Preek over Zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus. Gehouden op 5 oktober 2025 in de avonddienst in de Dorpskerk in Vreeswijk. Gelezen Hebreeën 11.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Vanavond is Zondag 7 aan de orde.
Helaas, tenminste dat vind ik, helaas zit er veel tijd tussen de Catechismuspreken.
Ooit was het de bedoeling om in één jaar, dus jaarlijks de tweeënvijftig Zondagen te behandelen.
Jaar na jaar de hele Catechismus door.
Dat is mij in Vreeswijk niet gelukt.
Maar eerst, ook om het geheugen op te frissen, een korte terugblik.
We begonnen in 2019 met de belijdenis dat ons enige houvast is dat Hij ons vasthoudt.[i]
Een ieder belijdt dat eigenlijk persoonlijk, want het gaat over in antwoord 1 over mij, mijn en ik.
Mijn enige houvast, mijn enige troost, zowel in leven als in sterven is… dat Hij, God, mij vasthoudt.
Ik ben het eigendom van Jezus Christus.
Hij is mijn trouwe Zaligmaker.
Hij heeft voor mij met Zijn kostbaar bloed voor al mijn zonden volledig betaald.
Hij heeft mij uit alle macht van de duivel verlost.
Hij zorgt zo goed voor mij dat er geen haar van mijn hoofd zal vallen als mijn hemelse Vader dat niet wil. Zelfs alles wat ik meemaak, moet meewerken aan mijn zaligheid.
Door Zijn Heilige Geest verzekert Hij mij ervan dat ik eeuwig bij Hem zal leven.
En Hij zorgt ervoor dat ik voortaan graag voor Hem wil leven.
Zondag 1, vraag en antwoord 1.
Nooit vergeten!
Om in dit houvast, deze enige troost te leven en te sterven is het noodzakelijk drie dingen te weten.[ii]
Eén: ik moet ik weten hoe groot mijn zonde eigenlijk is. Hoe hoog God die zonde opneemt.
Waarom?
Nou, ook opdat ik zonde en zonden niet zou goedpraten, of verdoezelen, of zo. Zo van: ‘Nou ja, niemand is perfect. Eén keer een foutje, is dat nou zo erg…’.
Over zonde en ellende hoorden we in de Zondagen 2[iii], 3[iv] en 4[v].
De conclusie was en is: Ik kan mijzelf niet verlossen.
Ik kan mijzelf niet uit het moeras van zonde en dood trekken door aan mijn haren te trekken.
Ik kan mijzelf niet verlossen.
Nee, maar gelukkig – God zij dank – bleef en blijft het daar niet bij.
We hoorden ook hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost word.
Met de Zondagen 5[vi] en 6[vii] maakten we een begin met de gereformeerde verlossingsleer.
En wat ontdekten we?
Niet alleen ‘Ik heb een Verlosser nodig. Iemand die het goed maakt met, bij God, voor mij’.
Maar vooral: Er is een Verlosser!
Iemand die het goed maakt met God, voor mij.
Wie?
Onze Heere Jezus Christus, Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking, en tot een volkomen verlossing geschonken is.
En hoe weten we dat Hij het is?
Uit het evangelie, de Bijbel.
God heeft het evangelie voor het eerst in het paradijs bekend gemaakt in de moederbelofte.
Daarna heeft Hij het evangelie door de aartsvaders en profeten laten verkondigen.
Het evangelie is uitgebeeld door de offers en andere gebruiken die God in de wet van Mozes voorschreef. Tenslotte is het evangelie door Gods Zoon vervuld.
Dat was antwoord 19.
Jezus Christus, de Verlosser. Niet ik, maar Hij verlost!
Jezus, Hij is zoals Hij heet: Jesjoea, God (JHWH) redt!
Om Hem gaat het!
Hij moet centraal staan.
Als we Jezus Christus nu eens naast Adam zetten.
Dan is er vast wel iemand die zegt: ‘Nou de zonde, de afval van Adam heeft heel de mensheid meegesleept bij God vandaan. Zo kwamen dood en verderf in de wereld.
