
Preek over Zondag 21, v&a 54 en 55, gehouden op zondagavond 14 juni in de Dorpskerk van Vreeswijk-Nieuwegein.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Vanavond wordt een vraag gesteld.
Nou ja, eigenlijk twee.
Maar die eerste, lijkt me wel een heel belangrijke.
“Wat geloof je van de heilige algemene Christelijke Kerk?”
Stel nou dat u woensdag niet geluisterd hebt naar de lezing van dr. Wim Dekker dat ging over de kerk.
Stel nou dat u net niet goed geluisterd hebt, toen ik het antwoord voor las.
En stel dat u niets heeft met de Heidelbergse Catechismus of de Nederlandse Geloofsbelijdenis, dat u onbekend bent met de gereformeerde belijdenisgeschriften.
Wat zou u dan antwoorden?
Wat zou u antwoorden?
Nou, ik geef u een minuutje, want dan loop ik eerst even de terrasjes langs in Vreeswijk met dezelfde vraag: “Wat geloof je van de heilige algemene Christelijke Kerk?”
De mensen bij Luigi’s IJssalon, bij Kings Valley, bij de Pizzeria en alle andere terrassen moeten echt even nadenken.
Iemand reageert: “Wat geloof je van de heilige algemene Christelijke Kerk?”: “Ik geloof helemaal niet…”
“Goed”, zeg ik dan, “wat vindt u van de kerk?”
“Welke kerk? Die of die?” waarbij hij wijst naar de Dorpskerk en de Barbarakerk.
Wie de verkeerde vragen stelt, krijgt de verkeerde antwoorden.
Ik met dus beter formuleren.
Want bij kerk gaat het niet zo zeer om een gebouw, al is een gebouw niet onbelangrijk. Een gebouw kan veel doen.
Dus ik vraag door: “Vindt u het goed dat er een kerk is, en dat er mensen naar een kerk gaan. Dat er christenen zijn?”
“Ja hoor prima. Zolang ze me maar niet lastigvallen. En ook hun mening niet opdringen.”
Zoiets schat ik in, dat het antwoord is.
Nu zijn er natuurlijk ook altijd goede luisteraars.
Ook op terrassen.
Een iemand is blijven hangen op een bijvoeglijk naamwoord uit de eerste vraag.
Want allereerst vroeg ik: “Wat geloof je van de heilige algemene Christelijke Kerk?”
Juist op dat woord wordt ingezoomd. “Heilig? Heilig? Ja scheid uit. Ik geloof niks van die schijnheilige algemene Christelijke kerk.
Zondags vooraan in de kerk met hun vrome gezicht, maar doordeweeks…”
De minuut is voorbij.
Terug naar onszelf.
Naar u en naar jou.
Hier in de kerk en thuis.
“Wat geloof je van de heilige algemene Christelijke Kerk?”
Ik denk – al kreeg ik nog deze week het advies NIVEA, Niet Invullen Voor Een Ander – ik denk, dat de antwoorden vanavond heel verschillend zouden zijn.
Eén ding zal wel overeenkomen. De meesten hebben bij “kerk” toch de Dorpskerk en onze gemeente in gedachten.
Er zijn er die zullen zeggen:
“De kerk? Die gaat hard achteruit. De kennis van Schrift en belijdenis is onthutsend. Het is allemaal niet meer zoals het vroeger was. De Psalmen kennen ze niet meer, het is allemaal vrolijke Opwekkingsliedjes met een hoop kabaal, zonder enige vorm van diepgang. Het holt achteruit…”
Anderen zeggen:
“De kerk? Die is in het verleden blijven hangen. Ze zingen liederen uit de Middeleeuwen, die niemand meer iets zegt.
De kerk moet veel meer met haar tijd mee. Ze is irrelevant voor deze wereld en jongeren in het bijzonder…”
Nummer drie zegt: “Ja, alle twee hebben misschien wel een beetje gelijk. Ik weet het ook niet hoor. Doe maar gewoon normaal…”
Vanavond ligt er een vraag op tafel:
Vr. 54. Wat gelooft gij van de heilige algemene Christelijk Kerk?
Die vraag was tijdens het schrijven van de Heidelbergse Catechismus uiterst actueel en relevant.
De kritiek die Rome op de Reformatie had en de kritiek die men op de gereformeerde kerk destijds in de Nederlanden had, was dat de apostelen wel een kerk hadden gecreëerd, maar dat mensen als Luther, Zwingli en Calvijn nooit van Godswege de opdracht hadden gekregen een nieuwe kerk te stichten.[i]
De kerk was namelijk één, dus de Reformatoren bedreven dus een ketterij, daar een eigen kerk te beginnen.
