Geest en leven

Prof. Dr. C. Graafland

Afgelopen vrijdag, 28 mei 2021, vond in de kerk van Ameide-Tienhoven een symposium “Cornelis Graafland” plaats. Naast een biografie van Cornelis Graafland, geschreven door Arjan Boersma onder de titel Tegendraads gereformeerd, werd nog een bundel gepresenteerd. Dr. Wim Dekker en ds. Henk Westerhout stelden namelijk uit preken, artikelen en overdenkingen van Graafland een bundel samen met de titel Geest en leven

De samengebrachte artikelen zijn volgens de uitgever geschreven voor een breed publiek. Dat is ook wat het werk van de Geest verdient, zou ik zeggen, omdat de Geest Christus en Zijn werk centraal stelt.

Naar mijn besef stimuleerde Graafland met zijn Gereformeerden op zoek naar God destijds de bezinning op het werk van de Heilige Geest. Niet dat er eerder geen oog voor het werk van de Geest was. Zo was via ECHO in 1988 al Het werk van de Heilige Geest en de gemeente verschenen, waarin twaalf predikanten het werk van de Geest belichtten. Graafland schreef daarin “De Heilige Geest en de gemeente in de 20e eeuw”. Maar de verlegenheid om Gods aanwezigheid, ervaarbaar, tastbaar in het leven van alle dag in refokringen, dat was het nieuw. Oók gereformeerden op zoek naar God.

Ik las onder andere Opwekking van Wim van Vlastuin, Toon mij nu uw heerlijkheid van Lloyd Jones en Opwekking onder de Zoeloes van Erlo Stegen. Dat soort werken. Ik besef(te) natuurlijk wel het verschil qua auteurs, maar allemaal sloten ze voor mijn gevoel aan bij wat Graafland betoogde in het zevende hoofdstuk van Gereformeerden op zoek naar God. Dat hoofdstuk had immers niet voor niets de titel “Er is een weg”. En die weg was de weg van het gebed om een Opwekking, die alleen de Geest kan geven.
Alle door Graafland genoemde werken schafte ik aan. J.H. Bavinck, Ik geloof in de Heilige Geest en Ds. J.G. Molenaar over De Doop met de Heilige Geest. Ook de boeken van Kraan over Genezing en bevrijding, boeken van Murray, enzovoorts. 

Dat Bavinck en Molenaar in de jaren 60 schreven, hinderde niet. En ook vandaag raakte ik weer onder de indruk van de inleiding van Bavinck, als hij in zijn inleiding over de Heilige Geest schrijft: “Zijn tegenwoordigheid en zijn werk raken op tal van punten de ervaarbare werkelijkheid van ons leven. Er worden van Hem zo veel dingen gezegd, die ingrijpen in ons eigen bestaan, dat het haast niet anders kan of ze moeten ook duidelijk merkbaar zijn. Er wordt van Hem gezegd dat Hij ons blij kan maken, ons kan sterken, ons kan heiligen. Hij wil ons “leiden” en ons daarin duidelijk doen bemerken dat wij kinderen van God zijn. Hij kan ons verhinderen bepaalde dingen te doen. Hij kan ons ook tot bepaalde dingen roepen. Hij kan ons dingen Ieren en we kunnen in Hem wandelen. Er bestaat kennelijk zulk een onafzienbare reeks van weldaden, die Hij in ons leven doen kan en ook feitelijk doet, dat er geen twijfel over kan bestaan, of zijn tegenwoordigheid moet ook op één of andere manier duidelijk merkbaar zijn. En als dat zo is, dan zou dus in dat gedeelte van onze geloofsbelijdenis waar gesproken wordt over de Heilige Geest naast het werkwoord “geloven” ook nog een ander werkwoord op zijn zachtst gezegd geoorloofd moeten zijn.
“Wij wandelen door gelóof, niet in aanschouwen.” Ja, dat is waar. Maar als het gaat over de Heilige Geest, mogen we dan niet zeggen dat er ook wel een heel klein beetje “aanschouwen,” ervaren bij komt?

Zou het daarom niet heel erg belangrijk zijn, wanneer we aan het einde van de twaalf artikelen, nadat al die schone belijdenissen zijn uitgesproken, nog één laatste waarheid zouden betuigen, die deze ervaarbaarheid tot uitdrukking brengt? We zouden kunnen zeggen: En ik belijd dat in deze keiharde wereld, waarin God bijna altijd afwezig schijnt te zijn, waarin alles schijnt meegesleurd te worden door zuiver aardse krachten zonder dat ooit Gods machtige hand ingrijpt, toch in het werk van de Heilige Geest duidelijk en onmiskenbaar tekenen ook binnen het bestek van mijn eigen bestaan aanwijsbaar zijn van zijn bekerende, vernieuwende, sterkende tegenwoordigheid.

