
Ik vroeg het me af, na de ‘overdenking’ op Tweede Paasdag, ‘Een opwekkend woord nodig? Hij is opgewekt!’. Blijkbaar had ik nogal enthousiast gedaan en gesproken over de opstanding van Jezus uit de doden. Want dezelfde dag vertrouwde iemand mij toe “Hoe harder jij of mensen opgewekt doen en gaan roepen ‘Hallelujah, Hij is opgestaan’, hoe minder vreugdevol ik word. Pasen heeft ook met vrees, met bang zijn en angst te maken”.
In de Trouw van 10 april 2020 las ik een column van Stevo Akkerman over Christian Wiman die schreef nooit troost te vinden in de gedachte aan een hemel of een eeuwigheid. “Dikwijls denk ik dat het geloof niet meer – en niet minder – inhoudt dan geloof in leven, in het doorgaan ervan, in de onverwoestbaarheid, in een of ander bewustzijn dat, atoom voor atoom, het onze is en niet is, in een koppig voortduren, dag voor dag en dood voor dood, van een tedere en verschrikkelijke energie die, voor wie het kan zien, liefde is.”
Het zijn van die momenten dat ik mezelf afvraag of het geloof in de Opgestane niet een vorm van escapisme is. Een vlucht uit de rauwe werkelijkheid. Rechttoe, rechtaan gezegd: Geloof ik in de opstanding, omdat ik er niet aan wil dat dood, dood is?
Afgelopen zaterdag en zondag was ik op de begraafplaats. Zaterdag om het graf wat netjes te maken, zondagmiddag om aan Lianne laten zien hoe netjes dat graf weer geworden was. De eerste jaren na Rebecca’s overlijden zongen we op de vroege Paasmorgen Paasliederen bij het graf. Niet om haar daarmee te troosten – zij hoort het toch niet – maar vooral om onszelf te troosten en te zingen tegen de dood op. Het is Pasen.
Destijds wilde ik daarom ook ‘Delf vrouw en kind’ren `t graf, neem goed en bloed ons af, het brengt u geen gewin: wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken!’ op de begrafenis zingen, maar dat haalde het tijdens het samenstellen van de liturgie niet.
Zaterdag moest ik al onkruid trekkend denken aan wat ik die avond ervoor met dank aan Kohlbrugge had gezegd. Dat onder de grond schedels zeggen:
Ik heb geen ogen, nochtans (en toch) zie ik Hem;
Ik heb geen hersenen, geen verstand, nochtans (en toch) omvat ik Hem;
Ik heb geen lippen, nochtans (en toch) kus ik Hem;
Ik heb geen tong, nochtans (en toch) zing ik Hem lof.
Ik lig hier op het kerkhof, nochtans (en toch) ben ik in het Paradijs!
Ook dat kleine schedeltje.
Is dat irreëel?
Is dat escapisme?
Is dat ontkennen van de werkelijkheid?
Is dat met woorden verbloemen?
Hetzelfde zou je dan ook kunnen zeggen over teksten op grafstenen.
Hoe vaak is Psalm 23 niet te lezen op een steen: “De Heere is mijn Herder”, waarbij de Psalmist doorgaat en zingt “Mij ontbreekt niets”.
De cynicus zegt: “Nou ja, niets. Om te beginnen al de levensadem!”
Mij heeft de gedachte altijd getroost dat de graven ooit open zullen gaan.
Dat Jezus de Eerste is die is opgestaan en dat Zijn opstanding de garantie van de mijne is.
Zo staat het trouwens ook in Zondag 17 van de Heidelberger.
Dat je je dat dus voor moet stellen als je op de begraafplaats komt: Eén graf is al open en straks zullen de andere graven opengaan.
Net zo goed als de gedachte mij altijd getroost heeft dat wij de dood al achter ons hebben en het eeuwige leven voor ons. Gedoopt: begraven en opgestaan.
Terwijl ik het intyp denk ik: daar kun je toch niet enthousiast genoeg over zijn?
Maar blijkbaar kun je in je enthousiasme mensen wel een beetje verliezen en dat lijkt me ook niet de bedoeling. Thomas werd na zijn sceptische opmerkingen ook niet de gemeente uitgeknikkerd en buiten de deur gezet.
Daarbij: Je kunt jezelf overschreeuwen. Maar ik heb niet het idee dat te doen.
Ik heb ook niet het idee mensen blij te maken met een ‘dode mus’.
Ik heb ook niet het idee mensen ‘opium’ te geven.
Integendeel. Ik heb het idee de Traditie met een grote T door te geven:
3Want ik heb u ten eerste overgeleverd wat ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften,
4en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften.
Het mooie daarbij is dat deze woorden opgeschreven zijn door Paulus. Er is een tijd geweest in zijn leven, dat hij niets van Jezus moest hebben. Sterker, hij vervolgde christenen. Totdat hij Jezus tegenkwam.
Blijkbaar is dat nodig.
Ook de discipelen doen het Paasverhaal van de vrouwen eerst af als kletspraat (Luk. 24:11). Totdat Jezus verschijnt.
Je zou denken: deed Hij dat vandaag nou nog maar eens!
Gewoon op het acht uur Journaal. “Sjaloom, hier ben ik. Het is echt waar. Ik was dood, maar Ik leef”. Wie weet, ooit, maar ik denk eigenlijk niet dat het gebeurt.
Nee, Jezus stuurt na Zijn opstanding de apostelen erop uit om de goede boodschap van Zijn sterven en opstanding te verkondigen, door te geven. En in die traditie staan ook predikanten. Ze doen eigenlijk precies wat Paulus in die tekst boven zegt.
Terug naar de beginvraag: Kun je te enthousiast zijn over Pasen?
In de Tweede brief aan Timotheüs schrijft Paulus over Hymeneüs en Filetus, die beweerden dat de opstanding al heeft plaatsgevonden (2 Tim. 2:17 en 18). Nou, dat lijkt me makkelijk te loochenen. Ga maar op het kerkhof kijken. Maar als je er toch bent: weet dan dat de dood het laatste woord niet heeft. Jezus is opgestaan en nog even, dan gaan de graven open. En ook al kun je de lettertjes ‘Totdat Hij komt’ op sommige stenen niet helemaal meer lezen, komen zal Hij.

Daarom vind ik de uitspraken van Okke Jager en Buskes ook zo mooi. Okke Jager zei over de dood na Pasen: “De dood is niet een roepstem van God, maar zijn aartsvijand die hem in de rede valt”.
En Buskes bekende: “Ik ben dan ook zo’n dwaas om te geloven dat het kerkhof een leugen is…”
Zo is het, Gert-Jan! Nu jaagt de dood geen angst meer, want alles alles is voldaan…..
Met de vorige reactie : helemaal mee eens. Te enthousiast? Nee zeker niet.
Ben ook onder de indruk Gertjan van datgene wat je verder schrijft, en zeker ook over jullie dochtertje. De foto van het grafje en daar haar naam op te lezen, heel ontroerend.
Meelevende en biddende groeten,,
Li@
Wat goed om van een mensen-mens te lezen dat hij mensen begrijpt ……….
Wat een mooie column, Gert-Jan! Met instemming en veel herkenning gelezen. Dank je wel!