
Preek Jesaja 52:13-53:12 gehouden op 11 april 2021 in de Dorpskerk van Vreeswijk-Nieuwegein.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
“Komt het ooit nog goed?”
Dat kun je je afvragen als ziekte en dood een grote – vergeef me het woord -, als ziekte en dood een grote bek opzetten.
En luid roepen: “Jullie hebben dan wel Pasen gevierd, maar wij zijn er nog steeds hoor. Verbeeld je maar niets”.
Okke Jager zei al: “De dood is niet een roepstem van God, maar zijn aartsvijand die hem in de rede valt”.
En hoe waar is dat.
Afgelopen week overleed dominee Cees van Duijn op de leeftijd van zestig jaar in Noord-Afrika.
Sinds 2019 werkte hij als toeruster van predikanten van kleine, kwetsbare kerken in Noord-Afrika. Kleine gemeenten in een islamitische omgeving.
En dan denk je toch – tenminste zo denk ik – dat werk zal de HEERE toch geweldig vinden?
Zoiets zal toch gezegend worden?
Dat iemand van 60 zich geroepen weet om juist daar te werken.
Ik bedoel, hij had ook predikant kunnen blijven in Delft of een andere stad.
Of in een boerendorp, waar alles een beetje hetzelfde blijft.
Nee, hij verliet de veilige comfortzone en ging aan de slag in Noord-Afrika.
Ooit vol christendom. De kerkvaders Tertullianus, Cyprianus en Augustinus kwamen van Noord-Afrika.
En toen kwam in de zevende eeuw de Islam.
Sportieve man ook, hij deed wat ik zou moeten doen, bewegen.
Uitgerekend hij krijgt tijdens het sporten een hartstilstand.
Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart… (Ps. 73:13, OB)
Het hart bezweek.
Verschrikkelijk.
En dat op derde Paasdag.
Dat net nadat we Pasen hebben gevierd.
Uitgeroepen hebben: “Jezus leeft!”.
Huppelend van zielenvreugd gingen we met Pasen naar huis.
En dan begint de werkweek op een dinsdag en dan zo’n bericht.
Alsof de dood, alsof de duivel met een vieze grijns zegt “Verbeeld je nou niks… Ik ben er nog hoor…”[i]
“Komt het ooit nog goed?”
“Komt het ooit nog goed?”
Die vraag kun je ook hebben als je naar de kerk kijkt.
De kerkverlating.
Mensen die afhaken.
“Het zegt me niks meer…”
“Komt het ooit nog goed?”
Al die crises.
Al die ellende waarmee via de media overspoeld worden.
De vluchtelingenstromen.
Deze week het bericht dat een Iraanse die in Cross Culture gedoopt werd, groot feest, na jaren in AZC’s toch niet in Nederland mag blijven.
Wat nu?
“Komt het ooit nog goed?”
De corona-toestanden.
Niet inenten met Astra-Zenica, wel inenten met Astra-Zenica.
De terrassen wel open, de terrassen niet open.
Winkels open, winkels dicht…
“Komt het ooit nog goed?”
U weet vast wel het een en ander aan te vullen.
Crisis in je huwelijk.
Ruzie met de kinderen.
Ruzie met je ouders.
Ik kan wel doorgaan met die eindeloze rij, waardoor het dromen je vergaat…
Waardoor je de vreugde van en in het leven kunt verliezen…
“Komt het ooit nog goed?”
Dat zullen mensen zich in de Bijbel ook afgevraagd hebben.
Abraham bijvoorbeeld. Wat komt er van mijn leven, wat komt er van mijn roeping, wat komt er van de beloften van God terecht?
“Och was ik maar bij moeder, of vader thuis gebleven. In Haran…”
Of Mozes toen hij achter de schapen van zijn schoonvader aanliep in de woestijn.
Of de profeten die waarschuwden voor het oordeel van God. De ballingschap.
“Komt het ooit nog goed?”
Dat zal het volk Israël zich afgevraagd hebben toen zij als ballingen in Babylon verkeerden.
Want dat het goed komt is geen “ABC-tje”, geen vanzelfsprekendheid.
