we ook niets meer vragen; zo blij zijn wij.
We houden het erop en wij houden Hem eraan.
En we zeggen: het zál blijken dat Jezus leeft, als Hij terugkomt
Zoals Johannes schrijft in Openbaring: “Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien!”[xviii]
Elk oog, ook die van u en van jou en van mij.
Amen.
[i] Luk. 24:52,53.
[ii] Joh. 13:1-20.
[iii] Joh. 13: 21-30.
[iv] Joh. 13:36-38.
[v] Joh, 13:33.
[vi] Joh. 14:1.
[vii] Joh. 14:2-14.
[viii] Joh. 14:15-31.
[ix] Joh. 15:1-8.
[x] Joh. 15:9-17.
[xi] Joh. 15:18-27.
[xii] Joh. 16:2.
[xiii] Joh. 15:5-15.
[xiv] 1 Pet. 1:3 en 4.
[xv] 1 Pet. 1:8.
[xvi] Vgl. Rom. 8:22.
[xvii] Fil. 2:9-11.
[xviii] Op. 1:7a.