
Bijbelstudie n.a.v. Jeremia 20:7-18
“Vervloekt is de dag waarop ik geboren ben. De dag waarop mijn moeder mij gebaard heeft, laat die niet gezegend zijn. Vervloekt is de man die mijn vader de boodschap bracht: U hebt een kind gekregen, een jongetje, en hem zeer blij maakte. Ja, laat die man zijn als de steden die de HEERE ondersteboven heeft gekeerd terwijl het Hem niet berouwde. Laat hij in de morgen hulpgeroep horen, geschreeuw in het middaguur, omdat Hij mij niet al in de baarmoeder gedood heeft. Dan was mijn moeder mijn graf geworden en haar baarmoeder eeuwig zwanger geweest.Waarom toch ben ik uit de baarmoeder naar buiten gekomen, om moeite en verdriet te zienen opdat mijn dagen zouden eindigen in schande?”[i]
Jeremia ziet het niet meer zitten. Nog geen minuut geleden was hij aan het praisen: “Zing voor de HEERE, prijs de HEERE, want Hij heeft de ziel van de arme gered uit de hand van de kwaaddoeners.”[ii] En in plaats van een “Hallelujah, amen!” als slot, begint hij zomaar te vloeken. Het lijkt een anticlimax: dankbaarheid-verlossing-ellende.
Zomaar?
Nou ja “zomaar” schrijf ik, maar wie Jeremia een beetje kent, weet dat het niet zomaar gebeurt en ook niet dat het de eerste keer is dat Jeremia denkt en zegt dat hij liever niet geboren was.[iii] Hoe komt hij tot zulke gedachten en klachten? Laten we eerst maar eens luisteren. Da’s nog altijd verstandiger dan de tobber 2700 jaar na dato alsnog de oren te wassen of hem de geestelijke maat te nemen in de zin van: “Zeg eh, die Jeremia, is hij depressief of zo?” Of: “Zeg, die Jeremia, was die wel echt bekeerd of zo…” Luisteren dus! Mond dicht en oren open. Eerbiedig en stilte graag. Jeremia is aan het bidden…
Overgehaald
“U hebt mij overgehaald, HEERE, en ik heb mij laten overhalen. U bent mij te sterk geworden en U hebt overwonnen” [iv]
Zo was het begonnen. Op een dag was daar de stem van God: “Jeremia, voordat Ik je vormde in de buik van je moeder, kende ik je al. En voordat je uit de baarmoeder kwam, heb ik je al geheiligd, apart gezet, en jou aangesteld tot een profeet voor de volken.” [v]
Jeremia was als profeet in de wieg gelegd, maar toen hij op 23-jarige leeftijd geroepen werd, was hij het liefst weggelopen. “Ach Heere HEERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben nog maar een jongen.”Maar de HEERE had geantwoord: “Zeg niet: Ik ben nog maar een jongen, want overal waarheen Ik u zenden zal, zult u gaan, en alles wat Ik u gebieden zal, zult u spreken. Wees niet bevreesd voor hen, want Ik ben met u om u te redden.”En toen had God Zijn hand uitgestrekt en Jeremia’s mond aangeraakt, waarbij Hij zei: “Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond. Zie, Ik stel u op deze dag aan over de volken en over de koninkrijken, om weg te rukken en af te breken, om te vernielen en omver te halen, maar ook om te bouwen en te planten!”
Zo werd Jeremia dus “overgehaald” en had hij zich laten “overhalen”. Nu hij het bidt, lijkt het net alsof hij het zegt als een klacht. Jeremia had liever voor de eer bedankt, net als Mozes en Gideon trouwens. Hij begreep op jonge leeftijd al dat profeteren een nauwelijks lonend beroep is, tijdrovend en gevaarlijk. En dat profeteren daarbij vooral ook eenzaam maakt. [vi]
Bespotting
“Maar ik ben de hele dag belachelijk geworden, ieder van hen bespot mij. Want zo dikwijls als ik spreek, schreeuw ik het uit, roep ik: Geweld en verwoesting!