Ik weet nog hoe ik schrok bij het lezen van Jesaja 1.[ii]
We lazen vanavond Jesaja 52 en 53.
Het vierde lied over de knecht van de HEERE.
Een prachtig lied en een aangrijpend lied.
Het hoogtepunt van het tweede deel van Jesaja, het troostboek (de hoofdstukken 40-66).
En niet alleen het hoogtepunt.
Je zou het lied ook het centrum van het Troostboek kunnen noemen.
De vraag die aan de orde is, is “Komt het ooit nog goed met dat volk Israël?”.
“Zal Israël “zaad” zien, of zal het uitsterven?”
Zal Israël uitsterven?
“Rare vraag”, denkt u.
Maar waarom?
Zijn niet tal van volken “uitgestorven”?
Door assimilatie bijvoorbeeld opgegaan in andere volken?
Waarom zou dat met Israël niet kunnen gebeuren?
Nou het antwoord op die vraag vinden we (o.a.) in Jesaja 41, de verzen 8 tot en met 10.
“8Maar u, Israël, Mijn dienaar,
u, Jakob, die Ik heb verkozen,
het nageslacht van Abraham, die Mij liefhad,
9u, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde,
geroepen uit haar uithoeken,
en tegen wie Ik zei: U bent Mijn dienaar,
Ik heb u verkozen, Ik heb u niet verworpen.
10Wees niet bevreesd, want Ik ben met u,
wees niet verschrikt, want Ik ben uw God.
Ik sterk u, ook help Ik u,
ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt”.
Dat Israël niet uit zal sterven, heeft alles met de God van Israël te maken.
Met Zijn verkiezende liefde.[iii]
Met Zijn beloften!
God doet wat Hij belooft.
“God is geen man, dat Hij liegen zou,
of een mensenkind, dat Hij ergens berouw over hebben zou.
Zou Híj iets zeggen en het dan niet doen?
Zou Híj spreken en het niet gestand doen?”[iv]
In hoofdstuk 42 horen we dan het eerste lied over de Knecht des HEEREN, ofwel de Dienaar van de Heer[v].
In hoofdstuk 49 volgt het tweede lied.[vi]
In hoofdstuk 50 het derde lied, waarin de Knecht lijdt.
En dan volgt vanaf Jesaja 52:13 het laatste lied.
Dat laatste lied begint met de woorden:
13Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen,
Hij zal verhoogd worden en verheven, ja, zeer hoog verheven worden.
Wij herkennen bij het lezen in deze Knecht direct onze Zaligmaker: Jezus.
Dat doen we al sinds ooit een Ethiopische man de boekrol van Jesaja zat te lezen en zich afvroeg “Wie is nu die Knecht? Is dat de profeet zelf? Is het iemand anders?”
In de 11e eeuw na Christus zei Shlomo Yitzchaki, ofwel Rashi (1040 – 1105), dat de Knecht ook in hoofdstuk 53 Israël is. De Knecht is een personificatie van het volk. Het lijden van het volk Israël schenkt vrede aan de wereld.[vii]
In de 13e eeuw zegt Mosjé ben Nachman, ofwel Nachmanides hetzelfde. Overal wordt met de knecht het volk Israël bedoeld. En in hoofdstuk 53 wordt het volk beschreven in zijn verleden, heden en toekomst.[viii]
We moeten bij de uitleg van deze rabbijnen echter niet vergeten dat zij lang na Christus leefden.
Anders gezegd: zij waren bekend met de christelijke exegese en zij wilden in verzet tegen het christendom voorkomen dat gezegd zou worden dat het in Jesaja 53 om de Messias gaat.
Als zij immers toegaven dat in dit hoofdstuk de Messias bedoeld wordt, dan hadden de christenen al half gewonnen.
Maar goed.
Lang voor deze rabbijnse uitleg is een andere Joodse man, luisterend naar de naam Filippus die op de vraag van een Ethiopische man “Over wie gaat het hier?” zijn mond open doet en Jezus begint te verkondigen.