Maar gelukkig, daar staat Christus. Hij haalt die hele mensheid als het ware weer op en Hij brengt ze tot de zaligheid’.
Rekenkundig, wiskundig lijkt dat in ieder geval vrij logisch.
Allen zijn door één in het verderf gestort.
Allen zullen door één weer tot het volle heil geraken.
Rekenkundig, wiskundig vrij logisch, maar zo is het niet.
Antwoord 20 van de Catechismus antwoordt op de vraag Worden alle mensen zalig door Christus, zoals ook alle mensen door Adam verloren zijn? :
Nee. De verlossing geldt alleen voor mensen die door het geloof in de Heere Jezus worden ingelijfd en Zijn redding en gaven aannemen.
Hier in dit antwoord komt het geloof ter sprake als de band met, aan de Heere Jezus Christus.[viii]
Kijk gemeente, wij hebben allemaal een band met, aan Adam.
Wij zijn allemaal aan Adam verbonden.
Vanaf onze geboorte al.
Waarom? Omdat wij mensen zijn, tot de mensheid behoren.
Verbonden aan Adam zijn wij bij wijze van spreken automatisch.
Maar verbonden aan Christus zijn wij niet automatisch.
Die band moet namelijk door de Heilige Geest gelegd worden.
Geloven is verbonden zijn of worden aan Jezus Christus.
Er is een band.
Er is ook een hand.
Een hand die Zijn weldaden aanneemt.
Het geloof is de respons op de belofte.
Geloven rijmt op beloven.
Wat moeten wij geloven?
Alles wat in het evangelie aan ons beloofd wordt.
Dit wordt samengevat in de ‘Twaalf Artikelen van het Geloof’. Dat is antwoord 22.
Wat er is die Twaalf artikelen staat, de apostolische geloofsbelijdenis, staat in antwoord 23.
Vanavond wil ik met jou wat inzoomen op vraag en antwoord 21.
Er wordt gevraagd ‘Wat is een waar geloof?’
Dat is dus een andere vraag dan ‘Ben je gelovig?’ of ‘Van welk geloof ben je?’
Trouwens, velen zeggen ‘Van welke geloof je bent, is niet zo belangrijk. Dat doet er niet veel toe. Als je maar gelooft…’.
Weer anderen zeggen ‘Ja, ik geloof wel hoor. Ik geloof wel dat er iets is. Ik geloof wel iets…’.
De Catechismus vraagt: ‘Wat is een waar, wat is een echt en recht Bijbels geloof?’
Denk erom dat dit wel een levensbelangrijke vraag is.
Met het echte Bijbelse geloof is uiteindelijk alles gemoeid, in tijd en eeuwigheid.
Goed, wat is nu een waar geloof, een echt geloof.
Er zijn mensen die geloven met hun verstand. Met hun hoofd. Ze zijn voortdurend bezig met de dingen van het Woord van God. Ze weten er heel wat van.
Dat is omdat ze er veel over nagedacht en geleerd hebben, maar het is verstandelijk.
Soms zit het geloof een voet te hoog.
Wel in het hoofd, maar het hart en de handen – de daden – blijven onberoerd.
Anderen zeggen het is helemaal niet nodig om er zo veel van te weten, als je het geloof maar voelt.
Geloven is vooral voelen.
Dan zit het een voet te laag, in de buik, het gevoelsleven.
Weer anderen zeggen: Nee, het gaat erom dat het geloof naar buiten treedt.
We moeten ook niet zoveel over geloof en geloven praten, want geloven doe je metterdaad door te handelen. Geen woorden maar daden!
Daar gaat het toch om in het christelijk geloof.
Dat wij handelen.
Nu zou ik natuurlijk nog verder kunnen gaan en hier iedereen hoofd voor hoofd, hart voor hart kunnen vragen: ‘Wat denk jij wat een waar geloof is? Voel je dat? Ervaar je dat? Doe je dan wat’.
Het gaat om het hart, maar ook het hoofd en de handen doen mee.
Het lijkt me echter verstandiger vanavond stil te staan bij het antwoord dat de Catechismus ons aanreikt.
Antwoord 21 zegt: ‘Het geloof is weten en vertrouwen’.
