Belijden en strijden

Lystra

Preek over 1 Tim. 6:12, gehouden in de Dorpskerk op 25 april 2021, belijdenisdienst.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Dat moet in Lystre of Lystra[i] toch een groot feest zijn geweest. 


Hoezo?
Nou Timotheüs, “God-erend”, doet belijdenis.
Een jongeman belijdt in het openbaar dat Jezus de Christus is.
Waarschijnlijk zal Timotheüs gezegd, beleden hebben “Jezus kurios”“Jezus is Heer!”.[ii]
Woorden die langzaam maar zeker uitgegroeid zijn tot de katholieke geloofsbelijdenissen zoals wij die kennen.[iii]

In het boek Handelingen[iv] kunnen we lezen hoe Paulus samen met Barnabas voor het eerst in de stad Lystra komt.

Lystra was een door keizer Augustus uitgeroepen kolonie.[v] Daardoor vestigde zich ook Romeinse veteranen, oudgedienden in die stad. 
Vaak kregen zij – als een soort pensioen – een lap grond toegewezen. 

In Lystra verkondigen Paulus en Barnabas het evangelie van de gekruisigde en opgestane Jezus.

Zo ontstaat daar een christelijke gemeente.
En in die gemeente doet Timotheüs belijdenis.
Feest!

Mooi, want er zullen vast mensen geweest zijn, die gedacht – en misschien ook wel gezegd hebben toen hij klein was: “Wat moet er van die jongen terecht komen?”.

Hoezo?
Nou, het zijn van die zaken waar wij makkelijk overheen lezen, maar in Handelingen 16 kun je lezen dat Timotheüs een zoon is van een gelovige Joodse vrouw en een Griekse vader.[vi] 

En ik kan me zomaar voorstellen dat tegen zijn moeder ooit is gezegd: “Joh, je moet met een Joodse man trouwen. Trouwen met een niet-Jood, een heiden, dat is tegen de wet van God. Daar krijg je problemen van!”.[vii]

Of “Twee geloven op een kussen, daar sluipt de duivel tussen!”.

Ja, zo zal het wel gegaan zijn.

En die criticasters van zijn moeder leken gelijk te krijgen.
Want de kleine Timotheüs wordt op de achtste dag niet besneden. 
Terwijl dat toch een uitdrukkelijk bevel van God is.[viii]
Het teken van het verbond met God!

Ja, daar ga je al. Er zal vast wel iets geroddeld zijn als “Zie je wel… trouwen met een ongelovige is het begin van het einde…” .
Of “Erg hè… Het jong is niet eens besneden… Och het is me wat tegenwoordig. Nou nou nou…”
Zoiets.

Maar ho, wacht even. Dat is niet het hele verhaal.
In de tweede brief die Paulus later aan Timotheüs zal schrijven, zegt Paulus dat de oma en de moeder van Timotheüs een ongeveinsd geloof hebben[ix]
En dat hij van jongs af bekend is gemaakt met de verhalen uit wat wij het Oude Testament noemen.[x]

Dus, ook al is mama met een Griekse man getrouwd – waarschijnlijk een Griekssprekende man, mama vertelt wel de verhalen uit de Bijbel. En oma doet dat ook!

Mooi, is dat.
Uit de praktijk van vandaag ook wel te herkennen, dacht ik zo.

Ik heb al een aantal keren meegemaakt dat “Papa niet zo veel met geloof en God en met de Bijbel heeft, maar dat mama wel vertelt uit de Bijbel. En oma doet dat ook…”

Nou ja, uiteindelijk is het dan toch zover gekomen dat Timotheüs belijdenis doet. En daarom is het feest!

Nog niet zo lang gelezen vroeg iemand me “’Belijdenis doen’, waar staat dat in de Bijbel?”.
Nou hier bijvoorbeeld. In 1 Timotheüs 6:12.
Openbare belijdenis, met veel getuigen.

Nu moet ik er direct wel wat bij zeggen.
Want in de tijd van het Nieuwe Testament (en daarna) vormde de openbare geloofsbelijdenis een onderdeel van de doopliturgie. 

Doop en belijdenis worden heel dicht bij elkaar gehouden. 
Denk bijvoorbeeld aan de Ethiopische man uit Handelingen 8.
Als Filippus heeft verteld over Jezus, roept de man uit “Kijk, daar is water; wat verhindert mij gedoopt te worden?”, waarop Filippus antwoordt “Als u met heel uw hart gelooft, is het geoorloofd”

En dan belijdt de kamerling zijn geloof: “Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is” en wordt hij gedoopt.

