Tussen hemelvaart en Pinksteren bezoek ik de gebedsruimte die door mensen van Cross Culture in ingericht in de Voorhof. Ze haalden er inmiddels de plaatselijke krant mee.[i]

De hoofdreden is eigenlijk nieuwsgierigheid: “Wat is dat nu precies, een creatieve gebedsruimte?”. Een andere reden is dat ik in de preek met Hemelvaart gezegd heb dat de discipelen met Hemelvaartsdag niet treurend terugkeerden naar Jeruzalem en bij de tempel gingen klagen en huilen, maar dat zij met grote blijdschap terugkeerden en dagelijks in de tempel God loofden en dankten.[ii]
In zijn tweede boek, Handelingen, schrijft Lukas dat de discipelen eensgezind volharden in het bidden en smeken.[iii] Het lijkt me een goed idee om lovend en dankend, biddend en smekend naar Pinksteren toe te leven. En waarom zou ik dat, naast thuis, ook niet een uur in de Voorhof kunnen doen?
Ondertussen had ik al enthousiaste verhalen gehoord van mensen die daar geweest waren en een uur gebeden hadden. Sommigen deden er heel euforisch over en dat verbaasde me eerlijk gezegd wel een beetje. Wat is er nu extra aan bidden in de Voorhof dan thuis? Heeft Jezus niet gezegd: “Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader, Die in het verborgene is; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden”.[iv]
En het gaat bij bidden toch niet om de plaats waar je bidt, maar om het feit dat je bidt “in geest en waarheid”?[v] In een aankondiging werd ook nog eens gerefereerd aan Jesaja 56:7 “Want Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volken”, maar die tekst gaat toch echt over de tempel in Jeruzalem en niet over de Voorhof.[vi] Toch begrijp ik de associatie wel. Wie denkt aan de broeders en zusters van Cross Culture, denkt aan alle volken. Het is ook wat Cross Culture zo boeiend maakt en soms ook ingewikkeld.
Om gebruik te maken van de gebedsruimte moet eerst bij Jaron Jongeneel (stagiair bij Cross Culture en bedenker van de gebedsruimte) een uur gereserveerd worden. Ik heb gereserveerd van 12.00 tot 13.00 en ben om vijf voor twaalf ter plekke. Na mijn handen gedesinfecteerd te hebben (het lijkt wel een rituele wassing voor het gebed) betreed ik om 12.00 uur de ruimte. Jaron heeft de ruimte zo ingericht dat je tijdens het uur verschillende “werkvormen” kunt uitproberen. Je kunt een uur lang bidden op een knielbank, je kunt ook Bijbellezen, een schilderij of een tekening maken, een lied zingen, enzovoorts. Het idee is dat je ook tekenend of schilderend je gedachten tot God kan richten. Ik lees wat opgeschreven staat op grote flaps waar boven staat ‘Mensen die Jezus nodig hebben’, ‘Wat zijn beloftes om vast te houden?’ en ‘Jouw gebed voor’.
Eronder hebben eerdere bezoekers namen, beloften en gebedspunten opgeschreven. Mooi om te lezen. Na alle mogelijkheden en werkvormen bekeken te hebben, kniel ik op de knielbank. Voor mijn gevoel is dat toch de gebedshouding. Na het gebed lees ik uit een boekje van Corrie ten Boom dat er ligt en blader ik een oude Op Toonhoogte, versie 2000, door. Mijn oog valt op het lied dat Hans Maat schreef voor de HGJB jongerendag. Ik bedenk dat daar Sela begonnen is. Plots zie ik mezelf zitten in 1995 met Albert Strijker en Herman van Wijngaarden; we maken de eerste Op Toonhoogte met dank aan een zangbundel uit Putten. Daar bedenk ik de titel ‘Op Toonhoogte’ vanwege het voorwoord in ‘Op de hoogte van de heilsfeiten’ waar Ir. Van der Graaf in de inleiding spreekt over ‘op toonhoogte’.[vii] Ik realiseer me hoeveel er in 25 jaar is veranderd qua samenzang in de hervormd-gereformeerde gemeenten. Ik hoor het Graafland in de Sint-Jan nog zeggen bij het zingen van Kerstliederen voor de dienst: “Hoe meer we de liederen vóór de dienst zingen, hoe meer we ze tijdens de dienst missen”. Er is veel veranderd.
Onderweg naar huis denk ik aan C.A. Tukker. Over Kees Tukker heb ik elders al eerder geschreven. Hij was degene die zei “Samen het Onze Vader bidden is niet rooms, maar katholiek” en me bijbracht dat gereformeerd katholiek wil zijn en goed gereformeerd katholiek is. Hij was degene die vond dat de kerk altijd open moest zijn om er te kunnen bidden. Hij wees op mannen als Theodorus à Brakel die midden in de nacht op stond om God te loven; op Benedictus van Nursia die dat om vier uur in de morgen deed. Thuis lees ik in een preek van zijn hand over zondag 45: “Ik heb het in het klooster zien gebeuren. Vier uur in de morgen, pij over het hoofd, de kerk in en bidden en zingen en bidden. En nu kunt u wel zeggen dat dat allemaal Rooms is, maar ik zou zo wel een kerk vol willen hebben. Wat is er van die gebedstijden bij ons terechtgekomen? We zijn het kwijtgeraakt en hebben geprobeerd om het met de maaltijden weer terug te krijgen. Nou, dat ging goed toen de gezinnen nog samen waren, maar wie van ons begint ’s morgens de dag als gezin? En ’s middags, hoeveel jonge mensen komen bij het middageten nog thuis? ’s Avonds is het niet veel beter. Iedereen heeft wat te doen, het eten wordt snel opgegeten en dan moet er op de valreep nog snel worden gelezen en gebeden.”
“Hoe is onze gebedspraktijk? Bidt u wel eens een half uur? Bidt u wel eens een uur? Nee? Hoe komt dat? Nou ja, dat komt omdat ik er geen woorden voor heb. Hebt u die woorden wel eens bij Christus gezocht? We hebben toch een Bijbel vol gebeden? Maar ook als u er geen woorden voor hebt, is het belangrijk dat u de intentie hebt om aan Christus én aan Zijn gebed voortdurend deel te hebben. Altijd bidden en niet vertragen. En dan kan uw werk gewoon doorgaan, u kunt stofzuigen, afwassen, u kunt met uw kinderen praten, u kunt de telefoon aannemen en toch bidden. Dat is wonderlijk, hè, maar dat is nu leven, in Christus, voor de troon, bij de Vader. Altijd maar ‘Onze Vader Die in de hemelen zijt’, nooit ophouden, nooit! En dat niet omdat wij zo vroom zijn, maar omdat Hij 24 uur van de dag bij Zijn Vader bidt.”