Ik denk dat er wel meer werkwoorden te noemen zouden zijn dan weten en vertrouwen.
Alexander Comrie, een dominee van vroeger geeft in zijn ABC van het geloof[ix] veel meer kernwoorden aan.
Woorden als ‘aandoen, aanhangen, aanhouden, aankleven’, enzovoorts.
Maar de Catechismus geeft maar twee woorden bij geloven.
(1) Eén weten en (2) twee vertrouwen.
Een waar geloof is ‘Een zeker weten… en een vast vertrouwen’.
Een echt geloof is dus allereerst een zeker weten.
Een zeker weten waardoor ik alles voor waarheid houd wat God ons in Zijn Woord heeft bekendgemaakt.
Je ziet dat hier direct een koppeling naar het Woord, de Bijbel wordt gemaakt als het gaat om zeker weten.
Ik denk dat als het gaat om zeker weten, wij eerder een rekenboek zouden pakken dan de Bijbel.
Dat twee en twee vier is, dat is zekerder dan de Bijbel, denken we.
Maar de Catechismus zegt dat geloven zeker weten is.
Op die manier kijken wij vaak niet tegen geloven aan.
Dat de Catechismus dit doet is vooral vanwege de gedachte dat het Woord het zaad is waardoor mensen tot het geloof komen.
Het Woord, de Bijbel, de Boodschap van de Bijbel brengt mensen tot het geloof.
Wie waarachtig, echt gelooft, heeft het Woord ook lief.
De gelovige herkent zich in de gelovigen in Berea die dagelijks de Schriften (dat was toen wat wij nu het Oude Testament noemen) onderzochten om te zien of wat Paulus verkondigde zo was.[x]
Dat lijkt mij een belangrijke les.
Ooit heette de JV hier in Vreeswijk Berea.
En die naam was niet voor niets gekozen.
De Schriften zijn het die van Jezus getuigen.[xi]
Je mag lezen en nadenken.
Jij bent mens, en een mens heeft zijn of haar verstand niet voor niets gekregen.
Als gelovige mag je de Schriften op allerlei wijzen onderzoeken.
Wij worden daartoe ook aangespoord.
Het dient ook tot werking en versterking van het geloof. Maar het is wel een weten, waarbij het verstand verlicht dient te zijn door de Heilige Geest.
Hoe vaak moeten wij bij het Bijbellezen ook niet met de psalmist zeggen:
6Dit kennen – het is mij te wonderlijk,
te hoog, ik kan er niet bij.[xii]
Soms lees je de Bijbel en begrijp je niet wat je leest.
Ik ook niet. Dan gaat het mijn verstand te boven.
En toch is geloof niet maar een vermoeden, niet een weifelen – of wel of niet – maar een zeker weten.
Een zeker weten, waardoor ik alles voor waarheid houd wat God ons in Zijn Woord heeft bekendgemaakt.
Wij gaan dus niet met ons weten richten en rechten over het Woord van God.
Dat we bijvoorbeeld zeggen ‘Nou, dat van dat Woord, ja, dat neem ik aan. Maar wat daar staat… Nee, nee, dat neem ik niet aan’.
Het is andersom.
Het Woord van God oefent tucht uit over mijn gedachten en mijn weten.
Gemeente, wij kennen ten dele.
Paulus zegt in 1 Korinthe 13 ‘… wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele, maar wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, zal wat ten dele is, tenietgedaan worden’.
Uiteindelijk richt het geloof zich op de Heere Jezus.
Hij is de waarheid, de weg en het leven.
Het oudtestamentische woord voor geloven is zoiets als beamen. Wij lezen en zeggen dan ‘amen’. Oftewel: ‘Ja, zo is het’.
In het nieuwtestamentische woord voor geloven gaat het om overtuigd worden.
In overtuigd worden zit altijd de spanning van het geloof. Namelijk dat wij niet één keer, maar telkens weer overtuigd moeten worden van de waarheid van het Woord van God.
Is dat nodig?
Ja, want het is niet vanzelfsprekend, dat wij door alles wat God in Zijn Woord geopenbaard heeft, overtuigd worden. Teksten echt beamen en verstaan.
Het is niet vanzelfsprekend dat wij zeggen: ‘Amen. Zo is het, Heere God’.
Zeker niet als het gaat om die ene Naam die gegeven is, waardoor wij moeten zalig worden.
Om die ene Naam draait en gaat het.
Alle lijnen van de openbaring lopen op Jezus uit.
Daarom mag je er wel mee volstaan en zeggen dat geloven een zeker weten en kennis van de Heere Jezus Christus is.
Hij is het die God in Zijn Woord als het ware tentoonstelt, aan ons voorstelt, ons aanbeveelt.
Terug naar het antwoord.
Een waar geloof is ‘Een zeker weten’ – dat hebben we net kort behandeld – en ‘een vast vertrouwen’.
Het tweede werkwoord is vertrouwen.
Weten en vertrouwen moeten we niet te ver uit elkaar halen.
Dat is in de geschiedenis wel gebeurd, helaas.
Dan is weten zo ongeveer historische kennis.
Een zekere onderbouw die je nodig hebt omdat daar het vertrouwen boven op kan komen.
En pas als het erbovenop komt, zou je eigenlijk pas aan het eigenlijke geloof toe zijn.
Maar vertrouwen en weten zijn door elkaar heen geweven.
Het weten is vol van vertrouwen, een vast vertrouwen dat de Heilige Geest door het evangelie in mijn hart werkt.
Let op! Het is dus niet een vertrouwen dat ik opbreng of op moet brengen.
Je zult vast wel eens meegemaakt hebben dat je het vertrouwen, net als het erop aankwam, niet op wist op te brengen.
Je schaamde je daar ook wel over.
‘Ben ik zo ziek en dan moet ik toch de Heere vertrouwen’.
Of ‘Zegt de dokter dat de chemo niet heeft gewerkt en ik heb er zo voor gebeden’.
Of ‘Mijn kind is zo ziek en toch moet ik vertrouwen anders gebeurt er ook geen wonder. Vertrouw ik wel voldoende?’.
Nee, ik hoef dat vertrouwen niet uit mijn tenen te halen.
Het is een vertrouwen dat de Heilige Geest werkt.
De Heilige Geest is in de gelovigen altijd bezig het geloof te werken.
Het gaat in de kerk niet om wat jij moet, maar om wat Hij doet!
God Zelf dus verwekt het geloof, het zeker weten en vast vertrouwen en Hij doet dat door het evangelie, door de prediking van het evangelie.
Hij doet dat maar niet ergens aan de oppervlakte van ons leven, maar in ons diepe hart.
De Heilige Geest werkt het geloof in het hart door het evangelie.
Waar? Hier!
Als wij samenkomen in de werkplaats van de Heilige Geest.
Wat werkt de Heilige Geest dan hier?
Geloof en hoe doet Hij dat? Door het evangelie.
En waar doet Hij dat? In mijn hart.
Dat doet Hij toch?
Daardoor geloof ik dat God niet alleen aan andere mensen maar ook aan mij vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid e gegeven heeft.
De vergeving van de zonde die wordt hier genoemd.
Vind jij dat ook het belangrijkst?
Luther heeft meer dan eens gezegd: Ik vind geen artikel zo moeilijk dan dat van de vergeving der zonde. Want het is net, zegt hij, als ik daarover ga denken al mijn zonden komen opdraven. En de duivel zegt: Wat? Vergeving van zonden? En dan zie ik alles wat niet goed is, fout is en fout gaat.
Hier in de Catechismus gaat het daarom over de vergeving van de zonden.
Niet alleen anderen, maar ook mij is vergeving van de zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken uit louter genade om de verdienste van Christus wil.
Heb ik dat veroverd? Nee, de Heere heeft het geschonken. En de weldaden van de Heere Jezus Christus zijn gegeven.
Door het geloof leert een mens te leven van wat God geeft.
Hebben wij dat verdiend?
Nee, Christus heeft het verdiend.
En Hij wil Hij dat wat Hij verdiend heeft mij ten goede laten komen.
Ja, alles. Vergeving van zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid.
Gemeente, houdt dat vast.
