
Preek Jesaja 61, gehouden op 15 december , 3e advent 2019 in de Dorpskerk te Vreeswijk.
“Verwacht u vanavond de Heere Jezus nog?
Eh, pardon?
Verwacht u vanavond de Heere Jezus nog?
Eh, nou nee, eigenlijk niet…
Op zo’n avond zal Hij komen! Goedenavond…”
Er zijn niet veel huisbezoeken die met zo’n gesprek aan de deur eindigden.
Maar ooit eindigde ds. Jac. Van Dijk – hij overleed in 1984, sommige ouderen kennen hem wellicht nog – een huisbezoek op deze wijze.
Ik denk dat iets hem geïrriteerd had in het gesprek…
Verwacht u vanavond de Heere Jezus nog?…
“Eh, nou nee, eigenlijk niet…”
Stel eens voor dat die vraag u bij het huisbezoek gesteld zou worden.
Verwacht je vanavond de Heere Jezus nog?
Wat zou u dan antwoorden?
Ik denk dat als ik de vraag zou stellen eerder het antwoord krijg
“Eh, nou nee, eigenlijk niet…”, dan “Jazeker, ik heb de gordijnen al opengeschoven, zodat ik Hem beter kan zien komen…”
Leeft de Wederkomst überhaupt wel onder ons?
Ooit dichtte Okke Jager:
‘Kom haastig, Jezus!’ bidt de predikant.
‘Ja, Amen,’ zegt een boer, ‘wil spoedig komen!
Maar na de oogst, want van m’n nieuw stuk land
heb ik nog nooit de opbrengst waargenomen.’
‘Ja, Amen,’ zegt Mevrouw, ‘maar mag ik voor
De bontjas die ik gisteren zag hangen
Eerst sparen en hem aandoen, als het Koor
Een avond geeft in ‘Christ’lijke Belangen?’
‘Ja, Amen,’ zegt het kind, maar nu nog niet,
Ik moet nog met vakantie naar de bossen.
Maar ik zal zwaaien, zodat U het ziet,
Als U ons onder schooltijd komt verlossen.’
‘Kom haastig, Jezus!’ bidt de predikant.
‘Maar mag ik eerst die nieuwe lezing lezen,
Die ik gemaakt heb voor het Jeugdverband
Over ‘Gij zult het wel verstaan na dezen’?
De beden komen in de hemel aan.
De cherubijnen zwijgen, die ze brachten.
En Jezus vraagt: “Kan Ik vandaag al gaan?’
Zijn Vader zucht: ‘Ge moet nog even wachten.’
Ja, als Jezus zou komen op basis van ons verwachten, dan moet Hij nog even wachten…
Maar u herinnert zich nog wel dat ik op de eerste Adventszondag zei: “Advent betekent geen verwachting, maar komst.
Hij komt ook niet omdat wij Hem verwachten, maar wij verwachten Hem omdat Hij komt.”
Van dominee Hette Abma leerde ik dat de kunst van het Kerstfeest vieren is, om na de bevalling in Verwachting te blijven.
Want Hij komt!
Wij blijven na Kerst (en hemelvaart) dus in verwachting! Het Koninkrijk komt!
Petrus riep ons al eerder dit seizoen op vol verlangen naar Zijn komst uit te zien.
Vol verlangen… ik kom erop terug.
Vanmorgen ligt Jesaja 61 voor ons.
Jesaja is een opvallend Bijbelboek.
Volgens een Joodse overlevering was Jesaja de broer van koning Amazia, waardoor hij makkelijk toegang had tot het paleis.
In hoofdstuk 1 kunt u lezen hoe de zoon van Amoz gediend heeft onder de Judeese koningen Uzzia (791-740 vC), Jotham (750-732 vC), Achaz (735-716 vC) en Hizkia (729-687 vC). Hij profeteerde dus vanaf ongeveer 740 tot ongeveer 681 voor Christus. Dat is dus zo’n 60 jaar.[i]
Nu is het opmerkelijke dat de verovering door de Babyloniërs, de ballingschap naar Babel en de verwoesting van de tempel pas plaats zal vinden in 586 voor Christus. Dus zeg maar 100 jaar later.
Daarom hebben Bijbelwetenschappers ook wel gesteld dat Jesaja opgedeeld moet worden in twee of drie delen.[ii]
Maar goed, u bent vanmorgen niet gekomen voor een college OT. Daarbij hebben wij te maken met één Jesaja en daar hebben we onze handen al vol aan.
