
Preek Mattheüs 27:33-44 en 1 Petrus 4:12-19 voor de achtste Bijbelstudieweek, gehouden op 5 april 2020 in de Dorpskerk van Vreeswijk (Nieuwegein).
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Met de pericoop van vandaag komen we aan het einde, aan het slotgedeelte van de brief van Petrus.
Het is tegelijkertijd de start van de achtste Bijbelstudieweek.
Maar u voelt wel…
Die Petrusbrief is belangrijk.
En het is ook belangrijk om samen als gemeente Bijbelstudie te doen en de brief te bespreken.
Maar ik denk dat bij ons allemaal die eerste Schriftlezing veel meer is blijven hangen…
En zou het aan het begin van de Stille Week niet goed zijn, om daar allereerst bij stil te staan.
Om eerst stil te staan bij wat God in Jezus doet.
Wat God doet, gaat toch altijd voorop.
Niet wat ik moet, maar wat Hij doet!
Afgelopen week werd tijdens het Hervormd Vreeswijk College ook een opmerking gemaakt over de preken van tegenwoordig.
Een opmerking die me sindsdien bezig heeft gehouden en me bezighoudt.
Een bevriend gemeentelid stuurde er de dag daarop ook een mail over.
Kort samengevat komt het volgens mij hierop neer dat tegenwoordig het discipelschap een veel zwaardere plaats heeft gekregen dan vroeger.
Een beetje gechargeerd gezegd: “Vroeger ging het veel meer over de noodzaak van geloof en bekering. Je moet “bekeerd worden” en wie gelooft, zal zalig worden.
Tegenwoordig gaat het veel meer over ons doen.
Dus om wat wij allemaal moeten doen als volgeling van Jezus.”
Dat laatste kan inderdaad heel vermoeiend worden.
Want voor je het weet beland je in een soort krampachtig, activistisch christendom, waarbij de schapen niet alleen doodmoe worden, maar ook constant het gevoel hebben “Ik zal wel geen goede christen zijn, geen goede discipel, want ik doe dit niet en dat niet en zus niet en zo niet…”
“Ik schiet hierin tekort, ik schiet daarin tekort. Het zal wel niks met mee wezen en het zal ook nooit wat worden…”
Daarom is het goed, om allereerst naar Golgotha te gaan.
Vanmorgen werden we daar zomaar gebracht.
Jezus is voor het Sanhedrin verschenen (26:57-68).
Petrus – wiens brief wij lezen – heeft zichzelf vervloekt en heeft gezworen “Ik ken de Mens niet”.
Driemaal heeft hij Jezus verloochend en dan kraait de haan.
Bittere tranen volgen (26:69-75).
Een andere discipel, Judas, pleegt zelfmoord (27:1-10).
Van discipelschap komt niet zo heel veel terecht.
Jezus wordt voor Pilatus gebracht, die Hem ondervraagt en tenslotte zijn handen in onschuld wast.
Barabbas wordt vrijgelaten.
Jezus gegeseld en naar de soldaten gebracht om gekruisigd te worden (27:11-26).
De soldaten spotten met Jezus. Ze rukken zijn kleren af en doen Hem een koningsmantel om.
Van doornen maken ze een kroon en zetten die op Zijn hoofd.
Een rietstok wordt in Zijn hand geduwd, als scepter.
En dan vallen de soldaten lachend op de knieën: “Gegroet, Koning van de Joden!”.
Ze bespuwen Hem.
Ze pakken de scepter, de rietstok weer af en slaan ermee op Zijn hoofd.
Als ze klaar zijn met hun grappen en grollen trekken zij Hem zijn kleren weer aan en leiden Hem weg om te kruisigen.
Onderweg wordt Simon van Cyrene gedwongen Zijn kruis te dragen (27:27-32).
33En gekomen bij de plaats die Golgotha genoemd wordt, wat Schedelplaats betekent,
34gaven zij Hem wijn vermengd met gal te drinken; maar toen Hij die geproefd had, wilde Hij niet drinken.