In Handelingen lezen we “En Filippus deed zijn mond open en, uitgaande van dat Schriftwoord, verkondigde hij hem Jezus”.[ix]
De eerste gemeente heeft in dit lied het sterven, de opstanding en de hemelvaart van Jezus gezien.
En wij…
Als wij het lied door lopen, dan herkennen wij toch ook Jezus in het lied?
Weet u nog?
De Stille Week?
“Zie het Lam!’ hoorden we, dag aan dag.
Hoorden we niet op Goede Vrijdag en de dagen daarvoor hoe Jezus, als een lam ter slachting werd geleid?
Dat Hij als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, Zijn mond niet opendeed?
Zien we in Jesaja 53 niet het lijden en sterven van onze Heiland?
Hoe Hij om onze overtredingen is verwond?
Om onze ongerechtigheden is verbrijzeld?
Dat Hij het Lam is Die sterft voor ons?
In onze plaats?
Daarom nogmaals:
“Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegdraagt!”
Ook de zonde van u! En Hij doet het voor u!
Ook de zonde van jou! Hij doet het voor jou!
Soms kun je denken en zeggen “Dat vergeef ik mezelf nooit…”
Nee…
Maar Hij vergeeft!
Jesaja zegt: “De HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen”. (6b).
“Ons allen!”.
Het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft Hem ziek gemaakt. (10a)
Het moest!
Jezus sterft niet als een martelaar, maar als de Middelaar.[x]
Tegen de Emmaüsgangers zegt Jezus: “O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan?” (Luk. 24:25,26).
Het moest!
Kon het niet anders?
Dacht u dat in de Stille Week?
Nee, het kon niet anders.
Vanwege het recht van God.
En daarin is Jezus niet zielig, maar maakt Hij zalig!
Jezus is zoals Hij heet: Zaligmaker!
“Het moest” zegt Jezus.
Zo hebben de profeten gesproken!
Hij moest sterven. Goede Vrijdag!
Met Pasen hoorden we ook dat Hij moest opstaan.
We zagen een verwarde Maria, verwarde discipelen die er nog niets van begrepen:“Waar is Jezus nu? Het lichaam is zoek!”
“Want zij kenden de Schrift nog niet dat Hij uit de doden moest opstaan”[xi], lazen we vorige week.
Ik heb toen gewezen op Psalm 16 die Petrus aanhaalt tijdens zijn Pinksterpreek (Hand. 2):
“Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten,
U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet.”[xii]
Hij moest sterven!
Hij moest opstaan!
En dat heeft dus óók alles te maken met wat de profeten gesproken hebben.
Ook met het lied van Jesaja 52 en 53 dat vandaag voor ons ligt.
Want het lied gaat niet alleen over het Lam dat sterft!
Het lied gaat niet alleen over Goede Vrijdag.
Het lied gaat ook over Pasen!
“Zie, Mijn Knecht zal verstandig handelen,
Hij zal verhoogd worden en verheven, ja, zeer hoog verheven worden.” (52:13).
Jezus wordt niet alleen verhoogd aan het kruis.
Dat allereerst.
Daarom zei Hij: “En Ik, als Ik van de aarde verhoogd ben, zal allen naar Mij toe trekken”.[xiii]Vanaf het kruis trekt de kruiskoning!
Maar Hij wordt ook verhoogd in de Opstanding!
“Doe dat en gij zult leven” zei de wet.
Welnu: Jezus deed en leeft!
Vader wekte Hem op!
Hij aanvaarde het offer.
En nu Jezus zegt des temeer: “Ik leef en u zult leven”.[xiv]
Hij wordt verhoogd op Goede Vrijdag.
Hij wordt verhoogd met Pasen.
Hij wordt verhoogd met Hemelvaart!
Daarom hoorden we Paulus zingen:
9Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam,
10opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn,
11en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader (Fil. 2:9-11).
Daarom begint het lied in vers 13 van Jesaja 52 in de NBV met de woorden: “13Ja, mijn dienaar zal slagen”.
De Knecht, de Dienaar mislukt niet met het sterven aan het kruis!
Nee, “Mijn Dienaar zal slagen!”.