Ook Jesaja 61 brengt ons al genoeg stof tot nadenken.
Laten we nog eens kijken naar de beginverzen van Jesaja 61.
De profeet Jesaja – “JHWH is redding” – vertelt hier waartoe de Gezalfde van de HEERE is geroepen.
Nu staat in onze vertaling het woordje ‘mij’, dat slaat op de Gezalfde van de HEERE met een hoofdletter gedrukt. In de oorspronkelijke tekst, in het Hebreeuws is dat niet zo.
Sommige uitleggers menen dan ook dat het “mij” uit vers 1, op Jesaja zelf slaat. Jesaja is de Gezalfde des HEEREN.
En ik denk dat de eerste lezers het ook zo verstaan zullen hebben.[iii]
De profeet spreekt moed in!
Jesaja is geroepen om – lees maar mee, vers 1 – :
- een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen.
- om de gebrokenen van hart te verbinden,
- om vrijlating voor de gevangenen uit te roepen
- en opening van de gevangenis voor wie gebonden zaten.
Om, vers 2
- uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE
- en de dag van de wraak van onze God;
- om alle treurenden te troosten.
Om, vers 3:
- de treurenden van Sion te vertellen dat hun gegeven zal worden
- sieraad in plaats van as,
- vreugdeolie in plaats van rouw,
- een lofgewaad in plaats van een benauwde geest.
En ik dacht: dat moet voor Jesaja toch geweldig zijn geweest om dit te doen!
Het volk zit in ballingschap. Is ver van huis.
Thuis is een verwoeste tempel, en de ballingen denken: “Zal het ooit nog goed komen. Zullen we ooit weer in Jeruzalem komen. Volgend jaar misschien”.
En in Jeruzalem denken ze: “Zullen die ballingen ooit nog terugkeren?”
“Zou God Zijn genâ vergeten?
Nooit meer van ontferming weten?
Heeft Hij Zijn barmhartigheên
Door Zijn gramschap afgesneên?” (Psalm 77:6)
En dan mag Jesaja namens God zeggen:
“God zal verand’ring geven;
D’ Allerhoogste maakt het goed;
Na het zure geeft Hij ’t zoet.” (Psalm 77:6)
Maar ‘Mij” staat in vers 1 bij ons met een hoofdletter geschreven.
En dat is niet voor niets!
De genoemde taken omvatten ook meer dan die van een profeet. Zo is het uitroepen van vrijheid en bevrijding en de macht daartoe hebben iets dat bij een koning hoort!
Daarom kan er een verband gelegd worden met de Koning uit het geslacht van David, waar Jesaja 11 over spreekt:
1 Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï,
en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen.
2 Op Hem zal de Geest van de HEERE rusten:
de Geest van wijsheid en inzicht,
de Geest van raad en sterkte,
de Geest van de kennis en de vreze des HEEREN.
Ook de Knecht des HEEREN uit Jesaja 42 heeft de Geest ontvangen (Jes. 42:1).
1 Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun,
Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft;
Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd.
Hij zal tot de heidenvolken het recht doen uitgaan.
Wie is dus die Gezalfde?
Op wie is de Geest gelegd?
Wie is die ‘Mij’ met een hoofdletter?
Ooit vroeg een Ethiopiër?
34 Ik vraag u, over wie zegt de profeet dit? Over zichzelf of over iemand anders? (Hand. 8,34).
Het antwoord hoorden we in de tweede Schriftlezing.
Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan.
Jezus is de Gezalfde, door de HEERE gezonden om
- aan armen het Evangelie te verkondigen,
- om te genezen die gebroken van hart zijn,
- om aan gevangenen vrijlating te prediken
- aan blinden het gezichtsvermogen,
- om verslagenen weg te zenden in vrijheid,
- om het jaar van het welbehagen van de Heere te prediken.
De Vader heeft de Zoon gestuurd om aan arme mensen het goede nieuws te brengen. En om aan mensen die lijden, weer hoop te geven. De Vader heeft Jezus gestuurd om tegen gevangenen te zeggen: ‘Jullie zijn vrij!’ 2De Vader heeft Jezus gestuurd om aan de mensen te vertellen: ‘Er komt een jaar waarin de Heer jullie vergeeft. Er komt een tijd dat God jullie vijanden zal straffen.’