Tukker begon ooit met het samenstellen van een getijdenboek voor de gereformeerde gezindte: voor elk getijde[viii] een te lezen Schriftgedeelte, een psalm of gezang en een door hemzelf geschreven gebed. Het is naar mijn weten nooit op de markt gebracht. Uitgevers twijfelden, maar dat verbaasde hem niet. “Onze mensen willen van nature precies hetzelfde als wat de wereld wil. Hollen maar. Even bidden, even lezen, even danken.”
Hij had ook wat met Thomas van Aquino, met mannen van de Moderne Devotie als Thomas á Kempis en Geert Grote. Hij bezocht kloosters en werd gast-lid in Weilheim, waar hij later Maarten Verduin en Arie de Reuver mee naar toe nam. In een interview met Terdege vertelde hij dat de kracht van de gemeenschap in Weilheim in de grote openheid naar de buitenwereld schuilt. “Voor ieder staat de deur open, ook voor mensen die niemand anders wil herbergen. Zwerfkinderen die op het station van Stuttgart onder kartonnen dozen op verwarmingsroosters lagen, een joodse kunstschilder zonder onderdak, een aan alcoholverslaafde meubelmaakster, een complete zigeunerfamilie, van alles en nog wat heb ik er ontmoet. Zonder dat er een woord aan vuil wordt gemaakt, biedt de gemeenschap hulp.”[ix] Het lijkt Huize Humus wel.
Met Herman Speelman ging hij jarenlang op dinsdagavond naar Stoutenburg. “We baden daar samen de vesper, dronken vervolgens een kop koffie, waarna we een devote tekst lazen, bijvoorbeeld uit de Nadere Reformatie, om af te sluiten met het bidden van de completen. Wat we daarin samen aan goedheid hebben ervaren, laat zich nauwelijks weergeven. Deze maatschappij is om dol van te worden. Waar vind je nog stilte? Op de Stoutenburg kon je ongestoord lezen en in alle rust je noden de Heere voorleggen. Dat lukt thuis bijna niet. Deze bidstoel wordt regelmatig gebruikt, maar hij zou vaker bezet zijn wanneer hij in een huis stond waar mensen wonen die met elkaar de getijden aanhouden.”
Die laatste zin brengt me direct weer terug bij het bidden in De Voorhof. Is de gebedsruimte ook niet een plek waar je ongestoord kunt bidden. Even geen telefoon, geen computer of andere afleiders, maar een plek waar je je ongestoord op God kunt richten. En waar je dus de rust kunt vinden, die je thuis om de één of andere reden niet vindt.
Is het een goed teken dat de woensdagen tot op heden telkens “volgeboekt” zijn? Of bevestigt het dat het thuis amper of niet lukt om te bidden? Om tijd te nemen voor God, de vragen, de klachten, de lofuitingen; zeg maar het hele leven met Hem te delen. In ieder geval voorziet de gebedsruimte in de Voorhof in een behoefte.

Een week later ben ik in Amsterdam bij de Noorderkerk om Paul Visser op te nemen voor een avond van het Hervormd Vreeswijk College. Ik ben een half uur te vroeg, maar zie een bord: “Noorderkapel. De Noorderkapel is een plek van stilte in de hectiek van alledag”. Ik ga naar binnen en zie dat de ruimte leeg is. Voor me staat een bidstoel, een (ruwhouten) kruis en een tafel met een open Bijbel, een gebedenboek en kaarsjes voor als je een kaarsje wil branden. Weer kniel ik, zij het dat ik nu geen uur heb. Maar hoe goed is het, dat dit kan.
Ik weet niet of de gebedsruimte in de Voorhof lang zal blijven, maar dat er een plaats is waar je binnen kunt lopen om te bidden, een kerk die altijd open is, lijkt me zo gek niet. Ik denk dat meneer pastoor in Nieuwegein het zal beamen.
[i] https://www.molenkruier.nl/reader/68805/1460719/cross-culture-heeft-een-creatieve-gebedsruimte, d.d. 2020-06-09.
[ii] Luk. 24:52,53.
[iii] Hand. 1:14.
[iv] Mat. 6:6.
[v] Joh. 4:20-24.
[vi] Jezus citeert deze tekst in Markus 11:17.
[vii] Ir. J. Van der Graaf (red.), Op de hoogte van de heilsfeiten. Aspecten van de prediking, Kampen: Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, z.j.. In het Ten Geleide schrijft ir. J. Van de Graaf: “Wanneer de Bijbel op deze toonhoogte over de prediking spreekt, hoe zou de kerk de prediking dan kunnen missen!”.
[viii] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Getijdengebed, d.d. 2020-06-10.
👍👍👍
Verstuurd vanaf mijn iPhone