Belijdenis en doop hebben dus alles met elkaar te maken.
En dat is vandaag niet anders.

Ik weet van een enkeling van jullie, dat je de geloofsdoop “echter” vindt lijken dan de kinderdoop. 
Je hebt een doopdienst van een vriend of vriendin meegemaakt. Zag hem of haar “koppie onder” gaan en je dacht: “Dat is toch wel veel mooier dan bij ons in de Dorpskerk”.

Misschien dacht je zelfs “Dat is veel Bijbelser…”
Maar daarin vergis je je.

Kijk, bijna alle evangelische gemeenten staan in de traditie van – wat in de Reformatie – het Doperdom werd genoemd. 
Of zoals dat in Engelstalige landen heet: de baptisten.

Zij zijn snel klaar met belijdenis en doop en zeggen: “Je doopt alleen bewust-gelovigen. Kinderen mag je niet dopen, want die kunnen nog niet gelovigen. Jij moet zelf een keus voor Jezus maken. En als je die keus voor Jezus maakt, dan mag je gedoopt worden”.

Dat klinkt goed, maar zo eenvoudig lag en ligt het in de praktijk toch ook weer niet. 
Neem alleen al de vraag op welke leeftijd je dan gedoopt mag worden. 
Kijk, zij die de kinderdoop afwijzen benadrukken graag dat zij geen ‘volwassenen-doop’ voorstaan maar slechts een doop van ‘gelovigen’; de geloofsdoop.
 
En dan kun je je weer afvragen: “Op welke leeftijd kun je oprecht geloven?” 
Mag een kind, dat oprecht in de Heere Jezus gelooft, gedoopt worden? 
Misschien weet je nog van jezelf hoe vast je als kind kunt geloven!
En ook in de puberteit aan het twijfelen kunt slaan.
We moeten tenslotte ook niet voor niets “worden als een kind”.[xi]

In de Verenigde Staten komt het onder de baptisten nogal eens voor dat kinderen van vijf of zes jaar gedoopt worden.
Iemand als Martin Luther King is daar een voorbeeld van. Hij werd als kleuter gedoopt.

Maar het is geen garantie dat iemand die de zogenaamde ‘geloofsdoop’ ontvangt “echter” gelooft of zo.
Ik heb leerlingen gehad die als zestienjarige gedoopt werden, maar later toch hun gemeente “vaarwel” zeiden en het geloof ook.
Je hoopt en bidt dat dat ooit weer verandert, maar toch. 
Ook de zogenaamde geloofsdoop, wil niet zeggen dat iemand altijd trouw blijft.

In de Romeins-katholieke traditie waarin wel kinderen worden gedoopt, moeten de doopouders plaatsbekledend voor hun kind, de doopvragen beantwoorden. 
De vragen daar worden aan de dopeling gesteld en eigenlijk zou het kind zelf moeten antwoorden.
Maar dat kan het natuurlijk niet. 

Daarom doen de ouders het woord voor de baby.
En dan vraag ik me af “Kan dat wel…?”.

Daarom heeft de gereformeerde traditie[xii] een andere keus gemaakt. De blikrichting verlegd.
Het accent ligt in onze traditie niet op de gelovige mens, maar op de belovende God!
Niet op wat een mens moet, maar op wat God doet!

Daarom staat in onze traditie niet het geloof van het kind of van de ouders centraal, maar de belofte van God!
Bij ons wordt worden kinderen gedoopt, omdat de HEERE de God wil zijn van ons en onze kinderen.[xiii]

En dat heeft alles met “verbond” te maken.[xiv] 
De relatie die God met Zijn volk aangaat.

En dat lijkt mij de Bijbelse lijn.

Kijk, in Israël kwam de plaatselijke kerkenraad, de oudsten, niet bij elkaar als er een jongetje besneden moest worden om te kijken of de ouders wel vroom genoeg waren. “Leeft vader of moeder wel helemaal volgens de wet? Kan het wel? Mag het wel? Moeilijk, moeilijk… Oei, bijna de achtste dag, uitstellen maar.”
Nee, de God van het verbond beval de besnijdenis. 

Zijn belofte gaat altijd voorop!
Daarom worden alle jongetjes, al is vader nog zo’n boef, of moeder nog zo’n secreet, daarom worden alle jongetjes besneden.

En in die traditie staan wij! 
Hier, in Hervormd Vreeswijk!
Daarom worden hier kinderen gedoopt.
Daarom zijn jullie ook als kind gedoopt.