De Vader heeft Jezus gestuurd om mensen die verdriet hebben, te troosten. 3Hij heeft Jezus naar Jeruzalem gestuurd om de mensen daar weer vreugde te geven. Om tegen hen te zeggen: ‘Jullie moeten geen rouwkleren dragen, maar feestkleren. Jullie moeten niet bedroefd op de grond zitten, maar dansen en vrolijk zijn!’ (BGT)
Tussen haken: er zitten verschillen tussen Jesaja en Lukas…[iv]
Maar dat komt omdat voor Jezus de tekst van het Oude Testament geen dode letter is, maar het levende Woord van God.
Dat is Hij trouwens Zelf ook…
Maar Jezus is dus de Mij!
En Hij roept vanmorgen:
Zijn hier vanmorgen “zachtmoedigen”, “armen van geest”, die vastlopen met hun eigen godsdienstige bedoening?
Die zich zo vaak voorgenomen hebben: “Ik zal voor God dit en ik zal voor God dat…” en ontdekken dat er zo weinig van terecht gekomen is en terecht komt. Mensen die het echt van de genade van God moeten hebben…
Zie, hier ben Ik. Zie op Mij!
En ik zeg: Zie op Hem!
Hij wilde arm worden. Hij werd niet geboren in een paleis, lag niet in een Koninklijk bedje, maar in een kribbe in een stal.
Hij werd arm om ons rijk te maken. Rijk in God!
Zijn hier vanmorgen “gebroken van hart”? Mensen die lijden?
Mensen wiens hart is gebroken. Mensen die de doffe ellende ervaren hebben en ervaren. Scheiding, dood, ziekte…En misschien ook wel opzien tegen het Kerstfeest. Iedereen is gezellig aan het eten, of doet dat hij of zij gezellig aan het eten is met de Kerstdagen. Want die Kerstdagen zijn zo fijn en gezellig….
Zie, hier ben Ik. Zie op Mij!
En ik zeg: Zie op Hem!
Jezus kan troosten zoals geen ander troosten kan! Hij geeft hoop! Uitzicht!
Zijn hier vanmorgen mensen die zich gevangen voelen?
Gevangen door zichzelf, door anderen?
Gevangen ook door eigen schuld en zonden? Mensen die maar niet los kunnen komen van hun verslaving of zonden?
Mensen die zich onvrij voelen en onvrij weten.
Zie, hier ben Ik. Zie op Mij!
En ik zeg: Zie op Hem!
Hij werd gebonden, liet Zich binden, opdat wij nooit meer gebonden zouden en zullen zijn. Gevangen, jullie zijn vrij!
Zijn hier vanmorgen blinden? Zowel letterlijk als geestelijk? Geestelijk blind voor de werkelijkheid van God.
Zie, hier ben Ik. Zie op Mij!
En ik zeg: Zie op Hem!
Jezus’ liefde maakt niet blind, maar helderziend!
Helder zicht op wie ik ben – Hij stierf aan mij.
Helder zicht op wie Hij is! Zoveel houdt Hij van mij. Zoveel dat Hij voor mij de dood in gaat. Ik voor u, daar gij anders zou moeten sterven.
Zijn hier vanmorgen verslagenen. Mensen die lijden aan depressies of zwaarmoedigheid?
Zie, hier ben Ik. Zie op Mij!
En ik zeg u: Zie op Hem!
Ik Zijn Naam mag ik u vanmorgen verkondigen: “Ga in vrijheid. Sta in de vrijheid!”
Het jaar van het welbehagen van de Heere is daar!
God heeft in mensen een welbehagen!
Het wordt Kerst! Het is Kerst geworden!
God ziet om naar deze wereld!
God ziet om naar u, naar jou!
Denk erom!
Kerst gaat niet alleen om een baby-tje.
Leuk, lief, schattig…
God wordt mens!
En niet alleen mens… Hij is ‘vlees’ geworden: de mens onder het juk van de zonde en de dood.
Al in de kribbe ruikt Jezus naar dood, vloek, schuld en viezigheid. God heeft Hem tot zonde gemaakt… opdat wij er vrij van zonden zouden zijn.
“Verwacht u vanavond de Heere Jezus nog?”
O ja, daar begon de preek mee.
Verwacht u vanavond de Heere Jezus nog…
Na de bevalling in verwachting blijven…
Wij verwachten Hem omdat Hij komt!
Hij komt!
Het Koninkrijk komt!
En laat er in Gods Naam niemand van ons – zoals we hier zitten, of thuis meeluisteren – gemist worden en buiten blijven!