Want het woord van de HEERE is mij tot smaad en tot schimp, de hele dag.”[vii]
Jeremia is eenzaam. Niet alleen vanwege het feit dat hij niet trouwen mocht omdat hij maar beter geen kinderen kon krijgen[viii], maar vooral omdat hij als eenling profeteert tegen zijn eigen volksgenoten. “Ik ben als een priester, die tegenover een echtbreekster moet optreden en plotseling in haar zijn moeder herkent” zegt hij volgens de Midrasj.[ix] De boodschap die Jeremia moet brengen, is een boodschap van oordeel, verwoesting, dood en verderf. Liever had hij goed nieuws gebracht, maar Gods woorden zijn anders. De HEERE verbiedt het zelfs dat Jeremia voor het volk zou bidden.[x]
En dat alles doet Jeremia pijn. Daarbij “ziet” hij wat hij profeteert. Hij “ziet” de lijken liggen en daarom roept en schreeuwt hij: “Bekeert u”. Het volk reageert echter met verachting en bespotting. Zij zien niet wat Jeremia ziet, en horen niet wat hij hoort. Zij zien en horen alleen wat zij willen zien en horen.
“Jeremia is een doorgezakte zwartkijker; een verderfzaaier die nodig uit de weg geruimd moet worden.” “Weg met die boeteprediker, we leren hem een lesje”, zegt de geestelijkheid en zeggen zijn “vrienden”.[xi] “Het zal zo’n vaart niet lopen. God zal heus wel voor ons zorgen, wij zijn Zijn volk, Zijn tempel staat hier in Jeruzalem. Wij zijn veilig geborgen in Hem.”
Zwijgen?
Nogmaals, liever zou Jeremia zwijgen. “Zei ik: Ik zal niet aan Hem denken, ik zal niet meer spreken in Zijn Naam…”[xii]
Gewoon stoppen met preken. Niet meer waarschuwen, het heeft allemaal toch geen zin. Ze bekeren zich immers niet. Zelfs dramastukken helpen niet.[xiii] Dan liever de anonimiteit zoeken, een eigen leven leiden.
Iedere boeteprediker zal liever achter in de kerk zitten dan voor op de kansel staan en de (kerkelijke) boel de (kerkelijke) boel laten. “Ze zoeken het maar uit!” Daarbij hoopt Jeremia wellicht dat de valse profeten de waarheid zullen spreken en dat hij fout zit. Dat het inderdaad allemaal wel mee zal vallen… Maar tegelijkertijd weet hij beter. Wanneer hij dan ook zwijgt, begint er iets van binnen te knagen en te branden. “…Dan werd het in mijn hart als brandend vuur, opgesloten in mijn beenderen. Wel deed ik moeite om het in te houden, maar ik kon het niet.”[xiv] En daarom spreekt hij toch, al levert het hem haat en bespotting op.
God helpt
Maar als hij dan spreekt, dan weet hij het weer: “De HEERE is echter met mij als een machtige Held, daarom zullen mijn vervolgers struikelen, ze zijn tot niets in staat. Zij zullen zeer beschaamd worden, want zij zullen niet verstandig handelen. Het zal een eeuwige smaad zijn, die niet vergeten zal worden.”[xv] De HEERE had bij de roeping van Jeremia toch al gezegd dat Hij met hem zou zijn om hem te beschermen en dat Hij hem sterk zou maken? Die ervaring kan echter alleen opgedaan worden als Jeremia gehoorzaamt.