En wel zo dat – vers 15 – Hij vele heidenvolken zal besprenkelen. Tot en met Nederlanders aan toe.
Heidenen leren de God van Israël kennen. Buitenstaanders.
“Zij aan wie het niet verteld was, zullen het zien,
en zij die het niet gehoord hebben, zullen het begrijpen”.
In vers 10 van hoofdstuk 53 lezen we
“Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben,
zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen;
het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn.”
De NBV leest “Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien en lang te leven”.
Welnu, Jezus leeft in eeuwigheid!
De weg van de ondergang blijkt de weg van de verhoging te zijn.
Paulus schrijft aan de Romeinen:
“Die om onze overtredingen is overgeleverd, en opgewekt om onze rechtvaardiging”. [xv]
En aan de Korinthiërs schrijft hij:
“Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem”.[xvi]
Anders gezegd: Wat is de vrucht van Pasen?
Dat wij rechtvaardig worden verklaard!
Enkel en alleen op grond van het offer van Christus!
Niet door werken.
Niet door offers.
Niet door vrome daden.
Nee, “moede kom ik, arm en naakt,
tot de God, die zalig maakt…”.
Jezus roept het ons vanavond toe: “Ik leef en u zult leven!”.
En Vader roept: “Zie Mijn Knecht!
Zie de Gekruisigde!
Zie het Lam!
Ben je er tevreden mee?
Dan ben Ik het met jou!”.
Geloven is tevreden zijn met Christus-geheel en Christus-alleen!
Je hand leggen op het Lam.
“Amen zeggen…”
Aan het begin begon ik met een vraag:
“Komt het ooit nog goed?”
En nu denk ik: “Wat een domme, domme, domme vraag.
Wat een ongelooflijke domme en ongelovige vraag!”.
Hij maakt alles goed.
Sterker: Hij heeft alles goed gemaakt!
En ook al hebben we met tegenslagen te maken.
Met verdriet.
Met tranen, met pijn!
We vergeten nooit, nooit, dat in dit jammerdal een kruis heeft gestaan![xvii]
Dat één graf al open is.
Dat Jezus de Eerste is Die eruit is. Erdoor is.[xviii]
Daarom leren we onze kinderen “Wij zullen opstaan en met Hem meegaan!”.
Hij heeft geroepen “Het is volbracht!”.
“Amen!” zei Vader.
En zette er met Pasen een dik uitroepteken achter!
“Volbracht!”!
Het Lam leeft!
En niets kan ons scheiden van Zijn liefde![xix]
Daarom het loflied: “Het Lam Dat geslacht is, is het waard om de kracht te ontvangen, en rijkdom, wijsheid, sterkte, eer, heerlijkheid en dankzegging”.[xx]
“Komt het ooit nog goed?”
Domme vraag, zei ik net.
Weet u nog de eerste Petrusbrief?
“Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons, overeenkomstig Zijn grote barmhartigheid, opnieuw geboren deed worden tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden,
tot een
onvergankelijke, (het kan niet vergaan)
onbevlekte en (het kan niet bevuild of vies worden)
onverwelkbare (het kan niet verwelken)
erfenis, die in de hemelen bewaard wordt voor u”.[xxi]
Halleluja, lof zij het Lam!
Amen!
[i] Vorig jaar schreef ik https://glismeijer.com/2020/04/14/kun-je-te-enthousiast-zijn-over-pasen/, d.d. 2021-04-10.
[ii] Zie https://glismeijer.com/2020/10/11/wij-en-hij/, d.d. 2021-04-10.
[iii] Zie Deut. 7:6-8. “6Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is. 7Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. 8Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in acht te houden, heeft de HEERE u met sterke hand uitgeleid en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis, uit de hand van de farao, de koning van Egypte”.
[iv] Num. 23:19. Denk ook aan 2 Kor. 1:20: “Immers, zovele beloften van God als er zijn, die zijn in Hem ja en in Hem amen, tot verheerlijking van God door ons”.
[v] Zie hierover hoofdstuk 4 van Niels de Jong, Jesaja beter begrijpen. Meer zicht op Gods hart, Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 2014, 41-46.