Volgens sommige uitleggers wordt de drank gegeven, omdat het bedwelmend zou werken. Dus als pijnstiller.
Maar ik denk dat er wat anders aan de hand is.
Er wordt een spel gespeeld met de Koning der koningen.
En dat spel heeft vijf programmapunten.
1. Voor de koning moet een dienaar het kruis achter Hem aandragen.
2. Een bittere cocktail wordt Hem aangeboden als welkomsdrank.
Dat is wat hier gebeurt. Het hoort bij het programma.
Waarschijnlijk is het een extra foltering om te kunnen lachen om de grimassen van de veroordeelde.
Ondertussen wordt Psalm 69:22 vervuld:
22Ja, zij hebben mij gal als mijn voedsel gegeven,
in mijn dorst hebben zij mij zure wijn laten drinken.
Jezus proeft, maar daarna weigert Hij te drinken.
Hij wil niet bedwelmd worden.
Hij wil ook geen medelijden…
Hij wordt gekruisigd.
Hamers en spijkers.
Programmapunt 3: Er wordt gedobbeld om Zijn nalatenschap.
Weer wordt een Psalmvers vervuld. Psalm 22:19
19Zij verdelen mijn kleding onder elkaar
en werpen het lot om mijn gewaad.
Programmapunt 4:
De Koning krijgt bewaking.
Vers 36 “en zij gingen zitten om Hem daar te bewaken”.
In vers 38 lezen we dat Hij nog meer bewaking krijgt.
Aan Zijn linker- en rechterzijde worden nog twee kruizen opgericht.
Programma punt 5 tenslotte:
Boven Zijn hoofd wordt een bordje gehangen:
DIT IS JEZUS, DE KONING VAN DE JODEN.
Zo hangt Jezus daar.
Jesaja zegt dat Hij onder de overtreders is geteld, omdat Hij de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft (Jes. 53:12).
En wij slaan onze ogen neer.
Daar hangt Hij!
Voor u, voor jou, voor mij.
Gelooft u het?
Wat?
Dat Hij sterft om / voor / door onze zonden?
Wij denken vaak dat het allemaal wel meevalt met die zonden van ons.
Okay, wij zijn niet volmaakt, maar zo erg is het nou toch ook weer niet dat Hij…
Jaja…
Merken we juist niet op Golgotha hoe zwaar die zonden van ons eigenlijk wegen?
Hoe zwaar God ze neemt!
Hoe ernstig God ze neemt.
Dat God echt de gans, de totaal Andere is.
Heilig!
Zo heilig dat we daar geen voorstelling van kunnen maken.
Daarom las ik vanmorgen bij de geboden ook een extra vers. Vers 18.
18En heel het volk was getuige van de donderslagen, de bliksems, het bazuingeschal en de rokende berg. Toen het volk dit zag, sidderden zij en bleven op een afstand staan.
Het volk sidderde…
En blijft op een afstand…
En ik dacht: ik ben, wij zijn zo gewend aan het beeld van de liefhebbende Vader, dat ik, dat wij dat andere misschien wel een uit het oog zouden kunnen verliezen.
Wat?
Dat God heilig is.
Dat God de zonden haat.
Zozeer zelfs dat Jezus eraan moet sterven.
Daar hangt Hij!
Uw Koning, jouw Koning, mijn Koning.
Weerloos, vastgespijkerd aan een kruis.
En juist omdat Hij weerloos is, daarom durven mensen Hem te belasteren.
Ze schudden het hoofd: “Wat een koning”.
“17b …een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven;
zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord.
18Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen;
en zij, zij zien het aan, zij kijken naar mij.” zegt Psalm 22.
“21Smaad heeft mijn hart gebroken en ik ben zeer zwak;
ik heb gewacht op medeleven, maar het is er niet,
op troosters, maar ik heb ze niet gevonden.” zegt Psalm 69.
Troosters heeft Jezus niet.
Er staan ook geen troostende discipelen.
