
Preek over Lukas 11:1-13, gehouden op Biddag, woensdag 11 maart in de Dorpskerk van Vreeswijk (Nieuwegein).
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Ik vond het een prachtig filmpje[i], dat stemde tot nadenken.
Op het Jeudjournaal was namelijk ene Max te zien.
Max is een jongen van elf jaar oud, die de haven van Tilburg schoonmaakt.
Tijdens het zwemmen had hij gezien hoe vies het was.
Mensen gooien hun afval zomaar in het water “Zo, dat zijn we kwijt”, zonder dat ze zich realiseren dat die rommel gewoon in het water achter blijft.
En dus dacht Max: “Ik ga het opruimen. Iemand moet het doen”.
Van de gemeente Tilburg had hij zelfs een bootje gekregen met een elektrische motor en zo ging hij er telkens op uit om het water schoon te maken.
Afval weg.
Weg plastic tasjes, weg lege blikjes. Maar ook fietsen en bureaustoelen.
Blijkbaar denken mensen: “Gooi maar in het water. Als het zinkt zien we het niet. En wat we niet zien, is er niet…”
Een beetje dom he?
Maar goed. Op een dag komt het Jeugdjournaal langs en dan vertelt een mevrouw van de gemeente dat er iemand komt om te kijken naar wat Max doet.
Max begrijpt wel dat hij “goed werk” doet, en hij denkt dat de burgemeester komt. De burgemeester is natuurlijk een belangrijk persoon. Het is toch de baas van Tilburg, denkt Max.
En dan zegt de mevrouw van de gemeente wie er echt komt.
Niet de burgemeester, maar de koning.
De koning!
Max kan het bijna niet geloven. “Is het echt?”
Blij en opgetogen belt hij zijn moeder. “Mama, weet je wie er komt? De koning!”
Blijkbaar kan mama dat ook niet geloven, want Max moet zeggen “Ja echt…”
Tijd om zenuwachtig te worden, of z’n zondagse pak aan te trekken heeft Max niet, want even later komt koning Willem-Alexander er al aan. En aan hem mag Max vertellen wat hij allemaal doet daar in de haven van Tilburg.
Ik vond het wel een mooi verhaal.
Max had niet gevraagd om de komst van de koning. Nee, helemaal niet. Maar de koning kwam wel.
Ik denk dat als Max een week of een paar dagen eerder tegen z’n moeder gezegd zou hebben: “Mam, ik doe zulk een belangrijk werk. Ik wil dat de koning komt!”.
Ik denk dat zijn moeder hem dan toch een beetje uitgelachen zou hebben.
“Ah joh Max, doe even gewoon! Je moet niet denken dat de koning zomaar even bij jou komt kijken. De koning heeft wel wat anders te doen.”
Dat is ook zo he?
Koning Willem-Alexander komt niet zomaar bij ons op visite, ook niet bij dingen die wij zelf best belangrijk of fijn vinden.
Zo komt de koning ook niet op bezoek als je bijvoorbeeld jonge poesjes hebt, als je kat gejongd heeft.
Of als je een nieuw konijn hebt gekregen.
Of als je broertje of een zusje hebt gekregen.
Of een nieuwe fiets.
Koning Willem-Alexander komt ook niet langs als je ziek bent.
Als je griep hebt, of erger…
Maar goed, bij Max kwam hij wel…
Vandaag is het biddag en het thema van de dienst aangereikt door de HGJB is ‘Vraag gerust!”.
En ik dacht: Kinderen kunnen wel veel vragen, maar of ze het krijgen…
Vroeger leerde ik al: “Kinderen die vragen, worden overgeslagen…”
Nou, dat leer je op school ook denk ik.
Als je zomaar, zonder je vinger op te steken iets door de klas roept, dan zegt de juf of de meester: “He, eerst je vinger op steken” en dan geeft de juf of de meester eerst een ander de beurt.
Daarbij dacht ik nog iets.
Het is vandaag biddag en we zijn naar de kerk gekomen om te bidden.
En we bidden niet tot koning Willem-Alexander, maar tot de Koning van alle koningen, die oneindig veel groter en machtiger is dan alle koningen van de hele wereld bij elkaar.
We bidden tot God!
Betekent dat dan dat de kans dat Hij komt – zoals koning Willem-Alexander kwam – nog kleiner is, omdat Hij voor de hele wereld moet zorgen?
Hoe zit dat eigenlijk allemaal.
