
Preek 1 Petrus 2:1-10; Voorbereiding Heilig Avondmaal, gehouden op 10 november 2019 in de Dorpskerk
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Vandaag ligt opnieuw de eerste brief van Petrus voor ons.
Op 15 september, met de startzondag, lazen we de eerste twaalf verzen. U herinnert zich de woorden nog wel: vreemdelingen, uitverkoren, wedergeboren, levende hoop.
Petrus was meteen beginnen gaan zingen.
Hij zei niet: “Jullie hebben het zwaar he?” Hij schreef tenslotte aan kleine gemeenten – een man of 20, 30 in het huidige Turkije – die te maken kregen met weerstand.
Hij schreef niet: “Jullie hebben het zwaar he? Het valt allemaal niet mee hoor, gemeente van Jezus Christus zijn in een seculiere omgeving. Dat doet wat met je he? En al die ethische kwesties…”
Nee, hij was gaan zingen: “Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons, overeenkomstig Zijn grote barmhartigheid, opnieuw geboren deed worden tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden”.
“Geloofd zij God met diepst ontzag!”
Petrus filosofeert niet, hij zingt! Jezus leeft!
In de avonddienst van 13 oktober lazen we rest van het eerste hoofdstuk. Recht op het doel af, ROHDA. Weet u nog?
Hij gaf de opdracht Omgord daarom de lendenen van uw verstand – wees gefocust! Beheers je gedachten, want van al die stemmen van buiten en binnen, kun je zomaar de weg kwijtraken -, wees nuchter en hoop volkomen op de genade die u gebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus.
Leef doelgericht.
Je bent immers “vreemdeling” geworden, een pelgrim onderweg naar het hemels Jeruzalem, dat neer zal dalen…
Je hebt een paspoort van het Koninkrijk van God gekregen.
En die is nog belangrijker – al moet je ze niet tegen elkaar uitspelen – die is nog belangrijker dan het paspoort van het Koninkrijk der Nederlanden.
“Vreemdeling”, duur gekocht. Niet met goud en zilver, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam.
En daarom: leef heilig. Dat wil zeggen: leef toegewijd.
Ik dacht. Hier zou Petrus wel “Amen” en “hartelijke groet” kunnen schrijven, maar dat doet hij dus niet.
Nee, er volgt een nieuw hoofdstuk. We lazen de verzen 1 tot met 12.
En deze verzen wil ik samenvatten met drie kernwoorden:
- Voeding
- Levende stenen
- Priesters
Daarna zeg ik nog kort iets over de verzen 9 en 10. De verzen 11 en 12 bewaar ik voor volgende week.
Eerst de voeding
Het eerste wat Petrus namelijk zegt is:
1Leg dan af alle slechtheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij.
Leg dan… Het is een conclusie uit het voorgaande.
Vreemdelingen, uitverkorenen, wedergeborenen, duur-gekochten… leg af!
Waarom zou Petrus dat nu zo zeggen?
Is dat nodig?
Is het niet wat negatief?
Volgens sommigen hebben wij gereformeerden, hervormden, hervormd-gereformeerden daar wel een handje van.
Waarvan?
Nou, altijd maar “zeuren” over zonde…
Misschien herkent u dat wel.
Dit mag niet, dat mag niet.
Dit is niet goed, dat is niet goed.
Ik moest denken aan een gedichtje van De Genestet (1829-1861) – een remonstrantse dominee en dichter – die het niet zo had op gereformeerden en schreef:
Gij, die in alle dingen
Slechts zonde vindt en schuld…
Van lelijke gedachten
Is vast uw ziel vervuld.
Ik moest er eerlijk gezegd wel om glimlachen.
Daarbij denk ik dat hij wel een punt heeft… Dat benauwde…
Soms gaat het er inderdaad benauwd aan toe.
Terwijl Jezus juist in de ruimte zet.
Het gaat ook niet om een benauwd leven, maar om een nauw leven met Jezus en het Woord.
Onthouden: Niet benauwd, maar nauw! Innig verbonden.
Ondertussen blijft de vraag staan: Waarom zegt Petrus het nu zo?
En zou het vandaag nodig zijn?
Is het nodig dat ik tegen u zeg:
“Leg alle slechtheid af!”… Of zegt u dan “Hoe bedoel je, wordt eens concreet?” of “Hallo, ik ben uitverkoren, wedergeboren. Hoe bedoel je?”
Nou ja: Petrus zegt het inderdaad tegen de vreemdelingen (1:1), de uitverkorenen (1:2), de wedergeborenen (1:3)!
Blijkbaar is dat nodig!
“Leg alle slechtheid af!”
Alles wat tegen de Tien Geboden in gaat!
Meer nog: alles wat tegen het liefdegebod van de Heere Jezus ingaat!
Niet doen!
Kappen!
Kappen!
Leg af!
alle bedrog
Het niet eerlijk zijn. Het mensen om de tuin leiden, waardoor je het vertrouwen van mensen beschaamt en beschadigt. Het liegen. Soms met een uitgestreken gezicht. Wees eerlijk!
Kappen!
Leg af!
De huichelarij
Schijnheiligheid. Vroom toneelspel. Je doet je keurig voor, maar knijpt de kat in het donker. Da’s trouwens ook vaak de kritiek op ons, op u, op mij.
Vrome praat, maar ondertussen…
Leg af… de huichelarij.
Petrus weet waar hij het over heeft, lees vanmiddag Galaten 2 maar…
Kappen!
Leg af!
De afgunst
Het jaloers zijn. Jaloers zijn op een ander, omdat hij of zij mooiere dingetjes heeft.
Of populairder is.
Of meer aandacht krijgt.
Of meer invloed heeft.
Of beter kan preken.
Of… vul maar aan!
Kappen!
Leg af!
alle kwaadsprekerij
Achter iemands rug even uitweiden over het verkeerde van die ander. “Heb je het gehoord? Erg he… Nou… wat erg”. Om met de Heidelberger te spreken: “Je bevordert niet het goede gerucht over de ander”. Nee je doet het tegendeel!
Leg af!
Volgende week mogen we samen het Avondmaal vieren.
En ook juist met het oog daarop: Leg af!
1Leg dan af alle slechtheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij
Je ziet toch – als het brood gebroken wordt en de wijn gegoten wordt – dat je duur gekocht bent. Niet met goud of zilver, maar met Zijn offer…
Daarom: leg af!
Want al die zaken werken als vergif!
Ze zijn slecht voor het geestelijk leven.
Voor je eigen geestelijk leven!
Vergif is dodelijk!
Wat moet je doen?
Investeren in wat anders!
En verlang vurig, als pasgeboren kinderen, naar de zuivere melk van het Woord, opdat u daardoor mag opgroeien,
3indien u tenminste geproefd hebt dat de Heere goedertieren is
Honger naar het Woord…
Zoals baby’s verlangen naar melk… Dat is hun voeding.
Geen vergif, maar de zuivere melk van het Woord.
Zoals baby’s verlangen naar de borst of de fles, zo mogen, zo moeten u en ik verlangen naar het Woord van God.
Je moet niet verlangen naar het kwade, het vergif dat vergiftigt en de groei doet stoppen en uiteindelijk dodelijk is.
Nee, verlang naar dat Woord van God. Dat is niet giftig.
Integendeel: Dat Woord werkt wat uit. (1:23)
Dat Woord maakt van dode zondaren die eerst geen last hadden van alle vergif, voor God en de naaste levende mensen.
Aan de kinderen wordt in hun boekje de vraag gesteld: Blijf je altijd baby?
Nee, natuurlijk niet.
Kinderen van drie, vier kunnen al zeggen “Hallo, ik ben geen baby meer…”
Maar toch: worden als een kind, worden als een baby! Het Woord tot je nemen.
“Lees je Bijbel bidt elke dag” is niet alleen een goed advies aan kleine kinderen!
Ook bejaarden blijven in bepaald opzicht “baby”.
Vurig verlangend naar de zuivere melk van het Woord van God.
Zo kun je ook verlangen naar het Avondmaal.
Daar word je gevoed met brood en wijn.
Het gaat erom dat je blijft groeien.
Aan tafel word je gevoed.
Daarom zegt Petrus: verlang!
Verlang naar het woord van God.
Verlang naar het lichaam en bloed van Jezus Christus.
Verlang naar de gemeenschap met Hem!
Laat je voeden!
Aan tafel!
God zorgt voor goede voeding.
Daarom bent u er toch wel, volgende week?
Er is toch niemand die zegt: “Nou, zo’n dienst duurt zo lang… ik blijf wel lekker thuis…”.
Nee, “De Meester is er en Hij roept u!”
Komen dus! Om te groeien.
In vers 4 gaat Petrus over op een ander beeld:
“kom naar Hem toe als naar een levende steen”.
Hij bedoelt: “Kom nu naar Jezus!”
Dat is de levende steen.
Punt 2 “Levende stenen”
Waarom noemt hij Jezus een levende steen?
Wel, omdat hij denkt aan Psalm 118:22.
22De steen die de bouwers verworpen hadden,
is tot een hoeksteen geworden.
Door mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar!
Jezus is de levende steen. Hij is gestorven en begraven, maar Hij leeft!
Hij is opgestaan!
Hij is de Hoeksteen van het gebouw dat Kerk heet!
Op Hem wordt gebouwd!
Ik bouw op U.
Hij is de Bron!
Jezus is de levende steen.
Hij is de Hoeksteen zegt vers 7.
En tegelijkertijd een “steen des aanstoots en een struikelblok”.
Er zijn er, zegt vers 8, “die zich aan het Woord stoten, door ongehoorzaam te zijn, waartoe zij ook bestemd zijn.”
Petrus werkt hier de dubbele predestinatie, verkiezing en verwerping, niet uit. Nee, hij noemt het, omdat hij het ziet gebeuren…
Er zijn mensen die vallen voor Jezus.
Er zijn er die zich aan Hem ergeren.
En ik dacht: Petrus moet de geschiedenis van Johannes 6 in gedachten hebben gehad!
60Velen dan van Zijn discipelen die dit hoorden, zeiden: Dit woord is hard; wie kan het aanhoren?
61Maar omdat Jezus bij Zichzelf wist dat Zijn discipelen daarover morden, zei Hij tegen hen: Neemt u hier aanstoot aan?
66Van toen af trokken velen van Zijn discipelen zich terug en gingen niet meer met Hem mee.
67Jezus dan zei tegen de twaalf: Wilt u ook niet weggaan?
Wilt u ook niet weggaan?
Ik heb dat altijd een spannende vraag gevonden.
Wat als de discipelen “Ja…” hadden gezegd.
En toch vraagt Hij het.
Ik zou het ook aan u, aan jou kunnen vragen.
“Wilt u ook niet weggaan?”
U wordt toch niet met stokken of met gummiknuppels gedwongen om naar de kerk te komen?
U wordt ook niet met gummiknuppels naar het Avondmaal geslagen.
Nee…
68Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, naar wie zullen wij heen gaan? U hebt woorden van eeuwig leven.
69En wij hebben geloofd en erkend dat U de Christus bent, de Zoon van de levende God.
Petrus kwam tot de levende steen: Jezus! “U hebt woorden van eeuwig leven.”
En hij verlangt ernaar dat u en ik dat in alle vrijheid ook zullen doen: naar Jezus gaan!
Daarom schrijft hij: kom naar Hem toe als naar een levende steen!
KOM!
En je zult ontdekken wat Petrus ontdekte en wat velen hier ontdekt hebben: wie tot de levende steen komt, bij Jezus komt, wordt zelf ook een levende steen (vers 5).
De kerk bestaat namelijk uit levende stenen.
Allemaal verschillende stenen.
Wij zijn allemaal anders.
Ieder heeft eigen eigenschappen die hem of haar uniek maken.
Maar samen vormen wij Zijn kerk, de kerk waarvan Hij de Hoeksteen is. Het fundament!
Petrus kende de bakstenen natuurlijk niet zoals wij die kennen. Allemaal hetzelfde, dertien in een dozijn.
Hij zag huizen, zoals wij die kunnen zien op vakantie in het zuiden van Europa. Allemaal verschillende stenen, groot, klein, allemaal verschillend.
Maar samen vormen al die verschillende stenen een mooi gebouw.
Door de Maker keurig neergelegd.
Zo maakt God van al die levende stenen een mooi gebouw van: de kerk!
En wat is die kerk?
Niet een plek waar iedereen voor zichzelf bezig is.
Niet een verzameling van losse stenen.
Nee, die stenen worden een gebouw, een tempel!
Een geestelijk tempel waar God wil wonen, dat is de kerk.
We worden allemaal geroepen om tot de levende steen, Jezus te komen, en daardoor een levende steen te worden en te zijn.
Allemaal: klein of groot, man of vrouw, dik of dun, jong of oud.
Elke steen is er één! Elke steen is er één!
De Heere wil eenieder gebruiken voor de bouw van Zijn tempel.
Láát u gebruiken!
Stel u beschikbaar. “Hier ben ik Heere, gebruik mij!”
Wie bereikbaar is, wie beschikbaar is, die is ook bruikbaar.
Ook u, ook jij, zelfs ik.
En dat brengt ons bij het derde punt: Priesters.
Die levende stenen vormen samen Gods geestelijk huis, Zijn tempel.
Nou, en u weet: in de tempel waren priesters.
Welnu: die levende stenen zijn heilige priesters.
Wat doen priesters?
Bidden, zegenen en offeren.
Mensen bij God brengen en God bij de mensen
Priesters bidden: Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiede gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
Priesters houden Zijn Naam dus hoog.
Priesters zijn gericht op het Koninkrijk, waarvan zij burgers zijn geworden. Priesters zien uit naar dat Koninkrijk en leven tegelijkertijd naar de regels van dat Koninkrijk.
Denk aan de Bergrede.
En priesters offeren… Levend van de Gever, weten zij te geven.
Zondag 12 van de Heidelberger leert: “Ik word christen genoemd om als priester mijzelf als een levend dankoffer aan Hem te offeren.”
Priesters offeren zichzelf.
…aan Jezus.
“Neem mijn leven laat het Heer,
Toegewijd zijn aan Uw eer.”
Levende stenen en priesters.
Wij spreken wel over “je steentje bijdragen”.
Hoe draag je je steentje bij?
Niet door in de gemeente te gaan hollen!
Maar door allereerst tot de levende steen te komen.
Wie tot de levende steen komt, wordt zelf een levende steen.
Hoe word je priester? Door tot de Hogepriester te komen…
Wie tot de Hogepriester komt, wordt priester.
En die offert.
Wat?
Aandacht? Tijd? Energie?
Ja ook dat, maar het gaat verder. Je geeft jezelf!
Je gaat op Jezus lijken! Je wordt kruisdrager.
Wat betekent dit alles nu concreet?
Kom tot Jezus!
Komen dus volgende week!
Aan tafel!
Maar tegelijkertijd niet wachten tot volgende week.
Waarmee?
Om naar Jezus te gaan.
NU kun je zeggen: Zie hier ben ik! Tot dienst bereid!
Maar de dienst begint altijd met eerst te zitten aan Jezus’ voeten (Maria, weet u nog wel).
Eerst zitten… aan tafel… en je laten bedienen…
Voordat je dient, mag je je eerst laten bedienen!
Laat je bedienen!
Mijn lichaam… voor jou.
Mijn bloed… voor jou.
Komen dus, want wij hebben zo de neiging om de mouwen op te stropen.
Ik las van een gemeente dat mensen op een kaartje iets in konden vullen. Op de kaart stond:
“Ik wil me laten gebruiken als levende steen! Ik doe dat door…”.
En daaronder stonden dan allerlei opties.
1. Ik wil intensiever voor de gemeente bidden.
2. Ik wil me inzetten voor de clubs…
3. Ik wil me inzetten voor de huisbezoeken…
4. Ik wil me inzetten voor de buurt, om daar te getuigen…
Een hele rits! U zou ‘m ook nog aan kunnen vullen.
Mooi allemaal hoor, niets op tegen. Heel goed.
Maar het begint natuurlijk met het komen tot de levende steen.
Met het komen tot de Hogepriester!
Houd u van de Heere Jezus? Ja toch?!
Wilt u komen? Ja toch?!
Kunt u zonder Hem? Nee toch?!
Dan zie ik u volgende week aan tafel!
En als je dan volgende week aan tafel zit, moet u eens om u heen kijken.
“Nou, ik heb genoeg aan mezelf! Dat ik er mag zitten vind ik al zo’n wonder, ik kijk altijd naar beneden…”
Ja, dat begrijp ik wel. Maar toch even kijken.
U ziet een bont gezelschap…
Petrus zegt: (vers 9) “een uitverkoren geslacht…
een koninklijk priesterschap…
een heilig volk…
een volk dat God Zich tot Zijn eigendom maakte…
…opdat u de deugden zou verkondigen van Hem Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht”
Een volk, vreemdelingen, met een nieuw paspoort, het paspoort van het Koninkrijk van God.
Eerst geen volk, nou ja, wij wel: Nederlanders! Maar nu: Gods volk!
In ontferming aangenomen.
In ontferming aannemen, dat is wat God doet!
In ontferming aannemen: U, jou, ik!
Lof zij het Lam!
Amen