Het Rijk van recht en gerechtigheid komt!
Jezus’ opstanding staat er zelf garant voor!
Daarbij zal Jesaja 61 ook ten volle vervuld worden.
Want u merkte wellicht op dat er een dubbele bodem in of een onvervulde rand aan de profetie van Jesaja zit. Neem alleen vers 4 naar:
4Zij zullen verwoeste plaatsen van weleer herbouwen,
de woeste plaatsen van vroeger weer oprichten,
de verwoeste steden vernieuwen,
die verwoest lagen, van generatie op generatie.
Is het raar dat mensen aan deze tekst dachten toen de Joden na de Tweede Wereldoorlog na bijna 1900 weer een eigen thuisland kregen en het land na 1948 opbouwden?
Laten we niet vergeten dat de beloften hier aan Israël en Jeruzalem gedaan worden!
Nu is er een verharding over een deel van Israël, schrijft Paulus in Romeinen 11, 25.
Jezus zal na de preek in de synagoge verworpen worden.
Uiteindelijk beland Hij aan het kruis.
Een verharding over een deel van Israël…
Maar Paulus zet er wel een ‘totdat’ achter…
“totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan.
26 En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.”
Israël zal het centrum van gerechtigheid van de volken worden!
Van Sion zal de Wet uitgaan!
Daarom houden wij de krant bij de Bijbel…
Het rijk van vrede breekt aan (Op. .19,20)!
Ziet u er naar uit? Verlangt u ernaar?
Ja! Ja! En nog eens ja! Met Guido de Bres en de Nederlandse Geloofsbelijdenis zeggen we “Daarom verwachten wij dien groten dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onzen Heere.”
En we geven Willem de Merode het woord, als hij dicht:
Verlosser! Kom! De wereld wacht!
Die struikelen en dolen,
Heel dit wanhopige geslacht
Heeft zich aan U bevolen.
Blinden gaan tastend naar U uit,
En luistren scherp op elk geluid.
De doove speurt alom
Of hij U ziet genaken
Heer, doe de heemlen flakkeren en blaken!
Kom!
AMEN
[i] Een lange periode dus. In hoofdstuk 6 lezen we van zijn roeping tijdens het sterfjaar van koning Uzzia in 740 voor Christus. In hoofdstuk 37:38 lezen we over de moord op Sanherib door diens zonen, circa 681 voor Christus. Vandaar de 60 jaar.
[ii] Beiden beweren dat de hoofdstukken 1 tot en met 39 van de echte Jesaja zijn.
Maar de ene groep zegt dat de hoofdstukken 40 tot en met 66 zouden van een tweede Jesaja zijn (Deutero-Jesaja) die de eerste Jesaja heeft aangevuld.
De andere groep splitst het tweede gedeelte ook en zegt dat er een knip valt tussen 40-55 en 56-66.
De hoofdstukken 40-55 gaan dan over de verlossing en het herstel van Juda.
De hoofdstukken 56-66 zijn losstaande stukken, geschreven door meerdere auteurs en later bij Jesaja gevoegd.
[iii] Dr. M.. Paul onderscheidt in de profeten vier soorten van vervuiling: 1. in de eigentijdse geschiedenis van de profeet; 2. geestelijk-typologisch, betrekking hebbend op de christelijke gemeente; 3. letterlijk-eschatologisch: handelend over Israël en de volken nu en in de toekomst (Rijk Gods) op aarde; 4. in de eeuwigheid, tijdens de nJeuwe heme! en de nieuwe aarde. Zie M.J. Paul, ‘Terug naar de toekomst: de uitleg van de oudtestamentische profetieën over Israël’, Theologia Reformata 35 (1992), 278-298.
[iv] De “zachtmoedigen” van Jesaja zijn de “armen” van Lukas.
De “armen” zijn dus niet degene die het financieel wat minder hebben, maar degenen die weten dat ze moeten leven van de geef. Niet rijk en verrijkt en aan geen ding gebrek. Armen zijn en weten zich afhankelijk.
Verder lezen we bij Lukas van “en aan blinden het gezichtsvermogen”. Da’s letterlijk, maar ook figuurlijk. Geestelijk blinde mensen worden helderziend!
De gebondenen van Jesaja worden bij Lukas de verslagenen, die weggezonden worden in vrijheid. Dat laatste vinden we weer terug in Jesaja 58:6 in de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament.