
Preek over Filippenzen 2:1-11, gehouden op 14 november 2021 in de Dorpskerk van Vreeswijk-Nieuwegein bij de viering van het Heilig Avondmaal.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Er was eens een prins die verliefd werd op een meisje uit het gewone volk.
Meestal trouwen prinsen met een meisje, een vrouw van adel. Of een prinses uit een ander land.
Maar deze prins werd dus verliefd op een meisje uit – wat wij dan noemen – een gewoon arbeidersgezin uit een gewone arbeiderswijk.
De roddelpers was er snel bij en zorgde binnen korte tijd dat er een foto van het meisje kon worden getoond.
Het oordeel was niet mals: Een gewoon meisje, niets bijzonders. Sommigen noemden haar in zelf onaantrekkelijk.
De vader van die prins was het dan ook helemaal niet eens met de keuze van zijn zoon.
Sterker nog, hij dreigde de prins te verstoten. “Jij zal mij niet opvolgen, nooit koning worden als jij met haar trouwt”.
Toch kwam er een dag waarop die vader zijn zoon eindelijk toestemming gaf het meisje in het paleis te ontvangen. Zodoende kon hij kennismaken met de geliefde van zijn zoon.
Zo gebeurde.
Het personeel in het paleis zag haar en was ook kritisch.
Niemand, maar dan ook werkelijk niemand vond de jonge dame de moeite waard om van te houden.
“Moet zij prinses worden? Straks koningin? Wat ziet hij in haar?”.
De vader merkte dat op en riep zijn zoon, de prins bij zich: “Jongen toch”, zei hij, “Hoe kun je nu van zo’n meisje houden? Er lopen toch wel wat lievere en mooiere meisjes in de wereld rond dan deze…”
Weet u wat de die prins daarop antwoordde?
De prins zei: “Ja, vader, dat zal wel zo zijn, maar om haar schoonheid te zien, moet u met mijn ogen naar haar kijken.”[i]
De moraal van het verhaal?
Om een onaantrekkelijke zondaar of zondares lief te kunnen hebben, om u en mij lief te hebben, moet de Vader in de hemel naar hem of haar, naar u en mij kijken met de ogen van Zijn Zoon Jezus Christus.
Jezus ziet in u, in mij, in jou zoveel, dat Hij er zelfs Zijn leven voor overhad.
[Wat niet helemaal klopt bij het verhaal van zo-even, is dat de Vader de wereld, u en mij, zo liefhad, dat Hij Zijn enige Zoon heeft gegeven.[ii]]
We vieren het samen straks, als het brood gebroken wordt en de wijn vloeit.
Hij laat het zien: Zo groot is Mijn liefde voor jou, dat Ik Mijn leven voor je heb gegeven.
Uit liefde.
Voor u.
Voor jou.
Voor mij.
En die liefde zet in beweging.
Dat kan niet anders.
Afgelopen woensdag keken we op een gemeenteavond naar het leven van pater Damiaan.
Vrijwillig, uit liefde gaf hij zijn leven aan de leprozen op het eiland Molokai.
Hij bouwde een ziekenhuis.
Hij bouwde een school.
Hij verzorgde de zieken.
Hij begroef de doden.
Hij maakte hun doodskisten.
Uit liefde.
Omdat hij wist van de liefde van Jezus voor hem…
We lazen vanmorgen het Filippenzen 2:1-11.
In vers 2 schrijft Paulus:
2maak dan mijn blijdschap volkomen.
Maar maak mij dan volkomen blij.
Hoe?
doordat u eensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel bent en één van gevoelen.
3Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, maar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf.
De NBV21 vertaalt 3Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle nederigheid de ander belangrijker dan uzelf.
Wees dus niet opgeblazen, maar nederig.
Niet hoog-, maar ootmoedig.
4Laat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.
Anders gezegd:
4Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. (NBV21)
In vers 5 vat Paulus het allemaal samen als hij schrijft:
Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was.
Anders gezegd: de gezindheid die in Jezus Christus was, laat die nou ook in u zijn!
Let erop, dat dat meer is of iets anders is dan “Doe Jezus na”.
Jezus nadoen, zal trouwens ook niet lukken.
Jezus loopt op het water.
Dus wij moeten over de Lek naar Vianen lopen, of zo.
Nee, wij worden hier niet opgeroepen Jezus na te doen, maar Zijn voetsporen te drukken, om Hem te volgen.[iii]
Hij vraagt daarbij allereerst ons hart.
Ons hart, ons innerlijk.[iv]
Want dat hart, dat innerlijk zal ons doen en laten bepalen.
Vanmorgen worden opgeroepen dat hart uit te leveren en af te stemmen op het Zijne.
Wie zijn of haar hart afstemt op het Zijne, die leert kijken met Zijn ogen.
Die leert luisteren met Zijn oren.
Die leert denken en handelen vanuit Christus.
Die wordt hervormd in zijn of haar denken.[v]
Kortom: Laat daarom die gezindheid die in Christus was ook in u zijn.
Jezus heeft ons namelijk laten zien welke gezindheid ons past.
Welke gezindheid is dat dan?
Nou de gezindheid die in Christus was.
We lezen erover in de verzen 6 tot en met 8.
Vers 6: Jezus was in de gestalte van God.
Maar Hij heeft de gestalte van een slaaf aangenomen.
Let wel: Hij heeft Zijn godheid, Zijn God zijn niet afgelegd.
Nee, in Jezus Die zieken genas, duivelen uitwierp en doden opwekte was God werkelijk in ons midden.
Jezus is God, maar ook werkelijk mens geworden.
