Immanuël

Preek over Jesaja 7, gehouden op 1 november 2020 in de Dorpskerk van Vreeswijk (Nieuwegein).

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Veertien dagen geleden hoorden we al dat het onrustige tijden zijn in Jeruzalem.
Wat zeg ik.
In het hele land.
Zowel in het twee stammen als in het tienstammenrijk.

We hoorden de profeet Jesaja in Jeruzalem roepen “Wee het zondige volk[i] en “Wee u!”.”[ii]
We hoorden Jesaja spelen en zingen op straat. Over een wijngaard, die ondanks alle goede zorg geen vruchten voortbracht.[iii]

En toen hoorden we plotseling: “Wee mij!”
“Wee mij, want ik verga!”[iv]
Oog in oog met de HEERE, met de heiligheid van God, met de heerlijkheid van God, beseft Jesaja “Ik ben (immers) een man met onreine lippen’.

Maar waar Jesaja dacht te vergaan vloog één van de serafs naar hem toe.
Met een gloeiende kool raakte de engel zijn mond aan:
“Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt.
Zo is uw misdaad van u geweken en uw zonde verzoend.”[v]

Als verzoende kan Jesaja de mond van de HEERE zijn.

Op de vraag: “Wie zal Ik zenden? Wie zal er voor Ons – Vader, Zoon en Heilige Geest – gaan?”, zegt JesajaHineni, Zie hier ben ik[vi].

Vandaag lezen we met het zevende hoofdstuk.
De eerste vijf hoofstukken worden gesteld onder koning Jotham.[vii]
Al onder zijn regering begint de HEERE Rezin, de koning van Syrië, en Pekah, de koning van het tienstammenrijk op Juda af te sturen.[viii]
Nu onder Achaz[ix] is het zover. Of wéér zover.

In 733 voor Christus trekt de koning van Israël samen met de koning van Syrië op tegen Jeruzalem. 
De NBV noemt overigens niet Syrië, maar Aram.
Anders gezegd: Syrië en Aram zijn hetzelfde. De hoofdstad van Syrië, Aram is Damascus.

Dat die koningen optrekken tegen Jeruzalem heeft alles te maken met wat er verderop in het Assyrische rijk gebeurt.
Even voor de helderheid: Assyrië is dus niet hetzelfde als Syrië.
Het Assyrische rijk ligt meer naar het oosten, in wat wij tegenwoordig Irak noemen.
De hoofdstad Assur, ligt zo’n 390 kilometer boven Bagdad.[x]

Daar is ene Tiglat-Pileser III[xi] aan de macht gekomen. Een koning die bekend zou worden als militair strateeg en berucht zou worden vanwege executies, deportaties en martelpraktijken.
Deze Tiglat-Pileser wil maar één ding: zijn rijk uitbreiden; de macht grijpen in het Midden-Oosten.

Maar goed, waarom trekt de koning van het tienstammenrijk, Pekah, samen op met de koning van Syrië (Aram), Rezin, op tegen Jeruzalem?
Als tienstammenrijk tegen het tweestammenrijk vechten met een ander leger is toch zoiets als broedermoord?

Nou, dat zit zo.
Koning Achaz heeft geweigerd deel te nemen aan een gezamenlijk project van Pekah en Rezin om een blok te vormen tegen Tiglath-Pileser III.

De koning van Israël en Syrië vermoeden dat het niet lang meer zal duren voordat het Assyrische Rijk ook Syrië, Israël en Juda op slokt.
Daarom willen de twee koningen met Juda een vuist maken. Samen zijn we sterk…
Drie kleinen tegen een grote, maken meer kans dan twee tegen één.

Koning Achaz van Juda ziet echter niets in zo’n coalitie.
Hij vermoedt dat het zinloos zal zijn. 
Ook met z’n drieën kunnen ze nooit op tegen de macht van het Assyrische Rijk.
Daarom weigert hij deel te nemen aan de coalitie.