Zou het kunnen zijn dat God zegt, als wij bidden, dat God dan zegt: “Sorry, ik heb nu even geen tijd. Er is een pandemie, corona-virus. Ik heb echt wel andere dingen te doen…”
Je kunt ook denken: “Die dingen waar ik voor bid, die zijn eigenlijk onbelangrijk, als je kijkt naar wat er in deze wereld gebeurt.”
Vanmiddag kreeg ik gebedspunten van kleuters.
Zal ik ze eens voorlezen?
Dat de tanden van het konijn niet te lang worden.
Dat mijn zieke vis beter wordt.
Dat het goed komt met de baby in mama’s buik.
En ik dacht…
Zieke vissen gaan dood.
En ook baby’s in buiken van moeders kunnen sterven…
Zo kunnen wij vandaag bidden voor heel veel dingen.
Maar of het allemaal ook gebeurt.
Je bidt voor zieke mensen, je opa, je oma, je vader, je moeder, je kind.
Maar of ze beter worden.
Zou God wel naar ons luisteren?
Nu lazen we twee Bijbelgedeelten en die lazen we niet voor niets.
Want ik wil het met jullie, met u hebben over drie dingen:
1. Dat je kunt bidden.
2. Wat je kunt bidden.
3. Hoe je moet bidden.
Eerst ‘Dat je kunt bidden”.
Dat we kunnen bidden is toch een geweldig iets.
Dat we kunnen spreken tot God is op zich al een wonder.
Het eerste stukje dat we lazen kwam uit Genesis.
Adam en Eva hebben net van de verboden vrucht gegeten en verstoppen zich voor de Heere God.
Ze voelen en weten zich schuldig en dan wordt er een vraag gesteld: “Waar bent u?”
Niet Adam stelt die vraag.
Niet Eva stelt die vraag.
God stelt de vraag!
En Hij zegt niet: “Adam, wat heb je gedaan!”
Hij vraagt “Waar ben je?”
God maakt het contact!
God zoekt het contact!
Hij zorgt ervoor dat we kunnen bidden.
Hij heeft er Zelf voor gezorgd dat wij vragen kunnen stellen.
En voor ons betekent dat, dat wij ons niet voor Hem moeten verstoppen.
Niet voor Hem weg moeten kruipen, maar dat we tevoorschijn komen.
“Hier ben ik Heere”.
Hier ben ik.
Met mijn vragen.
Met mijn ‘mooie dingen’.
Maar ook met mijn tekorten, mijn falen, mijn schuld.
“Vraag gerust!” is het thema dat de HGJB aanreikte.
Maar beseffen we wie zij zijn en aan Wie we vragen?
Weten we wie wij zijn.
Weten we wie Hij is.
In het tweede Schriftgedeelte leert de Heere Jezus ons dat we alles aan Hem mogen vragen.
Hardop of in je gedachten.
De Heere Jezus leert ons ook wát we kunnen bidden.
Dat is het tweede: “Wat je kunt bidden”.
Wij bidden tot Onze Vader Die in hemelen zijt.[ii]
De God, Die alles gemaakt heeft, de Schepper, de Bron van al het leven, is niet alleen de Vader van Jezus.
Nee, dankzij Jezus is Hij ook onze Vader.
Tot Hem bidden we!
Hem roepen we aan.
En wat bidden we dan?
Nou het begint niet met onze noden, onze problemen, onze zorgen…
Alhoewel. Ze worden er wel in meegenomen.
We bidden:
Uw Naam worde geheiligd.[iii]
Daarmee vragen we toch ook “Laat heel de wereld uw heilige Naam kennen en hoogachten.”
“Dat U aanbeden wordt.”
“Help ons voorkomen dat wij uw Naam voor onze eigen belangen inzetten.”
Laat Uw Naam wereldwijd alle eer krijgen.
Om te beginnen in ons eigen leven.
Uw Koninkrijk kome.[iv]
Dat U de Koning bent in ons leven en in heel de wereld.
Wij onderwerpen ons aan U.
Laat de wereld vol zijn van Uw recht.
Laat de vrede van Christus ons bevrijden van alle machten die ons willen beheersen.Wees Koning. Regeer ons, bescherm ons.
Uw wil geschiede, zoals in de hemel, zo ook op de aarde.[v]
Dat wat U wil gebeurt, zoals het in de hemel gebeurt.
In de hemel zijn geen zieken.
In de hemel is geen oorlog.
In de hemel is geen armoede.
In de hemel is geen onrecht.
In de hemel is geen corona.
‘Uw wil geschiede’, maak het op de aarde net zoals in de hemel, waar de engelen U loven en dienen.
En we bidden ook voor onszelf:
We bidden om voedsel, voor de zorg van ons levensonderhoud.
Geef ons elke dag ons dagelijks brood.[vi]
We bidden om vergeving:
En vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven aan iedereen die ons iets schuldig is.[vii]
Bevrijd mij van schuld, tegenover U en onze naaste.
Leer mij ook aan anderen vergeving te schenken.
En we bidden om veiligheid:
En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.[viii]
De Gewone Catechismus tekent erbij aan: “Uit mijzelf lukt het niet om te blijven geloven. Ik ben mijn eigen tegenstander, door mijn karakter en de keuzes die ik maak; ik word meegetrokken door de verleidingen in de wereld om mij heen. Ik heb uw Geest nodig om mij te beschermen en te bewaren.”
Let er trouwens op dat de dingen niet alleen voor jezelf gevraagd worden.
We bidden: “Geef ‘ons’…”
“Vergeef ‘ons’…”
“Leid ‘ons’…”
We horen bij elkaar.
Daarom is het ook goed dat we hier samen zijn, om samen te bidden.
Dat brengt ons bij het derde punt:
Hoe moet je bidden.
Dat ‘hoe’ is ook belangrijk.
Ik bedoel bij “hoe” niet zozeer de gebedshouding: knielen, of handen samen, ogen dicht, of opgeheven handen.
Nee, meer de houding als intentie.
Het hangt ook samen met het ‘wat’, want ook dat blijkt voor sommige mensen moeilijk, omdat ze het nooit leerden.
Zo herinner ik me uit een boekje over de huwelijksvoorbereiding van dominee L.M. Vreugdenhil dat een jonge man hem vroeg of het gebed “Ik ga slapen ik ben moe” een tweede couplet had.
Hij vond het namelijk een beetje kinderachtig om zoiets met zijn vrouw straks te bidden.
Het gevaar is dan aanwezig dat er helemaal niet meer gebeden wordt.
Nu vertelt Jezus twee gelijkenissen die ons iets over het ‘hoe’ leren.
Midden in de nacht krijgt een man bezoek.
Het is onverwachts.
En daarom ontstaat er direct een probleem.
Hij heeft helemaal niets in huis wat hij de bezoeker voor kan zetten. Geen eten en geen drinken.
Als hij nou geweten had dat er bezoek zou komen, dan had hij er wel voor gezorgd dat er genoeg eten en drinken in huis zou zijn. Maar er is niks.
En dat is vervelend.
Als een vriend of vriendinnetje bij je komt spelen op woensdagmiddag en je hebt buiten lekker gespeeld (je kunt tenslotte niet de hele dag achter een computerscherm zitten), dus je bent lekker aan het rennen geweest, buiten!, en je komt puffend en dorstig met je vriendje of vriendinnetje binnen en je vraagt “Mam, mogen wij een glaasje cola”, dan is het niet leuk als mama zegt “Nee, ik heb niks. En de kraan doet het ook niet. Dus een glaasje water zal ook niet gaan”.
Nee, het is veel leuker als mama zegt “Hier heb je een glaasje cola en een zakje chips…” “De calorieën heb je toch al verbrand”.
Nou, in de tijd van de Heere Jezus, en nog in het Midden-Oosten is gastvrijheid erg belangrijk.
Als er dan gasten langskomen van een lange reis en zeggen: “We hebben reuze dorst en flinke honger”. Dan zij de gastheer niet “Gaap, ik ga slapen, rijd maar naar de Mac…”
Dat laatste kon natuurlijk helemaal niet in de tijd van de Heere Jezus, want de Mac bestond nog niet.
En Pizza bezorgers waren er ook niet.
Nee, de meneer waar de Heere Jezus over vertelt, die wil zijn onverwachte gasten iets aanbieden.
Maar hij heeft niets.
En het is nacht. Hij kan dus niet naar de winkel.
En dan bedenkt hij: “Ik ga het aan mijn vriend hier vlakbij vragen. Die vriend zal wel helpen.”
Snel loopt hij door het donker naar zijn vriend.
Het hele dorp slaapt al en zijn vriend zal ook wel in bed liggen.
Trouwens, niet alleen die vriend ligt in bed, ook zijn kinderen.
Daarom klopt hij zachtjes op de deur.
“Vriend, vriend…”
Hij maakt zijn vriend wakker![ix]
Die steekt zijn hoofd uit het raam: “Wat is er? Wat is er aan de hand?”
En dan vertelt de man van zijn overwachte gast. Dat hij hulp nodig heeft, zodat hij een eenvoudige maaltijd kan voorzetten.
Hoe zou die vriend reageren, denk je?
Zou hij zeggen: “Doe normaal joh. Weet je wel hoe laat het is?”