Het geloof wordt soms door de twijfel besprongen.
Luther zei dat waar het geloof is, ook de aanvechting is.
Dat kan ook bijna niet anders, want het gaat soms om ongelooflijke dingen.
Je kunt er op alle manieren op- en aanmerkingen over het geloof hebben.
En de duivel zit ook niet stil.
Maar het geloof, de inhoud van het geloof, kent geen zweem van twijfel.
Het bindt zelfs de strijd aan met de twijfel.
Het geloof is een vast vertrouwen. Het ontleent dit vertrouwen niet aan verstand of gevoel, maar aan het evangelie waarmee de Heilige Geest het voedt en leidt.
Daarom is het vast vertrouwen.
Niemand mag en kan eraan tornen.
Zelfs al roept de duivel ‘Het is niet waar’.
Zelfs al roept de duivel ‘Het is niet vast. Het is maar een wankele aangelegenheid die vergeving van de zonden, die eeuwige gerechtigheid en zaligheid’. ‘Voor jou niet!’
Nochtans, en toch.
Onze hoop is op Hem. Ons vertrouwen in Hem.
Hij zal!
Gelovigen zijn niet zeker van zichzelf, maar van Hem.
Als onze Heere Jezus Christus niet voor Simon Petrus gebeden had, dan was het voor Petrus opgehouden.
Maar Jezus zegt ‘Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoudt’.
Daarom een vast vertrouwen.
De vastheid ligt in Hem.
Anders gezegd: Ik kan mijn eigen vertrouwen niet vastmaken, maar in Hem ben ik er vast en zeker van.
Tenslotte zou ik naast weten en vertrouwen nog een derde werkwoord willen noemen.
Dat staat wel niet in de Catechismus, maar ik wil het ter afronding wel noemen.
Het is het werkwoord zich verwonderen.
Augustinus noemt de verwondering de oudste dochter van het geloof.
Verwondering.
Direct na zijn doop verwondert hij zich over het besluit van God dat Hij de mensheid wilde redden.
Deze gedachten van verwondering blijven bij Augustinus dagenlang aanhouden. Hij raakt niet uitgedacht over de wonderlijke diepte van Gods raadsbesluit.
Hij schrijft: ‘Ik kon mij in die dagen niet verzadigen aan de wonderlijke lieflijkheid, gelegen in de overdenking van de diepte van Uw raadsbesluit tot redding van de mensheid. Wat moest ik huilen bij de hymnen en lofliederen en gezangen! Wat werd ik geraakt toen ik die liefelijk klinkende stemmen in Uw kerk hoorde!’.
De verwondering leidt bij Augustinus tot lofprijzing.
Dat is bij ons toch niet anders?
Wij kunnen ons erover verwonderen dat wij mogen leven van louter genade.
En daarom prijzen wij Zijn Naam:
Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht;
Uw vrije gunst alleen wordt d’ ere toegebracht.
Amen
[i] Zie https://glismeijer.com/2019/10/28/zondag-1/, d.d. 2025-10-04.
[ii] Zie https://glismeijer.com/2019/10/28/zondag-1/, d.d. 2025-10-04.
[iii] Zie https://glismeijer.com/2025/02/02/zondag-2/, d.d. 2025-10-04.
[iv] Zie https://glismeijer.com/2025/02/09/zondag-3/, d.d. 2025-10-04.
[v] Zie https://glismeijer.com/2025/03/30/zondag-4/, d.d. 2025-10-04.
[vi] Zie https://glismeijer.com/2025/08/25/zondag-5/, d.d. 2025-10-04.
[vii] Zie https://glismeijer.com/2025/08/31/zondag-6/, d.d. 2025-10-04.
[viii] Denk ook aan de titel en inhoud van ons beleidsplan: Verbonden.
[ix] Zie https://theologienet.nl/bestanden/comrie-abc.pdf, d.d. 2025-10-04.
[x] Zie Handelingen 17:11.
[xi] Vergelijk Joh. 5:39 waar Jezus zegt: ‘U onderzoekt de Schriften, want u denkt daardoor eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen’.
[xii] Zie Psalm 139:6.