Zou dat niet, juist in onze dagen, klinken als een klaroenstoot? God is toch nog present! Die God, in Wien we moeten geloven, die we vertrouwen moeten, ook al houdt Hij zich altijd verborgen, die God laat in het werk van zijn Geest ontegenzeggelijk ervaren dat Hij toch nog dezelfde is. We kunnen op Hem aan! Hij· is de levende God en Hij laat het ons ondervinden ook.

Ik kan me best begrijpen dat er velen zijn in onze dagen, die aan een dergelijke uitspraak behoefte gevoelen. Ze hebben het gevoel alsof God langzamerhand verdwijnen gaat achter al die verbijsterende prestaties, waartoe de “mondige mens” in staat blijkt te zijn. Ze vinden dat de Kerk veel te veel toegeeft aan het proces van verwereldlijking van leven en denken. Ze verwacht geen wonderen meer van God, bij ziekbedden en sterfbedden ziet ze alleen nog de arts of de chirurg. Al wordt nog wel over God gesproken en zegt men nog altijd wel dat God de genezing moet geven, practisch is Hij al lang uit het gezichtsveld verdwenen. We doen het zelf wel, tegenwoordig. Ook ten aanzien van het innerlijk leven verwacht men niets of althans maar heel weinig meer van God. Het woord “bekering” hoort men bijna nooit meer noemen.

De mens van tegenwoordig gelooft in de psychologie, in opvoedkunde, in sociale zorg, in gesprekstechniek, maar dat er ook nog zoiets zou kunnen bestaan als het werk van de Heilige Geest, ontgaat hem te enen male. Wij, mensen, we zijn practisch alléén hier in deze wereld en het wordt hoe langer hoe duidelijker dat we onszelf maar moeten helpen. Als wij het zelf niet doen, dan is er niemand die het doet. Het is zo heel verstaanbaar dat in wij de kring tegenwoordig de klacht wordt geuit: laat God toch niet helemaal wegzinken achter de horizon van ons menselijk kennen en kunnen! Laten we toch alstublieft vasthouden aan het geloof dat God nog present is, dat je Hem kunt voelen, dat zijn wonderkracht ons leven vernieuwen en doordringen kan! Laten we toch ophouden ver beneden onze stand te leven en laten we de “stromen van Kracht”, van goddelijke Kracht, die ons in de Heilige Geest beloofd en gegeven zijn, niet langer miskennen en vergeten! De zintuigelijke dingen, onze technische cultuur, onze welvaart en onze vaardigheid, dat gehele machtige blok van overmatig kunnen en tegelijk van angst en waanzin dat wij onze moderne wereld noemen, dringt zich met zo’n overweldigende kracht binnen in ons gehele bestaan, het nestelt zich in elke kamer van ons hart, dat we erdoor verbijsterd worden. Is daar nu niets tegen te doen? Is de Heilige Geest er niet meer om ons op een tastbare wijze God te doen ervaren? Kunnen we alleen nog maar zeggen dat we in Hem geloven, zoals we geloven in de Vader en in Jezus Christus?

Of is het mogelijk, door de Heilige Geest iets te ondervinden van wat vele eeuwen geleden Job ondervonden heeft, die gezegd heeft: “Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft U mijn oog aanschouwd?” Is het nog mogelijk God te ondergaan, door Hem als het ware overstroomd te worden?

Het zijn deze en dergelijke vragen, die in deze tijd door velen gesteld worden. Het gaat in al deze problemen om deze grote en alles beheersende zaak, of het ook in onze moderne wereld nog mogelijk is, om de werkelijkheid van die God, in Wien we geloven, ook in ons dagelijks bestaan te ervaren.

Het zijn “deze en dergelijke vragen” die Graafland zo’n 30 jaar later oppakte. Levend na Pinksteren, komen weer dertig jaar die vragen dankzij een nieuwe bundel opnieuw aan de orde. Ik ben dus benieuwd naar de bundel en weet nu al wat ik deze zomervakantie zal lezen.

Bij de presentatie eindigde Wim Dekker met de woorden Wij staan allen op de schouders van het voorgeslacht. Cornelis Graafland had door Gods genade, brede schouders.

Bij mij bleven vooral twee van Graaflands “leerpunten” hangen:

Preken is het allerbelangrijkst. Daarom leed hij ook zo aan het functieverlies van de prediking in het geheel van de kerk., maar niet in het minst ook in eigen kring. Daar klaagde hij over, daar was hij ongerust over omdat hij de overtuiging had dat als de prediking het niet meer doet dan zal al het andere dat bedacht wordt om het gemeenteleven te doen bloeien ook niet meer baten.

We hebben zo’n rijke traditie, maar die moet meer stromen, het moet meer vloeibaar worden.

En om met Graafland zelf af te sluiten (1988): “Maar waar het bovenal om gaat, is dat wij die verlegenheid en verwachting kennen of gaan kennen. Want voordat de Geest ons doet drinken uit de bronnen van het heil, maakt Hij ons eerst dorstig. Aan het ontvangen gaat het begeren vooraf”.


https://youtu.be/NEwDMOIg3_M

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s