Of “Hoe durf je… Ik moet er morgen al vroeg uit en ook mijn kinderen moeten morgen uitgeslapen zijn? Doei!”
Zou hij zeggen: “Sorry, ik kan je niet helpen, want ik heb alles al op slot gedaan? Morgenochtend ben je de eerste.”
Nee, de man wil zijn vriend helpen. Daar zijn vrienden toch voor?
Nou, als wij als vrienden, als mensen elkaar al helpen, hoeveel te meer zal God dat niet doen als we tot Hem bidden?
God zal nooit zeggen: “Nu even geen tijd. Kom morgen maar terug…” Of overmorgen.
Nog een voorbeeld.
Stel dat je thuis aan het spelen bent en het is nog geen etenstijd en je zegt tegen je vader of moeder: “Mag ik een gevulde koek?”
En je vader komt naar je toe en legt iets in je hand en je neemt een hap, en breekt je tanden…
Papa gaf namelijk geen gevulde koek, maar een steen…
Nee, dat doen vaders toch niet.
Laat staan dat ze dan gaan lachen: “Hahaha, je tanden zijn er uit en het was niet eens je melkgebit. Hahaha, nu moet je een kunstgebit”.
Nee, er is toch geen vader die dat doet.
Zo is er toch ook geen moeder die tegen jou zegt: “Kijk eens, een lekker gebakje, eet maar lekker op”, terwijl er vergif in zit.
Nee, zo zijn moeders niet.
Nou, als je ouders al goed voor je zorgen, of in ieder geval proberen te zorgen, dan zal de HEERE God helemaal goed voor ons zorgen.
Vergeleken met de heilige God, zijn wij slechte mensen.
En als wij als mensen al goede dingen weten te geven, hoeveel te meer dan onze hemelse Vader.
Hij geeft geen steen als je om brood vraagt.
Hij geeft geen enge slang als je om een vis vraagt.
Hij duwt je geen schorpioen in de handen als je om een ei vraagt.
Daarom: Vraag gerust!
Want Hij luistert!
Het betekent niet dat Hij alles direct geeft waarom wij vragen.
Soms kan dat heel verdrietig maken.
Je bidt of opa of oma beter mag worden en toch gebeurt het niet.
Of je bidt dat er vrede mag komen en toch blijft er oorlog en moeten mensen op de vlucht. Nog steeds.
Of je bidt dat iedereen eten en drinken heeft en toch zijn er hongersnoden.
Maar denk niet dat God onze gebeden niet hoort!
In het begin zei ik: “Kinderen die vragen worden overgeslagen”.
Maar in de kerk leren we “Kinderen die vragen, worden door God niet overgeslagen.”
Hij hoort!
En Hij is er bij.
Hij belooft Zijn Heilige Geest te geven als we daarom bidden.
Dat betekent dat Hij Zelf in alle omstandigheden nabij wil zijn.
Hij is zoals Hij heet: Ik ben erbij!
Terug naar Max.
Denk nog even aan Max.
Hij vond het mooi dat er een burgemeester zou komen. “Dat is toch de baas van Tilburg”.
Maar dat koning Willem-Alexander kwam, dat had hij nooit gedacht.
Zo kan de Koning der koningen ook naar jou, naar u, naar mij, naar ons komen en op een onverwachte manier helpen.
En Die Koning zegt:
Bid, en u zal gegeven worden;
zoek, en u zult vinden;
klop, en er zal voor u opengedaan worden.
Want ieder die bidt, die ontvangt;
wie zoekt, die vindt;
en wie klopt, voor hem zal er opengedaan worden.
Beloofd is beloofd!
Sterker nog: Zijn belofte is groter is dan mijn verlangen.[x]
Kinderen die vragen worden door God niet overgeslagen.
Amen[xi]
[i] Dankzij ds. M.J. Schuurman.
[ii] Zie Gewone Catechismus (GC), vraag en antwoord 37.
[iii] GC, v&a 38.
[iv] GC, v&a 39.
[v] GC, v&a 40.
[vi] GC, v&a 41.
[vii] GC, v&a 42.
[viii] GC, v&a 43.
[ix] Vgl. Psalm 44:24.
[x] GC, v&a 44, 45 en 46.
[xi] Luister ook eens naar de uitleg van v&a 31 tot en met 46 van Dr. Sjaak van de Berg tijdens het Hervormd Vreeswijk College. https://hervormdvreeswijkcollege.home.blog/2020/01/30/de-zesde-avond-met-dr-sjaak-van-den-berg-vraag-en-antwoord-31-t-m-46/