Maar Israël (tienstammenrijk) en Syrië (Aram) laten het er niet bij zitten.
Om Achaz tot andere gedachten te dwingen, vallen ze aan.
Wil Achaz niet goedschiks, dan maar kwaadschiks.

Ze vallen Jeruzalem aan.
Let erop! 

Jeruzalem! 
Dat is niet zomaar een stad.

Het is de stad waar de tempel van de HEERE staat.
Het is de plaats waar de HEERE, de God Die hemel en aarde geschapen heeft ‘woont’.
Het is de stad waar de HEERE verschenen was aan Jesaja.

Jeruzalem.
Het is ook de stad van David.
De stad waar nog steeds een nakomeling uit dat huis regeert. Let erop bij het lezen van vers 2 en vers 13.
Davids huis is er nog wel.
Maar Davids geest wordt gemist.[xii]

Als de nakomeling van David te horen krijgt dat twee koningen een aanval doen op de stad, slaan de schrik en de angst toe.

Vers 2
Toen het huis van David verteld werd: Syrië is neergestreken op Efraïm, beefde zijn hart en het hart van zijn volk, zoals de bomen in het woud beven voor de wind.

Koning Achaz beeft!
Achaz is bang en dat slaat over op het volk.

Opmerkelijk toch dat zinnetje:
“beefde zijn hart en het hart van zijn volk”.

Dat het volk beeft, daar kan ik eerlijk gezegd wel inkomen.
Die zien alle ellende al voor zich.
Die zien de doden al vallen.
Die zien de vijandelijke legers het land al verwoesten.
Je zult maar boer zijn…

Maar als de leider dan rust uitstraalt.
Moed, vastberadenheid…
Godsvertrouwen…

Dat doet Achaz niet.
Zoals de bomen beven door de wind, zo beeft ook Achaz.
Zo de koning, zo het volk…

Dan krijgt Jesaja de opdracht om naar Achaz te gaan[xiii].
Daarbij moet hij zijn zoon Sje’ar-Jasjub meenemen.
De zoon met de veel-betekende naam: “een rest keert om”, of “een rest bekeert zich”.[xiv]

Twee dingen moet Jesaja tegen Achaz zeggen. 
Ten eerste een woord van vermaning. 
Een vermaning die tegelijkertijd een geruststelling is.
Een geruststelling op last van God. 

“Wat beeft en bibbert je hart? Je mag toch op God vertrouwen?! Je wéét toch wat God gezegd heeft aangaande jouw huis, het huis van David? 
Dat huis van David zal vást zijn. 
Daarom kunnen die koningen nog zo’n brandende toorn vertonen. Nog zo dreigen…
Voor God zijn het twee rokende en walmende stukjes brandhout. Veel rook, weinig kracht”.

Verkijk je dus niet Achaz!
Laat je het hoofd en het hart niet op hol brengen.
Wees nuchter!
De HEERE regeert!

Tegenover de plannen van de koningen van Israël en Syrië staat dan ook het plan van Gods raad:
“Dat zal niet bestaan en dat zal niet gebeuren!”

Ondertussen vind ik het opvallend gemeente.
Wat?
Dat Achaz niet bestraft wordt, maar bemoedigd.[xv]

Da’s toch mooi!
Hij wordt bemoedigd!
Krijgt een hart onder de riem:
“Niet vergeten: al lijkt het allemaal geweldig problematisch. 
Al trekken die twee koningen op. 
Niet vergeten: Ik ben erbij! En Ik zeg: Die plannen van die twee koningen. Dat zal niet bestaan en dat zal niet gebeuren!”

En dan zegt de HEERE er bij monde van Jesaja nog wat bij:
“Indien u niet gelooft, voorwaar, u zult geen stand houden”.

Lees het als een extra aansporing.
“Vertrouw op mij!” zegt de HEERE.

En daar zit ‘m nou net de kneep.
Vertrouwt Achaz nu op de HEERE, of toch op z’n eigen diplomatie… 
Alleen door het geloof zal het huis van David staande blijven[xvi].
Durft Achaz het met die God te wagen?
Durft hij te vertrouwen op de HEERE?