Hij heeft Zijn goddelijkheid niet angstvallig vastgehouden en beschermd, maar Hij heeft Zichzelf weggegeven, in liefde geofferd.
Hij heeft Zijn goddelijkheid niet gebruikt om tegenstanders te vernietigen of iets dergelijks.
Zelfs op het kruis bad Hij “Vader vergeef het hun”.[vi]
Hij heeft Zichzelf – lezen we in vers 7 – ontledigd (ekenoosen) Zichzelf leeggemaakt[vii], afstand gedaan van Zijn goddelijke positie (zo NBV21) en heeft Hij heeft de gestalte (morphèn) van een slaaf (doulou), een dienstknecht aangenomen[viii].
In de gestalte van een slaaf.
In de gedaante, gestalte van een mens heeft Hij Zichzelf vernederd en is Hij gehoorzaam[ix] geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.
Hij gehoorzaamde Vader tot het einde.
Het moest![x]
Zijn dood wordt vanmorgen bij brood en wijn verkondigd.
Zijn sterven is het centrum van de verkondiging.[xi]
“Ik voor u!”
Jezus was bereid tot een nederig optreden als mens, om op die manier als een slaaf door mensen gekruisigd te kunnen worden.
En Vader?
Aan het kruis roept Jezus “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?”.[xii]
Pas als Jezus in het graf ligt, reageert Vader!
Op de derde dag wekt Hij Hem op!
Vader doet recht en verhoogt de Zoon!
De verhoging door God aan Wie Hij gehoorzaam was, volgt na Zijn vernedering.[xiii]
9Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd
Jezus krijgt de allerhoogste plaats.
En een Naam boven alle naam.
Naam wil hier zeggen “macht, gezag, majesteit”.
Christus is bij Zijn verhoging in een machtspositie geplaatst die elk gezag dat er in de wereld is, overtreft.[xiv]
En dat gezag, die hoge machtspositie die Christus ontvangen heeft, zal alom erkend worden.
Dat blijkt uit de verzen 10 en 11.
Alle knieën zullen zich voor Hem buigen en alle tongen zullen belijden: “Jezus Christus is Heer”.
Vandaag vieren we samen het Avondmaal.
We buigen onze knieën voor Jezus, voor de gekruiste en opgestane Heer.
We gedenken Zijn dood totdat Hij komt.
Boven de preek, heb ik geschreven “Jezus, bron en norm”.
Dat wij samen het Avondmaal vieren, dat wij samen gemeente van Jezus Christus mogen zijn, komt door Hem Zelf.
Hij is de Bron van de gemeente; Hij is Heer.
Hij brengt ons, als Zijn lichaam bijeen en wijst ons vanmorgen op Zijn offer.
Tegelijkertijd is Hij ook de norm.
Die gezindheid die Hij in Hem was, laat die ook in ons zijn.
De minste willen zijn, liefhebben, dienen.[xv]
Wie zijn knieën buigt voor Jezus en tot eer van God de Vader met de tong belijdt: “Jezus Christus is Heer”, die kan niet anders…
Die gaat op Hem lijken.
Sommige mensen kunnen denken “Hervormd Vreeswijk, wat ziet God in haar?”
Soms kun je denken: “Wat ziet God in mij?”
Vanmorgen wordt het antwoord daarop zichtbaar in brood en wijn.
“Zoveel”, zegt Christus, “dat ik Mijzelf gegeven heb voor u, voor jou”.
Amen.
[i] Het verhaal kwam ik tegen in C. Den Boer, Fillipensen, Kampen: Voorhoeve, 1998.
[ii] Zie Joh. 3:16.
[iii] Vgl. Mat.11:29; Joh.13:12-17; 13:34; 21:19, 1 Kor. 11:1; 1 Thes.1:6; 1 Pet. 2:21-23; 1 Joh. 2:6.
[iv] Vgl. Spr. 4:23: “Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven.”
[v] Vgl. Rom. 12:1,2.
[vi] Luk. 23:34.
[vii] L. Floor, Filippenzen. Een gevangene over het navolgen van Christus, Kampen: J.H. Kok, 1998, pag. 99: In een preek van Chrysostomos (Hom.13 over 1 Tim.) is te lezen dat ontledigen betekent: zijn hele bezit aan de armen geven (verg. Jones). Zo heeft Christus zichzelf weggegeven.
[viii] Vgl. o.a. 2 Kor. 5:21; Heb. 7:26; 1 Pet. 2:22 en artikel 18 van de NGB. https://www.nederlandse-geloofsbelijdenis.nl/artikel-18, d.d. 2021-11-13.
[ix] Zie ook lezing 8 van Henk van den Belt in de HVC serie rond de Gewone Catechismus, https://www.izb.nl/blog/2021/03/12/Lezingen-bij-de-Gewone-Catechismus, d.d. 2021-11-13.
[x] Luk. 24:26.
[xi] Vgl. 1 Kor. 2:1-2: 1En ik, broeders, toen ik bij u kwam, ben niet gekomen om u met voortreffelijkheid van woorden of van wijsheid het getuigenis van God te verkondigen, 2want ik had mij voorgenomen niets anders onder u te weten dan Jezus Christus, en Die gekruisigd.
[xii] Mat. 27:46.
[xiii] De gedachte van verhoging na vernedering vinden we op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament terug: Mat. 23:12; Luk. 14:11; Jak. 4:6 en 10; 1 Pet. 5:6.
[xiv] Zie Mat. 28:19; Ef.1:20.
[xv] Zie Ef. 2:10.