Daarom werden gereformeerden daarvoor (en Dopersen, die wij tegenwoordig Evangelisch noemen) vervolgd in de Lage Landen. Ketterijen moet je namelijk “uitroeien”.
In de zestiende eeuw werden Dopersen en gereformeerden op de brandstapel gezet. Of opgehangen. Of levend begraven. Verschrikkelijke verhalen.
Daarom vluchtte Calvijn vanuit Parijs naar Zwitserland.
En daarom vluchtten Nederlandse gereformeerden in de 16e eeuw naar veilige oorden.
In Engeland ontstonden Nederlandstalige gemeenten, waarvan de bekendste Austin Friars in Londen is. Maar ook in het Rijngebied ontstonden vluchtelingengemeenten. Kleef, Emmerich, Rees, Kalkar, Gogh, Xanten, Wesel, Duisburg.
Pas na 1572 komen ze terug naar Holland…
Maar in de belijdenis van de vluchtelingengemeente in Frankfort aan de Main en in Londen staat te lezen: “Belijdenis van het katholieke geloof”.[ii]
Anders gezegd. De gereformeerde zagen zich als belijders van het katholieke geloof. Zij wilden katholiek zijn, alleen niet Rooms.
Waarom?
Omdat ze heel goed wisten, dat er maar één kerk is.
Er is maar één kerk.
Er is maar één kerk.
En de kerk is één.
Waarom?
Omdat er maar één God is en één Hoofd van de kerk is.
En dat Hoofd is Christus en Hij heeft maar één lichaam.
Door Christus en in Christus is de eenheid van de gemeente gegeven.
Daarom de aanvangstekst: één lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, 5. één Heere, één geloof, één doop, 6. één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.
Die gemeente is uitverkoren.
Of zoals de Catechismus zegt: “de Zoon van God heeft uit het hele menselijk geslacht Zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren”.
Die gedachte van uitverkiezing is niet een gereformeerde spitsvondigheid.
Het denken over de uitverkiezing begint niet pas bij Dordt, met de Dordtse Leerregels.
Nee, die gedachte dat de gemeente uitverkoren is komt uit de Efeze brief.
Wij lazen uit het tweede hoofdstuk, maar – en leest u vooral maar mee – in het eerste hoofdstuk zegt Paulus tegen de gelovigen in Efeze:
3Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus,
WAAROM?
4omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.
5Hij heeft ons voorbestemd om als Zijn kinderen aangenomen te worden, door Jezus Christus, in Zichzelf, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil,
6tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde.
Dat die mensen tot het geloof gekomen zijn, komt niet omdat zij zo naar God zochten, vrome dingen deden, of weet ik veel wat.
Dat zij tot het geloof gekomen zijn, heeft alles te maken met genade. Zij zijn voorbestemd om als Zijn kinderen aangenomen te worden.
Daarom zijn ze “gevallen” voor de boodschap van Jezus.
Ze zijn tot het geloof gekomen in Jezus de Christus.
Leest u heel hoofdstuk 1 maar eens door.
Het is één en al lofzang op de verkiezende God.
Geen lofzang dus op een leerstuk, op een filosofische leer.
Maar een lofzang op de verkiezende God.[iii]
Want verkiezing heeft alles te maken met een verkiezende God.
Hij koos Abraham en riep hem uit Ur der Chaldeeën.[iv]
Hij verkoos Israël.
In Deuteronomium zegt Mozes:
6Want u bent een heilig volk voor de HEERE, uw God. De HEERE, uw God, heeft ú uitgekozen uit alle volken op de aardbodem om voor Hem tot een volk te zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is.
7Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft de HEERE liefde voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken.
8Maar vanwege de liefde van de HEERE voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in acht te houden, heeft de HEERE u met sterke hand uitgeleid en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis, uit de hand van de farao, de koning van Egypte.[v]
Uitverkiezing heeft altijd iets waar wij met ons verstand vastlopen.
Wij denken ons suf en uiteindelijk lopen we vast.
Maar denk erom. Over verkiezing moet je niet filosoferen, maar je moet en je gaat ervan zingen.
Waarom wij?
Geprezen zij God!
Waarom wij?
Dat zal in Israël ook wel eens gedacht zijn.
Waarom wij?
Daarom lazen we Psalm 122.
Omdat we met Israël verbonden zijn.
In de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament, wordt het woord ‘ekklèsia’ gebruikt als aanduiding voor de vergadering van het volk Israël.
In het Nieuwe Testament – dat in het Grieks is geschreven – wordt de term voornamelijk gebruikt als aanduiding voor de gemeente van God.
De gelovigen vormen samen de “ekklèsia”.
God roept de gemeente.
Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft.[vi]
Vr.54. Wat gelooft gij van de heilige algemene Christelijk Kerk?