Enerzijds niet meedoen met een anti-Assyrisch verbond en anderzijds ook niet leunen op Assyrië.
Nee, volledig vertrouwen op de HEERE. 
Dat is in ieder geval de door Jesaja aangewezen weg.[xvii] 

Jesaja stelt hier geloof tegenover ongeloof.
“Indien u niet gelooft, voorwaar, u zult geen stand houden”.

Misschien dat Achaz twijfelt.
Misschien dat Achaz denkt “Ja, maar hoe weet ik het nou zeker!”. 
“Hoe weet ik nu dat ik mezelf niet bedrieg?”.
“Hoe weet ik nou, dat ik me niet blij laat maken met een dode mus?”.

“Zo’n profeet kan dat nou allemaal wel zeggen… Maar…”

U herkent dat wel.
Dat u op zondag denkt: “Ja dat zegt die dominee nu wel, maar…”

Vers 10:
Opnieuw sprak de HEERE tegen Achaz:
11Vraag voor uzelf een teken van de HEERE, uw God, vraag het beneden in de diepte of boven in de hoogte.

Alsof de HEERE Achaz over de streep wil trekken.
“Vertrouw me toch, vertrouw me toch…”

Bij het gesproken woord wil Hij de koning een teken geven. 
De koning mag zelf kiezen. 
Hemel en aarde of onderwereld zullen, om hem ter wille te zijn, worden bewogen. 

Maar Achaz weigert…

Mozes vroeg een teken…
Gideon vroeg een teken…
Maar Achaz weigert…

Heel “vroom” zegt hij: “Ik zal het niet vragen en de HEERE niet op de proef stellen”.
Alsof hij denkt: “Laat die Jesaja maar praten. Ik neem het zekere voor het onzekere en zal wel aanpappen met de Assyriërs…”

Achaz vertrouwt meer op zijn eigen handelen, zijn eigen denken, dan op het woord van God.
Gods Woord houdt stand in eeuwigheid 
En zal geen duimbreed wijken…

Daarom roept Jesaja:
“Luister toch, huis van David, is het u niet genoeg mensen te vermoeien, dat u ook mijn God vermoeit?”
De afwijzing van een teken is voor God ‘vermoeiender’ dan de uitvoering ervan!

Jesaja spreekt dan ook niet meer over “uw God” (vers 11), maar over “mijn God”.
En toch…
En toch…

De HEERE zegt dan niet “Nou dan zul je wel zien wat er van komt. Zoek het maar uit.”
Nee.
Hoor!

14Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: 
Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven.
15Boter en honing zal Hij eten, totdat Hij in staat is het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.
16Voorzeker, voordat de jongen in staat is het kwade te verwerpen en het goede te kiezen, zal het land verlaten zijn, namelijk het land van de twee koningen voor wie u in angst verkeert.

17De HEERE zal over u, over uw volk en over het huis van uw vader dagen doen komen zoals er niet gekomen zijn vanaf de dag dat Efraïm zich van Juda afscheidde, namelijk de heerschappij van de koning van Assyrië!

Het teken dat Achaz krijgt is dat een ‘alma’, hier vertaald met ‘maagd’, maar het slaat op een ‘jonge vrouw’, die haar eersteling nog moet baren, zwanger zal worden. Die ‘alma’ zal zwanger worden en een zoon baren.
Achaz moet de vrouw gekend hebben[xviii] (was zij een bijvrouw misschien van hem?) en Jesaja denk ik ook. 

Van haar voorzegt de profeet dat zij een zoon zal baren; dat zij het kind een ongewone naam zal geven, zoals maar een enkeling aan zijn kinderen gaf. 
Die naam is Immanuël: God met ons. 
Door zo’n naam aan haar zoontje te geven – in die benauwde tijd – toont de moeder haar geloof. 
Telkens als hij geroepen wordt, wordt het te binnen gebracht.
Wat? God met ons!