Dat God Zijn belofte waarmaakt, ondervindt hij midden in alle aanvechting en twijfel als hij gehoorzaamt. De HEERE zelf zal voor hem strijden en alle onrecht Jeremia aangedaan, wreken. Daarom kan Jeremia toch zingen: “Zing voor de HEERE, prijs de HEERE…”
Vervloekt
“Prijst de HEERE… Vervloekt…”
Plotseling slaat het uitgesproken vertrouwen om in wanhoop en spreekt Jeremia de woorden uit waarmee dit artikel begon. Hopelijk luister je nu al anders dan aan het begin, en kun je een beetje begrijpen waarom Jeremia deze verschrikkelijke woorden uitspreekt. Begrijpen is trouwens wat anders dan overnemen, maar dat snap je wel. Volgens mij denkt Jeremia: “Als God mij vanaf de baarmoeder af al geheiligd heeft, dan was ik liever in de baarmoeder gestorven en hoefde ik niet dat verschrikkelijke oordeel aan te zeggen. Ik lever mijn roeping in. Ik wil ervan af, maar dat lukt niet…”
Nee, Jeremia moet door, omdat God door gaat en de onheilsprofetieën tot heilsgeschiedenis voor Israël en de volken wil maken. Na hoofdstuk 20 volgt dan ook hoofdstuk 21, zonder dat er gerept wordt over een berisping van de HEERE, zelfs niet een: “Neem je woorden terug.”
Vlees en bloed
Ondertussen durft niemand meer te vragen: “Zeg eh, die Jeremia, was die wel echt bekeerd of zo…?” Nee, Jeremia was een groot profeet, zij het soms tegen wil en dank. Eeuwen later waren er mensen die toen zij Jezus hoorden en zagen, aan hem moesten denken.[xvi]
Tegelijkertijd was Jeremia een mens van vlees en bloed. Iemand met gevoelens van angst, wanhoop, depressie en twijfel. Iemand zoals jij en ik. Daarmee komt hij heel dichtbij. Je gaat zelfs een beetje van hem houden…
Van Jeremia kun je dan ook veel leren. Ik beperk me nu maar tot vier zaken, die je verder gerust mag aanvullen.
Het eerste is dat “ellende, verlossing en dankbaarheid” niet zozeer een schema is, stationnetjes die je langs moet lopen in de juiste volgorde. “Ellende, verlossing en dankbaarheid” zijn vooral ook thema’s in het geloofsleven.
Het tweede wat we van Jeremia kunnen leren is dat hij “durft te mopperen op God”. Hij praat niet vroom, maar uit zijn klachten bij God Zelf. Zijn klachten hebben dus wel een Adres!
Het derde hangt daarmee samen. Hij is gehoorzaam! Hij doet wat God vraagt. Hij hoort en hij doet…
En de laatste les is dat ons houvast in leven en sterven niet vastligt in onze emoties, gevoelens en ervaringen, maar in Hem die ons vasthoudt. Korter gezegd: Ons houvast is dat Hij vasthoudt!
Bewerking van artikel in TijdSchrift, Jongerenblad van de HGJB, 20e jaargang nummer 2, oktober 2001.
[i]Jeremia 20:14-18, HSV.
[ii]Jer. 20:13, HSV.
[iii]Vgl. Jeremia 15:10.
[iv]Jer. 20:7a, HSV.
[v]Vgl. Jer. 1:4 e.v..
[vi]Vgl. Elie Wiesel, Vijf Bijbelse persoonlijkheden, Hilversum: Gooi en Sticht, 1990, 83.
[vii]Jer. 20:7b-8, HSV.
[viii]Jer. 16:1 e.v..
[ix]Wiesel,a.w., 85.
[x]Vgl. o.a. Jer. 7:16 en 14:11.
[xi]Vgl. o.a. Jer. 20:1-2.
[xii]Jer. 20:9a, HSV.
[xiii]Vgl. bijv. Jer. 19.
[xiv]Jer. 20:9b, HSV.
[xv]Jer. 20:11, HSV.
[xvi]Mat. 16:14.
Een gedachte over “Dankbaarheid – verlossing – ellende”