Al werkend aan een preek over 2 Timotheüs 2 speelt het muziekprogramma Aalscholvers van Broeder Dieleman af. En ik denk ‘escapisme’, oftewel de neiging de werkelijkheid te ontvluchten.
Dat komt vanwege het refrein ‘mag ik naar uus, mag ik naar uus, mag ik asjeblieft naar uus’.
Het eerste couplet is begonnen met de woorden:
‘wa moeten we doen
mannenbroeders
waa briengen we di na toe
onze mond is droog van t roepen
onze voeten zien van t lopen moe
buten gaat de wereld
vreselijk tekeer
oek in ons is het onrustig
waa leggen we di neer’
Daarbij zie ik een kerkenraadsvergadering voor me, waarbij de broeders (inderdaad, geen vrouwenzusters) zorgelijk de toestand van de kerk bespreken: ‘Wat moeten we doen mannenbroeders?’ Er is gebeden (de mond is er droog van), er is ‘gedraafd’ (vermoeide voeten) maar de wereld (dat is buiten) gaat ‘vreselijk tekeer’. En dat maakt van binnen dus ook onrustig. Vandaar de vraag ‘Mag ik naar huis…’ Het heeft iets van Elia die in 1 Koningen 19 uitroept ‘Het is genoeg. Neem nu mijn leven, HEERE, want ik ben niet beter dan mijn vaderen.’ Even later zegt hij ‘Ik heb mij zeer voor de HEERE, de God van de legermachten, ingezet. De Israëlieten hebben immers Uw verbond verlaten, Uw altaren omvergehaald en Uw profeten met het zwaard gedood. Ik alleen ben overgebleven, en zij staan mij naar het leven om het mij te benemen.’ Je zou het een depressie kunnen noemen.
Wie vandaag de toestand van de kerk in ogenschouw neemt, kan hetzelfde overkomen. Nooit zal ik een van de laatste preken van Graafland vergeten over de storm op het meer naar aanleiding van Markus 4, die eindigde met de woorden ‘…wij vergaan’.
Dieleman vervolgt dan:
‘aalscholvers duken deu het water
aalen palieng omhoog
zitten daarna an de kant
bidden udder vleugels droog
das bidden zonder dienken
mee een enkel gebaar
nuttig zonder praten
dudelijk en waar’
Het is alsof hij wil zeggen ‘Kijk naar de vogels in de lucht: zij zaaien niet en maaien niet, en verzamelen niet in schuren; uw hemelse Vader voedt ze evenwel; gaat u ze niet ver te boven?’ De vogels bidden zonder denken, onbezorgd. En dat zouden de mannenbroeders zich ter harte moeten nemen.
In het laatste couplet zit dat onbezorgde vertrouwen ook:
de bomen gaan naakt slapen
laten alle nesten zien
en jie zit je ier af te vragen
of je wel zuk een rust verdien
zoat de merels zich verstoppen
om zachtjes dood te gaan
zo kruup ik onder Uw vleugels
om morgen op te staan
Schuilen onder Uw vleugels. Dat is onder andere Psalm 17 ‘Bewaar mij als Uw oogappel, verberg mij onder de schaduw van Uw vleugels’.
En ‘om morgen op te staan’ heeft alles met Pasen en opgewekt leven te maken. Geloven, Jezus volgen heeft alles met sterven en opstaan te maken. En met vertrouwen. Zondag 7 en zondag 33 horen bij elkaar.
Paulus bemoedigt Timotheüs niet door op de vogels te wijzen, maar op de opstanding van Jezus uit het graf. ‘Houd in gedachten dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, uit het nageslacht van David, overeenkomstig mijn Evangelie.’ Niet vergeten Jezus leeft! Dat is geen fictie, maar feit!
Nu is het de vraag of Dieleman precies hetzelfde dacht bij het schrijven. In een interview met Trouw antwoordde hij op de vraag ‘Bent u er eigenlijk op uit dat mensen de verhalen in uw liedjes begrijpen?’
“Absoluut niet. Ze hebben de volledige vrijheid om ermee te doen wat ze willen. Heel veel christelijke mensen zien mijn muziek als gospel. Afvalligen horen er een afrekening met de kerk in. Hoe zij interpreteren, zegt meer over hen dan mij.”
Dat laatste zal waar zijn…