Aan jullie ouders is gevraagd of zij het geloof van de kerk der eeuwen beamen.
Ook is aan jullie ouders gevraagd te beloven jullie op te voeden overeenkomstig de Bijbel en als kinderen van de gemeente[xv]
Maar zij hebben niets beloofd namens jullie zelf.
Het antwoord, de geloofsbelijdenis die bij de doop hoort, stond tot vanmorgen nog uit. 

Want dat antwoord, die persoonlijke belijdenis die bij de doop hoort, is de openbare geloofsbelijdenis. 

Ik zou het ook anders kunnen zeggen: Het verbond dat, de relatie die God met ons aangaat, wordt eenzijdig gesloten. Komt helemaal van Zijn kant.
Maar Hij vraagt wel om een antwoord!
Eenzijdig in zijn ontstaan, tweezijdig in zijn bestaan.
Daarom vraagt Hij om een antwoord.

En dat antwoord hebben jullie vanmorgen gegeven.
Toen jullie belijdenis aflegden, openlijk voor veel getuigen.

Net als Timotheüs ooit.

Waarschijnlijk sprak hij zijn belijdenis uit bij zijn doop.
Of hij gelijk met zijn moeder en oma is gedoopt, weet ik niet.
Dat zou heel goed kunnen.[xvi]

Maar net als voor Timotheüs is ook voor jullie het doen van geloofsbelijdenis geen eindpunt, maar een startpunt!

Dat blijkt ook wel uit de tekst die we vanmorgen lezen.

Even voor de context:
Na zijn doop en belijdenis is Timotheüs door Paulus besneden. Niet omdat dat heilsnoodzakelijk is, maar omdat hij hem mee wil nemen op zendingsreizen en menig synagoge zal bezoeken.[xvii] En dan moet je kunnen focussen op de kern en niet in allerlei randzaken.

Als Paulus de brief schrijft waaruit wij vanmorgen lezen, is Timotheüs de leider van de gemeente in Efeze.
Paulus heeft die gemeente gesticht en heeft Timotheüs aangesteld om daar leiding aan te geven.

Dat klinkt mooi.
En dat is ook mooi.
Leidinggeven aan de gemeente.
Vraag maar aan de ouderlingen, de diakenen, dominee de Pater.

Maar tegelijkertijd viel het voor Timotheüs ook weer niet mee!

Er is namelijk in de gemeente altijd gedoe.
En daarom steekt Paulus zijn “geestelijke zoon”, zijn “oud-catechisant” een hart onder de riem met zijn schrijven.

En spoort hij hem aan:
“Strijd de goede strijd van het geloof. Grijp naar het eeuwige leven, waartoe u ook geroepen bent en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen”.

Twee dingen wil ik daarover vanmorgen tegen jullie zeggen.
1. Strijd de goede strijd van het geloof.
2. Grijp naar het eeuwige leven.

Het eerste is dus “Strijd de goede strijd van het geloof”.
Er was in Efeze strijd voldoende. Maar of dat allemaal onder een goede strijd hoorde…

In het gedeelte wat we vanmorgen lazen, ontdekte je misschien al iets over een “woordenstrijd”.

Er waren mensen die de “gezonde leer” eigenlijk te mager vonden. Niet “diep” genoeg. Niet “geestelijk genoeg”.
“Teveel van dit en te weinig van dat…”
Daarom is die geloofsbelijdenis die we vanmorgen lazen ook zo belangrijk.

Van zichzelf vonden deze mensen natuurlijk dat ze beter en dieper waren doorgeleid. Dat zij een “kennis” hadden, die Timotheüs en anderen ontbeerden.[xviii] 

Ze keken er vast heel diepzinnig en vroom bij, maar Paulus noemt het “inhoudsloze praat”.


Daarom zegt hij “Houd je aan de gezonde woorden van onze Heere Jezus Christus en aan de leer die in overeenstemming is met de godsvrucht”. 
En vermoei je maar niet met al die zogenaamde diepe wijsheid, die ten diepste zo plat als een dubbeltje is.

Wie met woordenstrijd bezig is, kan zich daarin zo verliezen dat hij of zij aan de goede strijd niet meer toekomt.
Dat lijkt mij trouwens ook een les voor ons als gemeente.

Daarom: “Strijd de goede strijd van het geloof”.
Dat is de strijd om de relatie met God te beoefenen.
Dat is de strijd om in de Wijnstok te blijven.
Dat is de strijd om vrucht te dragen.
Dat is de strijd om Jezus te volgen, waarheen Hij ook leidt!

Dat is de strijd aangaan, tegen alles wat je bij God vandaan wil halen.
In de Heidelbergse Catechismus wordt in dit kader gesproken over drie vijanden: De satan, de wereld, en je eigen “vlees”.[xix] 

De satan komt in actie als je toegewijd aan Christus wil leven. Je zou “Brieven uit de hel” van C.S. Lewis moeten lezen.
Daar waar mensen zich toewijden aan Jezus, wordt het onrustig in de hel.