Alleen spotters:
“U Die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelf. Als U de Zoon van God bent, kom dan van het kruis af!”
Ook de overpriesters, de Schriftgeleerden, de oudsten en de Farizeeën doen mee.
Over populisme gesproken.
Ook de geestelijkheid begint te roepen:
42Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Als Hij de Koning van Israël is, laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven.
Als Hij de Koning is…
Was het daarmee ook niet begonnen. Na de doop door Johannes in de Jordaan.
Vader had gezegd: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb! (3:17).
Maar in de woestijn zegt de duivel: “Als U Gods Zoon bent, zeg dan dat deze stenen broden worden” (4:3).
“Als U de Zoon van God bent, werp Uzelf dan naar beneden, want er staat geschreven dat Hij Zijn engelen voor U bevel zal geven, en dat zij U op de handen zullen dragen, opdat U Uw voet niet misschien aan een steen stoot” (4:6).
42Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Als Hij de Koning van Israël is, laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven.
Zou het?
Stel dat Jezus van het kruis gekomen zou zijn
Stel dat Jezus dat gedaan zou hebben.
Zouden ze dan voor Hem neergevallen zijn?
Zouden ze Hem dan aanbeden hebben?
Zouden ze dan echt in Hem geloven?
Echt geloven dat Hij de Zoon van God is, de Messias?
Als kind dat ik al bij de bespottingen: “Kom van het kruis af en sla ze allemaal maar in elkaar. De rotzakken.”
Maar Jezus doet het niet.
Hij wordt niet vernederd. Ja dat ook, maar Hij vernedert Zichzelf.
Hij doet het bewust.
Zijn sterven is geen tragisch einde…
Geen lot!
Nee, Hij doet het bewust!
Zijn leven wordt Hem niet ontnomen.
Wordt Hem niet afgenomen.
Nee, Hij geeft Zijn leven!
Daarom de aanvangstekst:
“Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.”
En Vader…
Vader zwijgt.
Ook als geroepen wordt:
“43Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon.”
Vader zwijgt.
Nu geen stem uit de hemel…
Ook niet als de moordenaars hetzelfde verwijt maken. (44)
Vader zwijgt.
Later zal Jezus – na Zijn opstanding – tegen de Emmaüsgangers zeggen: “O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben!
26Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan?” (Luk. 24:25,26).
Moest de Christus…
Het moest…
Ons verstand staat erbij stil.
Onze verklaringen, ook de mijne, voldoen voor ons verstand maar ten dele.
Je kunt er altijd iets tegen in brengen.
Ik denk aan de achtste avond van het Hervormd Vreeswijk College, met professor van den Belt. Die kunt u nog naluisteren.
Doen!
Niet denken “Dat is veel te moeilijk. Laat maar…”
Ook niet denken “Ts, catechismus, da’s ouderwets en oubollig. Laat maar…”
Luisteren.
Ondertussen blijft de kruisdood toch ook iets van een mysterie.
Kon het niet anders?
Het moest!
Van wie?
Het moest!
Maar waarom dan?
Het moest!
5Maar Hij is om onze overtredingen verwond,
om onze ongerechtigheden verbrijzeld.
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.
6Wij dwaalden allen als schapen,
wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg.
Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen
op Hem doen neerkomen.
Later zal de apostel Paulus schrijven:
“19God was het namelijk Die in Christus de wereld met Zichzelf verzoende, en aan hen hun overtredingen niet toerekende” (2 Kor. 5:19).
En hij voegt eraan toe:
“20Wij zijn dan gezanten namens Christus, alsof God Zelf door ons smeekt. Namens Christus smeken wij: laat u met God verzoenen.
21Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem” (2 Kor. 5:20-21).
Bent u al voor Zijn liefde door de knieën gegaan?
Heeft u het Lam al aanbeden?
Is Hij de Koning in uw, jouw leven?
Het brengt ons bij Petrus.
Waar is hij?
Is hij op Golgotha?
Kijkt hij ook?