Daarbij zal de HEERE in het leven van dit kind laten zien dat het geloof van deze vrouw gegrond is. 
Dat het waar is, wat in die naam lmmanuël wordt uitgedrukt: God met ons!
Dat blijkt uit wat er volgt. Deze jongen wordt een levend teken van de trouw van de HEERE, die doet wat Hij zegt.

Voordat de jongen weet het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen, zal het land verlaten zijn door de twee koningen voor wie Achaz nu in angst verkeert.
Er zal niets overblijven van Pekah en Rezin. 

En dat is inderdaad ook gebeurd.
Binnen het bestek van drie jaar is het land van deze koningen verwoest.[xix]
De HEERE zegt wat Hij doet en doet wat Hij zegt!

En Achaz?
Die zal van de drup in de regen belanden.
Van de drup van de Syro-Efraïmitische oorlog in de regen van het vazalschap van Assyrië. 
De grootmacht Assyrië, waar Achaz op vertrouwde, zal ook Juda onder de voet lopen en vertreden, zodat er geen stukje cultuurland meer overblijft. 

Dat is precies ook de betekenis van “boter en honing” eten.
“Boter en honing” zijn het enige wat overblijft als de wijngaarden vernield zijn.
Tegelijk wil dat eten van boter en van honing ook onderstrepen: De HEERE is en blijft dezelfde!
Ik ben, Die Ik ben.

Wie zijn Bijbel kent ziet in die boter en die honing opnieuw de tekenen een God Die doet wat Hij gezegd heeft. Had God niet een land beloofd, vloeiende van melk en honing?[xx]

Op het weekbericht van vorige week, vermeldde ik het al.
De reactie: “Wat dom allemaal van die Achaz…”

Hij vertrouwt niet op God.
Hij vertrouwt meer op z’n eigen diplomatieke handigheidjes, de Assyriërs paaien.
Hij vraagt geen teken.
Al zegt hij er heel vroom bij “Ja, ik wil God niet verzoeken…”

Maar ik dacht: hoe is dat nu bij u, bij jou, bij mij…
Temeer ook vanwege de aanvangstekst.

Daarin hoorden we dat profetieën meerdere vervullingen kunnen kennen.
De profetie van Jesaja blijkt niet alleen vervuld te worden in het OT, bij een jonge maagd die zwanger wordt en een zoon baart die zij Immanuël noemt.

Nee, de vollere en rijkere vervulling wordt ons door een engel meegedeeld.
In een droom verschijnt hij aan Jozef die erover denkt stiekem zijn ondertrouwde vrouw te verlaten.
En die engel zegt: “Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, bij u te nemen, want wat in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest;
21en zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden.
22Dit alles is geschied opdat vervuld werd wat door de Heere gesproken is door de profeet, toen hij zei:
23Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en u zult Hem de Naam Immanuel geven; vertaald betekent dat: God met ons”.[xxi]

Jezus is het teken dat de HEERE naar Zijn volk omziet.
In Zijn geboorte zien we de trouw van de HEERE.
Hij zoekt Zijn volk op!

Om zalig te maken.
Om te zoeken wat verloren was.
Om het hoogste, eeuwige geluk te geven.

Tegelijkertijd is deze lmmanuël ook een appèl van God: Wees niet ongelovig, maar zie in Hem wat Zijn Naam zegt: God met ons!

In Jezus wordt God mens.
Wordt God, God met ons!

Immanuël.

Wie op Hem vertrouwt, zal bij deze lmmanuël de volle rijkdom van Gods heil leren kennen. 
Deze Immanuël is Zelf, waar Zijn Naam naar verwijst: God met ons.
God in het menselijk vlees.
God is, om het met Luther te zeggen, in ons vlees gekropen.

Wie kan het bevatten?
Ondertussen leeft het geloof ervan.