De wereld, dat is de wereld die niets van God en Christus wil weten, die kan je verlokken. “Joh, doe niet zo gek. Het is 2021…” en van alles beloven.
Het is zoals de bedelaar in een lied zingt:

Roem, wereld, uw schatten!
Gij kunt niet bevatten,
hoe rijk ik wel ben.
‘k Heb alles verloren, 
maar Jezus verkoren,
Wiens rijkdom ik ken.


Satan, wereld en je “eigen vlees”.
Dat zijn de begeerten die zomaar omhoog kunnen ploepen. Begeerten die je ongehoorzaam maken aan God. 
Aan Zijn geboden en Zijn beloften.

Nou, dat hoef ik niet uit te leggen.
Daar hebben we het op catechisatie ook over gehad.

Een christen is een twee-mens. 
Tegelijkertijd rechtvaardig en een zondaar.
Denk aan de twee honden die Joram inbracht.
Welke geef je het meeste eten… Welke verwaarloos je…

En elke keer weer: zonden belijden, opnieuw beginnen.
Daarom is de kerkgang ook zo belangrijk.
Elke zondag wordt de week gedoopt. Het verkeerde wordt beleden (dat is ook belijdenis doen!). De zonden worden bij de Heere gebracht. En rein ga je de nieuwe week in.

“Strijd de goede strijd van het geloof”.

Naast de woordenstrijd noemt Paulus ook nog een andere strijd. De strijd om geld! De rijken!

Ook daar schrijft Paulus over.
Want als die mensen zo bezig zijn met de strijd om meer en meer, groot en groter, dan zijn ze waarschijnlijk niet met de goede strijd bezig.

Dat was de rijke man trouwens ook niet. 
Je kent die gelijkenis van Jezus vast wel. 
Steeds een grotere schuren. 
Wel schatten verzameld op aarde, maar niet rijk in God.[xx]

Daarom dat “Als wij echter voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn” en “Wij hebben niets de wereld ingedragen, het is duidelijk dat wij ook niets daaruit kunnen wegdragen”.
Een doodshemd heeft geen zakken.

“Strijd de goede strijd van het geloof”.
Span je in! 
Blijf komen naar de kerk, zei ik net.
En zorg dat je laat voeden aan de avondmaalstafel! 
Blijf daarvan niet weg!
Want de Heere heeft dat gegeven om vol te houden. 
Om het vertrouwen, het volgen en het verwachten steeds weer te versterken.

“Strijd de goede strijd van het geloof.” 
De Kerk van Christus hier op aarde wordt niet voor niets “De strijdende Kerk” genoemd.
Daarom bidden wij ook dagelijks “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.” 

Wij zijn van onszelf niet van die gelovige krachtpatsers.
Daarom bidden we “Wilt U ons toch staande houden door de kracht van de Heilige Geest. Laat ons in de geestelijke worsteling niet onderliggen, maar altijd sterke weerstand kunnen bieden, totdat wij de overhand behouden”.[xxi]


“Strijd de goede strijd van het geloof”, dat is één.

En het tweede is: “Grijp naar het eeuwige leven”.

De strijd heeft een einddoel.
En dat einddoel is het “eeuwige leven”.
Dat is de eeuwige gemeenschap en zaligheid met God. 

Daar is die hardloopwedstrijd dus op gericht!
Belijdenis doen, heeft alles te maken met een startlijn en een finish, een doel!

“Grijp naar het eeuwige leven”.
Wie misgrijpt rest de eeuwige dood.

Ik hoef niet te zeggen dat dat tegenwoordig betwist wordt.
“Dood is dood”, zei ooit een leerling en daarmee zei hij wat de meeste mensen vandaag de dag denken.
En daarom denken ze: “Als ik maar lang en breed kan leven”.

Maar lengte keer breedte is oppervlakte.
En lang en breed leven oppervlakkig.

Volgens de Bijbel is “dood is dood” een misvatting en een miskenning van het leven na dit leven.

Een miskenning van het eeuwige leven, dat geopenbaard zal worden bij de verschijning van onze Heere Jezus Christus in heerlijkheid.

“Grijp naar het eeuwige leven…” schrijft Paulus daarom.
Wees daar nu op gericht.
Zoals hij ergens anders schrijft “één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus”.[xxii]

Strijd de goede strijd van het geloof. Grijp naar het eeuwige leven”
Daartoe zijn jullie geroepen.
Daartoe zijn wij allemaal geroepen.
Daarvan hebben jullie van morgen de goede belijdenis afgelegd voor vele getuigen.