Antw. Dat de Zoon van God uit het hele menselijk geslacht Zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord, in enigheid van het ware geloof, van het begin van de wereld tot aan het einde vergadert, beschermt en onderhoudt;
De Catechismus zegt:
Die Kerk wordt door de Zoon van God niet alleen uitverkoren.
Hij vergadert haar.
Hij beschermt haar.
Hij onderhoudt haar.
Hij is de Heer van de Kerk.
Hij is het stralende middelpunt.
Heeft u, heb jij zo wel eens naar de kerk gekeken?
Hebt u zo wel eens naar uw broeder of zuster gekeken?
Kijk, dat is hij, en hij vindt dat alles bij het oude moet blijven. Ook hij is uitverkoren, ook hij wordt door Jezus beschermd en onderhouden.
Kijk, dat is zij, zij vindt dat de kerk veel relevanter moet worden. Veel actueler. Ook zij is uitverkoren, ook zij wordt door Jezus beschermd en onderhouden.
De eenheid van de kerk bestaat in de eenheid van het geloof.
De eenheid van de ware kerk bestaat in de eenheid van het ware geloof.
Zowel de eenheid als de waarheid zijn gegeven in Christus, die de Waarheid is.
De eenheid is in Christus gegeven. Het is de roeping van allen die in Hem geloven deze eenheid gestalte te geven.
En waar die eenheid ontbreekt, heeft dat te maken met schuld. Onze schuld.
Denk aan de partijschappen in Korinthe.
Paulus schrijft erover in zijn eerste brief:
10Maar ik roep u ertoe op, broeders, door de Naam van onze Heere Jezus Christus, dat u allen eensgezind bent in uw spreken, en dat er onder u geen scheuringen zijn, maar dat u hecht aaneengesmeed bent, één van denken en één van gevoelen.
11Want mij is over u bekendgemaakt, mijn broeders, door de huisgenoten van Chloë, dat er ruzies onder u zijn.
12Ik bedoel dit, dat ieder van u zegt: Ik ben van Paulus, ík van Apollos, ík van Kefas, en ík van Christus.
13Is Christus verdeeld? Is Paulus soms voor u gekruisigd? Of bent u in de naam van Paulus gedoopt?[vii]
In het derde hoofdstuk schrijft hij:
11Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat gelegd is, dat is Jezus Christus.
Een naam is onze hope,
een grond heeft Christus’ Kerk.
Jezus is het fundament.
Ds. Abma zei het zo: Een gereformeerde grondslag, daar kun je nog doorheen zakken, maar door het fundament Jezus nooit.
De eenheid in Christus is in wezen de eenheid in het belijden van Zijn Naam en koningschap.
En ik ben daarvan een levend lidmaat en zal dat eeuwig blijven.
Zo leert de catechismus het.
Zo legt ze de woorden in mijn mond, opdat ik het mee zou belijden…
Het is de taal van het geloof.
Kijk, een bijdehante leerling zou kunnen zeggen: “eeuwig blijven? Ik laat me uitschrijven… haha, zie je: de belijdenis klopt niet…”
In Engeland waren er mensen die zichzelf wilden laten ont-dopen.
Om zo de doop ongeldig te maken.
Raar is dat, alsof dat kan.
Alsof in Israël iemand naar het ziekenhuis gaat om zijn besnijdenis ongedaan te maken, maar goed.
Ondertussen haalt u, haal jij, halen wij ons hart toch op aan zo’n belijdenis?
Ik mag lid zijn van de kerk en ik zal dat eeuwig blijven.
Hier en nu in de strijdende kerk.
Straks in de triomferende kerk, waar we altijd bij Jezus zullen zijn.
Is die catechismus daarin niet te positief? Te optimistisch?
Nou ja, wij lazen de eerste tien verzen van Efeze 2.
Paulus jubelde het uit:
1Ook u heeft Hij met Hem levend gemaakt, u die dood was door de overtredingen en de zonden.
Hij schrijft dit aan gemeenteleden.
Mensen van vlees en bloed.
U bent levendgemaakt!
Eerst was je dood “door de overtredingen en de zonden”.
Eerst leefden de mensen zonder God.
Zonder Jezus.
Autonoom. Tenminste, dat dachten ze.
Ik bepaal zelf wel wat goed en kwaad is.
Ik maak het zelf wel uit,
Maar door de goede Boodschap van Jezus Christus, zijn ze in Hem gaan geloven.
Zij ze één met Hem geworden.
En pas toen ontdekten zij, dat ze helemaal niet autonoom waren.
Ze dachten dat ze leefden zoals zijzelf wilden, maar Paulus schrijft dat zij leefden “overeenkomstig de wil van de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid,
(…), in de begeerten van ons vlees, door de wil van het vlees en de gedachten te doen; en wij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen.”