Ook deze Immanuël, Jezus, vraagt geloof en vertrouwen in en op Hem. 
Hoeveel tekenen heeft Hij in Zijn rondwandeling op aarde niet gedaan?
Genezingen, als teken van de toekomst waarin niemand meer zal zeggen “Ik ben ziek”.
Wonderen in de natuur. Hij bestraft de zee en de wind. Hij vermenigvuldigt brood en vis.
De opstanding van Lazarus, het dochtertje van Jaïrus, de jongeling te Naïn, als teken van Zijn macht en als voorbode van Zijn opstanding met Pasen en de onze op jongste dag.

Daarbij hebben wij ook nu niet Zijn tekenen?
Doop en Avondmaal.

Zo zeker als het water van de Doop over jou heen gaat, zo zeker zal ik jou reinigen in Mijn bloed.
Zo zeker als het brood gebroken wordt, zo is Mijn lichaam verbroken voor jou.
Zo zeker als de wijn vloeit, zo heeft mijn bloed gevloeid voor jou.

Ds. Kievit schreef bij Jesaja 7 en Mattheüs 1:
“God wordt moe van mensen die Hem niet helemaal en van harte vertrouwen, die een slag om de arm houden, en dan nog vroom doen bovendien”.[xxii]

Maar dat doet u toch niet?
Dat doe jij toch niet?

Zullen wij het Kind bij de Naam noemen?
Straks met Kerst?
Maar ook vandaag?

Immanuël.

In Jezus is God met ons!
Het rijk dat Hij sticht, bestaat nu nog in het verborgene.
Nog even en dan zal het voor de hele schepping openbaar worden.

Wetend dat Hij gekomen is, wachten we op Zijn komst.

En daarom zingen we ook voor Advent (komst!) in ons hart: 
Kom, Jezus kom,
Vul dit land met Uw heerlijkheid.

En bidden we in verwachting:
Kom heil’ge Geest, stort op ons Uw vuur.
Zend Uw rivier, laat Uw heil
Heel de aard’ vervullen.
Spreek, Heer, Uw woord:
Dat het licht overwint.

Immanuël: God met ons.

Amen.