Zal het lukken? Dat strijden en grijpen?

“Reken maar van yes”, schreef één van jullie.

Ik moest ervan glimlachen toen ik dat las.
Want het enthousiasme spat daarvan af.
En dat enthousiasme wil en mag ik niet temperen.

Maar ik dacht wel “De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak”.[xxiii]

En toch “Reken maar van yes!” is zo vreemd nog niet.
Waarom niet?
Nou niet omdat jullie zulke geweldige, sublieme gelovigen zijn.
Dat ben ik ook niet.

Nee, maar “Reken maar van yes!”, omdat Hij Die roept, getrouw is: Hij zal het ook doen.[xxiv]

Aan Hem heb ik jullie voorgelegd.
Aan Hem zal ik jullie voorleggen.

Maar meer nog en veel, veel, veel belangrijker is dat Hij voor jullie, dat Hij voor ons bidt!
En Hij heeft gezegd: “Ieder dan die Mij belijden zal voor de mensen, die zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is”.[xxv]


De wekelijkse bijeenkomsten zal ik erg missen, denk ik.
Zo jammer, dat dat voorbij is.

Maar zo gaat het nu eenmaal!

En daarom nog één keer:
“Strijd de goede strijd van het geloof. Grijp naar het eeuwige leven, waartoe u ook geroepen bent en de goede belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen”.

Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus![xxvi]

Amen!


[i] Het huidige Kilistra bij het dorpje Gökyurt in Turkije. Zie ook https://en.wikipedia.org/wiki/Lystra, d.d. 2021-04-25.
[ii] Vgl. Rom. 10:9; 1 Kor. 12:3; Fil. 2:11.
[iii] Zie avond 4 van de lezingen bij de Gewone Catechismus. Zie https://www.izb.nl/l/library/download/urn:uuid:6e5111d7-f135-4bb3-98a0-0c50a6492647/lezingen+gewone+catechismus.pdf
[iv] Lees Handelingen 14 tot en met vers 23.
[v] Colonia Iulia Felix Gemina Lustra.
[vi] Zie Handelingen 16:1.
[vii] Deut. 7:3; vgl. Ex. 34:16 en 1 Kon. 11:2.
[viii] Gen. 17:12; Lev. 12:3.
[ix] 2 Tim. 1:5.
[x] 2 Tim. 3:15.
[xi] Mat. 18:3.
[xii] Denk aan Calvijn en Bucer.
[xiii] Gen. 17; Hand. 2:37-40.
[xiv] Zie vraag en antwoord 74 van de HC. Vraag: Zal men ook de jonge kinderen dopen? Antw. Ja het; want mitsdien zij alzo wel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn (a), en dat hun door Christus’ bloed de verlossing van de zonden (b) en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt (c), zo moeten zij ook door den Doop, als door het teken des verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden (d), gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is (e), voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is (f). 
(a) Gen 17:7. (b) Mat. 19:14. (c) Luk. 1:15. Ps 22:11, Jes. 44:1-3, Hand 2:39. (d) Hand. 10:47. (e) Gen. 17:14. (f) Kol 2:11-13.
[xv] Ten eerste: Belijdt u dat onze kinderen, hoewel ze in zonden ontvangen en geboren zijn en daarom aan allerlei ellende, zelfs aan de verdoemenis onderworpen zijn, nochtans in Christus geheiligd zijn en daarom als leden van de gemeente van Christus behoren gedoopt te zijn?
Ten tweede: Belijdt u dat de leer van het Oude en Nieuwe Testament, die in de artikelen van het christelijk geloof samengevat en hier in de christelijke kerk onderwezen wordt, de ware en volkomen leer van de zaligheid is?
Ten derde: Belooft u en neemt u voor uw rekening deze kinderen, van wie u de vader en de moeder bent, bij het opgroeien in deze leer naar uw vermogen te onderwijzen of te laten onderwijzen?
[xvi] Vgl. Hand. 16:15; Hand. 16:33; 1 Kor. 1:16.
[xvii] Hand. 16:1-3.
[xviii] 1 Tim. 6:20.
[xix] Zie HC vraag en antwoord 127.
[xx] Luk. 12:13-21.
[xxi] Vgl. nogmaals HC, antwoord 127.
[xxii] Fil. 3:14.
[xxiii] Mat. 26:41.
[xxiv] 1 Thes. 5:24.
[xxv] Mat. 10:32.
[xxvi] Fil. 1:6.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s