In ieder geval maakt zijn leven duidelijk dat discipelen geen feilloze mensen zijn.
Dat is bemoedigend voor allen die zich zo vaak als discipel te kort voelen schieten.
Het is tegelijkertijd geen vrijbrief om tekort te schieten, dat begrijpt u wel.
Petrus weet daarbij ook van de opstanding, als hij zijn brief schrijft.
En hij weet van Pinksteren.
Hij hield immers zelf de Pinksterpreek.
Petrus weet dat Jezus voor ons stierf.
Het ‘voor ons’ gaat voorop.
Niet wat wij doen en wij moeten, maar wat God in Jezus doet!
Daar begint de lofzang! (1:3).
Maar tegelijkertijd spreekt hij over het volgen van Jezus.
Jezus is niet alleen de Priester, Hij is ook de Koning.
Daarom spreekt Petrus:
Over het gaan in Zijn voetstappen (2:21).
Over hoe je opstelt ten opzichte van de overheid (2:13 e.v.).
Over hoe je opstelt tegenover je werkgever (2:18 e.v.).
In het gezin. (3:1-7).
In de gemeente (3:8-12)
In het gedeelte van deze week zegt hij daarbij iets opmerkelijks.
Namelijk dat we niet verbaasd moeten zijn als we verdrukking ervaren.
Voor de gemeenten destijds was dat aan de orde van de dag.
In de vervolgde kerk is dat vandaag nog net zo.
Bij ons, in het westen is dat veel minder.
Dat komt ook omdat onder en na Constatijn (eind derde, begin vierde eeuw) het Christendom de staatsgodsdienst wordt.
Daar was bij de eerste lezers van de Petrusbrief absoluut nog geen sprake van.
Zij hadden te maken met sociale uitsluiting, pesterijen en uiteindelijk zal dat leiden tot de christenvervolging zoals wij die uit de geschiedenisboeken kennen.
Maar Petrus zegt niet: “Kom in verzet! Vechten!”
Nee.
14Als u smaad wordt aangedaan om de Naam van Christus, dan bent u zalig.
16Als iemand echter als christen lijdt, laat hij zich daarvoor niet schamen, maar God in dit opzicht verheerlijken.
19Daarom, laten ook zij die lijden naar de wil van God, hun zielen aan Hem, als de getrouwe Schepper, toevertrouwen in het doen van het goede.
En daarmee rond ik af.
Bidden en het goede doen.
Ligt daar niet de opdracht ook voor ons in deze tijd.
Niet als nieuwe wet en in de zin van “Voorwaarts Mars!”
Jezus heeft het Zijne gedaan en nu moeten wij…
Nee, zo niet!
Het goede doen, is de vrucht van de omgang met Hem. (Joh. 15).
Om het met het eerste lied te zeggen dat we vandaag zongen:
“Wij willen worden als Hij…”
Dat zingen we alleen maar omdat Hij wilde worden als wij!
En Hij maakt dat we worden als Hij! (Rom. 8:29).
Daarom vraag en antwoord 58 afgelopen woensdag:
58. Leef je als christen automatisch volgend de waarheid van Jezus Christus?
Zeker niet. Vaak ben ik onecht, verstop ik mij achter een masker en heb ik de duisternis liever dan het licht. Verbonden met Christus ga ik Gods waarheid steeds dieper verstaan, liefhebben en doen.
Gods waarheid steeds dieper verstaan, liefhebben en doen.
Dat gaat niet automatisch.
Ds. Abma zou zeggen: “Dat gaat niet automatisch, maar het gaat pneumatisch”.
De Geest Die Heere is en levend maakt (Nicea) , werkt het uit in uw, jouw en mijn leven.
Hoe breng ik vruchten voort?
Door in de Wijnstok te blijven.
En als ik geen vruchten bij mezelf vind?
Dan nog blijft staan, wat we voor de preek zongen:
Jezus, uw verzoenend sterven,
blijft het rustpunt van ons hart.
Leer mij O Heer, Uw lijden recht betrachten…
AMEN