[i] Jes. 1:4.
[ii] Jes. 5:8 e.v..
[iii] Jes. 5:1-7.
[iv] Jes. 6:5.
[v] Vgl. Jer. 1:9.
[vi] Jes. 6:8. Vgl. Gen. 22:1 en Jes. 58:9.
[vii] Zie voor de toestand onder het volk 2 Kron. 27:2.
[viii] Zie 2 Kon. 15:37.
[ix] Jesaja 7-12.
[x] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Assoer_(stad), d.d. 2020-10-31. Voor enkele foto’s kunt u hier terecht http://whc.unesco.org/en/list/1130/gallery/&index=1&maxrows=12, d.d. 2020-10-31.
[xi] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Tiglat-Pileser_III, d.d. 2020-10-31.
[xii] In 2Kon. 16:1-4 en 2Kron. 28:1-4 wordt de vergelijking met David ook gemaakt: “hij deed niet wat juist was in de ogen van de HEERE zoals zijn vader David”.
[xiii] Opmerkelijk is dat de HEERE precies aangeeft waar Achaz te vinden is: “het einde van de waterloop van de bovenvijver, bij de weg naar het Blekersveld”. Is Achaz bezig de watertoevoer te inspecteren? Jaren later zal Sanherib op exact dezelfde plaats zijn leger opstellen (Jes. 36:2).
[xiv] De betekenis is in tweeërlei opzicht dubbelzinnig. Vgl. Jeremia 8:4-5. a) 1. zich afkeren 2. zich weer omkeren (terugkeren tot uitgangspunt). b) 1. zich afkeren (vgl. nog Jer. 3; 19) 2. weerkeren, zich bekeren. Wat is nu bedoeld in de naam Sje’ar-Jasjub? a) de terugkeer van de Judeeërs uit de Babylonische ballingschap? Hier niet waarschijnlijk; niet Babel, maar Assur staat dreigend op de achtergrond.
b) terugkeer van Israëlitische gevangen uit Assyrië? Achaz ziet Israëlieten liever gaan dan terugkeren! Het moet dus wel zijn ‘zich bekeren’, vgl. Jesaja 10:20-23. De verzen 20-21: niet meer steunen op Assur, maar op Jahwe; de verzen 22-23 = nadere interpretatie (niet herinterpretatie); terugkeer uit de ballingschap.
Derhalve: Rést – keert – weer/bekeert zich. De nadruk ligt op sje’ar: sléchts een rest, ook: nóg een rest.
[xv] Vgl. 2 Sam. 7! De verzen 8 en 9 “8Want het hoofd van Syrië is Damascus, en het hoofd van Damascus is Rezin.En binnen vijfenzestig jaar zal Efraïm verpletterd worden en niet meer als volk bestaan. 9Ondertussen zal Samaria het hoofd van Efraïm zijn en de zoon van Remalia het hoofd van Samaria” roepen vragen op. Wanneer men iemands hoofd eraf hakt, komt hij om. Van de twee beschreven landen zullen de staatshoofden en de hoofdsteden worden vernietigd en daarmee zullen de landen ophouden te bestaan. Aangezien deze woorden rond 733 voor Christus tot Achaz zijn gesproken, is het aannemelijk dat hier wordt gedoeld op een wegvoering van grote groepen inwoners van het Tienstammenrijk en over de gedwongen immigratie van buitenlanders in het noordelijke gebied in circa 671 voor Christus. (zie M.J. Paul, G. Van den Brink en J.C. Bette (red.), Bijbelcommentaar Hooglied-Jesaja. Studiebijbel Oude Testament, deel 9, Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2012, 223.
[xvi] Vgl. 2 Sam. 7:14.
[xvii] Vgl. Jes. 28:16 en 30:15.
[xviii] Over de identificatie van deze jonge vrouw zijn de meningen verdeeld. De NBV stelt in een vertaalaantekening dat zij de vrouw van koning Achaz is, op basis dat aan deze koning verteld wordt dat de dynastie van David gered zal worden. In dat geval zou het om zijn zoon en troonopvolger koning Hizkia kunnen gaan. Anderen zijn van mening dat het om de vrouw van de profeet Jesaja kan gaan omdat in Jesaja 8:3 wordt gesteld dat zij zwanger werd (maar het kind een andere naam geeft). Avraham ben Meir ibn Ezra, of kortweg Ibn Ezra (1089 –1164) stelt dat het zowel op de vrouw van Achaz als op de vrouw van Jesaja kan slaan. p de Engelse wikipedia site ook gesteld dat Immanuël de derde zoon van Jesaja was. Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Isaiah , d.d. 2020-10-30.
[xix] Binnen het tijdsbestek van een jaar zou Tiglath-Pileser inderdaad een veldtocht ondernemen tegen Samaria, waarbij Pekach als gevolg van een samenzwering om het leven kwam en een deel van de bevolking in ballingschap werd gevoerd, vgl. 2 Kon. 15:29,30. Daarna richtte dezelfde Assyrische veldtocht zich tegen Damaskus, dat werd ingenomen, waarbij ook koning Resin ter dood werd gebracht, vgl. 2 Kon. 16:9.
[xx] De combinatie ‘boter en honing’ komt in dit verband niet zo vaak voor. Wel duiden deze woorden in Deut. 32: 14 de overvloed aan, die God gaf aan Zijn volk in de woestijn. De combinatie ‘melk en honing’ vormt een vaste uitdrukking van Gods zorg in het beloofde land (Ex. 3:3, 13:5; Lev. 20;24; Num. 13:28, 14:8; Deut. 6:3 e.a.. Vgl. vooral ook de uitleg van de betekenis daarvan in Deut. 11:10,11).
[xxi] Mat. 1:19-23.
[xxii] L. Kievit, Vertrouwen en verwachten. 52 meditaties volgens het kerkelijk jaar, Kampen: J.H. Kok, 1979, 30.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s