[vi] Zie hoofdstuk 6 van Niels de Jong, a.w., 53-58.
[vii] Zie M.J. Paul, “De lijdende knecht (1)” in A.G. Knevel, M.J. Paul in Theologische Verkenningen. Serie Bijbel en exegese, deek 6; M A Buitink-Heijblom; J W van Estrik; C van Ginkel e.a., Verkenningen in Jesaja, Kampen: Kpk-Voorhoeve, 1991, 131. “Rashi (11e eeuw) merkt bij de eerste verzen van h. 42 op, dat de knecht Israël is. Want de knecht zal het gekrookte riet niet verbreken; dit is een zinspeling op het koningschap van Israël. En als er dan vervolgens staat, dat de eilanden/kustlanden naar zijn leer wachten, betekent dit, dat Israël de taak heeft om de Tora te verbreiden. In de daaropvolgende verzen spreekt de profeet van zichzelf: hij is het licht voor de stammen van Israël. Ook in 49:6 spreekt de profeet over zijn eigen taak. Maar de verachte figuur in het volgende vers stelt Israël voor. Jes. 50:10 beschrijft weer de profetentaak van Jesaja zelf. In h. 53 gaat het opnieuw over Israël. De volkeren zijn hier aan het woord en de knecht, die lijkt op een lijdende profeet, is een personificatie van het volk. Het lijden van het volk Israël schenkt vrede aan de wereld. We concluderen, dat Rashi zowel het volk als de profeet Jesaja zelf beschouwt als de knecht. In het beroemde h. 53 wordt het lijden van Israël beschreven. Israël is als een lam ter slachting geleid. Hier en daar lijkt het wel alsof het over een persoon gaat, maar dat is personificatie van het volk”.
[viii] Zie M.J. Paul, a.w., 132. “De tweede joodse exegeet, Nachmanides (13e eeuw), kiest consequenter voor een collectieve verklaring: overal wordt met de knecht het volk Israël bedoeld. In h. 53 wordt het volk beschreven in zijn verleden, heden en toekomst. Een paar verzen uit dit hoofdstuk hebben betrekking op de Messias, die veracht zal zijn, maar onoverwinnelijk uit zijn verachtenswaardige toestand tevoorschijn zal treden. De christologische uitleg is echter onjuist, aldus Nachmanides. De koning van Aragon organiseerde een openbaar dispuut tussen deze Nachmanides en vertegenwoordigers van de rooms-katholieke kerk. De christelijke tegenstander van Nachmanides had lang gezocht in de joodse uitlegkundige traditie en kwam aandragen met een citaat uit de Midrasj Tanchuma. Deze midrasj, uit de eerste eeuwen van onze jaartelling, verklaart 52:13 als volgt: ‘Dit is de Messias, die hoog en verheven is, en zeer verheerlijkt, meer verheerlijkt dan Abraham, verheven boven Mozes en hoger dan de engelen.’ Maar Nachmanides verwerpt dit joodse getuigenis – dat verrassend veel overeenkomt met de Brief aan de Hebreeën – als een te gewaagde vrijheid in uitleg. De christelijke verklaring is volgens hem onmogelijk omdat de profetie zwijgt over het lijden aan het kruis.”
Zie ook https://www.sefaria.org/Isaiah.52.12?lang=bi&with=Midrash&lang2=en, d.d. 2021-04-10.
[ix] Hand. 8:35.
[x] Zie ook Zondag 5 en 6 van de Heidelbergse Catechismus.
[xi] Joh. 20:9.
[xii] Vers 10. Lees Psalm 16:8-11 en Hand. 2:25-28.
[xiii] Joh. 12:32 en 33.
[xiv] Joh. 14:19b.
[xv] Rom. 4:25.
[xvi] 2 Kor. 5:21.
[xvii] Vgl. Zondag 9 van de Heidelberger.
[xviii] 1 Kor. 15:20. Lees anders heel 1 Korinthe 15 deze week nog eens door.
[xix] Rom. 8:31-39! Leer de verzen 38 en 39 uit het hoofd!
[xx] Op. 5:12.
[xxi] 1 Pet. 1:3 en 4.