Anders gezegd: die mensen dachten wel dat ze als vrije mensen leefden, maar in feite leefden ze “overeenkomstig de wil van de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid”.
God speelt daarin geen enkele rol.
Ze dachten dat ze vrij waren.
Maar in feite waren ze slaven.
Slaven?
Slaven!
Van wie?
Van “de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid”.
4Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft,
5ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden –
Ze zijn tot het geloof gekomen. Levend gemaakt!
Hoe?
Uit genade.
Levend gemaakt.
Met Christus opgewekt.
Denk aan de doop: sterven en opstaan.
Wat is de kerk?
10Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen, die God van tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.
Samen vormen zij de “gemeenschap der heiligen”.
De kerk is heilig, omdat zij door God is afgezonderd tot de dienst van en aan God.
Wij hebben wellicht heel andere gedachten bij heilig.
Wij denken “heilig, dan doe je nooit zonde. Dan ben je constant aan het Bijbellezen en bidden. Dan …” Nou vul allemaal maar aan.
Ik ben helemaal niet heilig.
Nee, vanuit u zelf inderdaad niet.
Maar in Christus wel!
In het Nieuwe Testament staat ‘heiligen” synoniem aan ‘gelovigen’. Aan ‘geroepenen’.
Kijk, in Korinthe waren gemeenteleden die prostituees bezochten.
In Korinthe kwamen mensen dronken aan de avondmaalstafel.
In Korinthe waren partijschappen: Ik ben van Paulus, ik ben van Apollos, ik van Petrus… enzovoorts. Ze vochten elkaar de tent uit.
Maar weet u hoe Paulus ze aanspreekt?
“Aan de gemeente van God die in Korinthe is, aan de geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen die de Naam van onze Heere Jezus Christus aanroepen, in elke plaats, zowel hun als onze Heere”.[viii]
Luther zei al: de kerk zijn zondaren bij het kruis.
Koopmans noemde de kerk de plaats waar Christus met zondaren wil samenkomen.
Zondaren die om Christus’ wil en door Christus heilig worden verklaard.
Niet door de paus, maar door Christus zelf.
U: hier in de kerk of thuis: u bent heilig!
Waarom? Omdat God het zegt, omdat het Woord dat zegt.
En welke consequenties heeft dat?
Dat U heilig, toegewijd zult leven.
Toegewijd aan Christus en aan elkaar.
Dat komt ook terug in het antwoord van vraag 55.
Vr.55. Wat verstaat gij door de gemeenschap der heiligen?
Antw. Ten eerste dat de gelovigen, allen en ieder afzonderlijk, als lidmaten gemeenschap hebben aan den Heere Christus en al Zijn schatten en gaven.
Ten tweede dat elk zich moet schuldig weten zijn gaven ten nutte en ter zaligheid van de andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te wenden.
Eerst Christus, dan elkaar.
Ik vind dat mooi gezegd, of beter mooi geformuleerd, dat antwoord.
We hebben deel aan Christus. Zijn van Hem.
En vanuit de eenheid met Hem kijken we naar elkaar.
Een prachtige volgorde.
Want zo wordt ook voorkomen dat je uitgekeken raakt op elkaar. Of niets ziet in elkaar. Christus zag toch wel wat in hem of haar…
Omdat je ontdekt hoeveel geduld de Heere met jou heeft, heb je alle geduld met een ander.
Omdat je ontdekt hoeveel liefde de Heere jou geeft – ondanks alles – kun je ook liefde geven aan een ander.
Jezus is de Bron en de Norm.
We begonnen met een vraag:
“Wat geloof je van de heilige algemene Christelijke Kerk?”
Paulus begint zijn brief met een loflied als hij denkt aan de kerk.
Ik herhaal dat loflied nog maar een keer.
In de hoop dat het lied door Vreeswijk, door heel Nieuwegein zal galmen:
Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus,
omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde.
Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid. Amen.[ix]
Amen.
[i] Vgl. bijvoorbeeld de godsdienst gesprekken met D.V. Coornhert in Marianne Roobol, Disputation by Decree. The Public Disputations between Reformed Ministers and Dirck Volckertszoon Coornhert as Instruments of Religious Policy during the Dutch Revolt (1577-1583), Leiden-Boston: Brill, 2010.
[ii] W. Van ’t Spijker, W. Balke, K. Exalto. L. Van Driel (red.), De Kerk. Wezen, weg en werk van de kerk naar reformatorische opvatting, Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 1998, 265.
[iii] Vgl. de titel van M. Verduin, De lofzang uit Dordt, Werkboek bij de Dordtse Leerregels, Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 1996.
[iv] Gen. 12.
[v] Deut. 7:6-8.
[vi] Joh. 15:16.
[vii] 1 Kor. 1:10-13.
[viii] 1 Kor. 1:2.
[ix] Ef. 3:21.