Preek gehouden op 19 september 2021 op de startdag van seizoen 2021-2002 bij de bovenkolk in Vreeswijk.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Vandaag beginnen het nieuwe winterseizoen onder het thema “Van U is de toekomst”.
De clubs gaan weer beginnen.
De catechisaties.
De wijk Bijbelkringen.
De gebedskringen, al zijn die ongetwijfeld doorgegaan.
Maar vandaag dus een nieuwe start.
Een nieuw begin.
Onder het thema “Van U is de toekomst”.
Een prachtig thema. “Van U is de toekomst”.
Dat is direct ook het eerste van de vier punten van vanmorgen.
Straks drie naar aanleiding van de Filippenzenbrief.
Maar eerst “Van U is de toekomst”.
“Van U… is de toekomst”.
Dat wil ook zeggen: Niet van mij, niet van ons, maar van Hem.
Van Hem, Die naar ons toekomt.
Soms kunnen we denken en net doen alsof de toekomst helemaal, voor de volle 100 procent in onze handen ligt.
Alsof alles maakbaar is…
Maar vandaag belijden wij – niet voor het eerst – “Van U is de toekomst!”
Trouwens ook het heden!
Jezus is Heer!
En wij weten “Onze tijden zijn in Zijn hand”.[i]
Dat is verleden tijd, tegenwoordige tijd, toekomende tijd.
Dat geeft ook moed en vertrouwen.
Hoezo?
Nou, soms kun je je afvragen “Waar moet het heen met deze wereld?”
Wat staat ons allemaal nog te wachten?
Er is zoveel onrust en ontevredenheid.
Of “Waar moet het heen met de kerk?”
Of nog dichterbij:
“Waar moet het heen met Hervormd Vreeswijk?”
Wat moet er in de toekomst allemaal van terecht komen?
En dan te belijden… “Van U is de toekomst”.
“Niet van mij…” “Niet van ons…”.
Maar “Van U!”.
Want Zijn koninkrijk komt.
Gods nieuwe wereld zal komen!
We bidden er ook dagelijks om: “Uw Koninkrijk kome…”.[ii]
Dat wil zeggen: Wees Koning in deze wereld en zet alle dingen recht![iii]
Daar spraken de profeten al van in het Oude Testament.
Over de tijd waarin niemand meer zal zeggen: Ik ben ziek.[iv]
De tijd dat een wolf rustig naast een lammetje gaat liggen, zonder er maar aan te denken dat lammetje op te eten.
De tijd dat een baby speelt bij het hol van een adder.
En dat een peuter zo z’n hand steekt in het nest van een gifslang.
Nergens meer kwaad of verderf.
En de aarde vol van de kennis van de HEERE.[v]
Dat is de toekomst waarin Jezus alle tranen uit de ogen zal wissen.
Dat betekent ook dat er gehuild wordt, totdat Zijn toekomst er is.
Maar het helpt ons om hier vol te houden.
Of om het met een oud lied te zeggen:
“Die hoop moet al ons leed verzachten.
Komt, reisgenoten, ’t hoofd omhoog”.
…
Want niet hier, maar “Daar is de vreemd’lingschap vergeten
en wij, wij zijn in ’t Vaderland”.
Straks zal er geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn. Dan is dat allemaal voorbij.[vi]
Gods nieuwe wereld komt!
Om die nieuwe wereld bidden we als we zeggen “Uw Koninkrijk kome”.
We zien uit naar Gods toekomst.
We verlangen en we verwachten.
We hopen en we bidden.
“Van U is de toekomst”, dat is één.
Punt twee is dat de gemeenteleden aangesproken worden als “heiligen in Christus Jezus”.
Kijk maar bij vers 1:
“Paulus en Timotheüs[vii], dienstknechten van Jezus Christus, aan al de heiligen in Christus Jezus die in Filippi[viii] zijn, met de opzieners en diakenen[ix]”.
Paulus en Timotheüs noemen zichzelf ‘dientknechten’.
In het Grieks staat er δοῦλοι (van δοῦλος) dat is: slaven van Jezus Christus.
Wij zijn blij, dat de slavernij is afgeschaft.
We herinneren ons wellicht “De hut van Oom Tom”[x] uit onze kindertijd. Verschrikkelijk. Daarom blij dat de slavernij is afgeschaft, maar toch. Slaven van Jezus Christus!
Dat wil toch zeggen: helemaal onderworpen aan de Heer.
Jezus is Heer!
En zij schrijven aan de “heiligen in Christus Jezus”.
(τοῖς ἁγίοις ἐν Χριστῷ Ἰησοῦ)
Welk beeld heeft u, heb jij daarbij?
Je vraagt je wellicht af: “Wat voor mensen waren dat?”
Nou ja, “heilige mensen”.
En misschien denk je dan: “Dat zullen heel vrome mensen zijn geweest.
Die zaten de hele dag in de Bijbel, het Oude Testament te lezen (het nieuwe Testament moest nog geschreven worden).
Die zitten samen constant te bidden”.
Heiligen…
Hele vrome mensen…
Mensen zonder zonde!
Niks op aan te merken.
Ja, ja…
Maar in hoofdstuk 4 worden twee zusters Euodia en Syntyche opgeroepen om éénsgezind te zijn.
En tot éénsgezindheid word je opgeroepen als die er niet of te weinig is…
En dan vraag je je af:
Zouden die “heiligen” ruzie gemaakt hebben?
Zouden die elkaar met de nek aangekeken hebben?
Neus omhoog, hoofd omdraaien.
Zouden die over elkaar geroddeld hebben?
Zou de een over de ander gezegd hebben “Nou, die… wat een verschrikkelijke mens is dat. Ze heeft…”
Dat kan allemaal hè?
Nou ja, het kan niet, maar het gebeurt.
Ook vandaag!
Heiligen kunnen best wel eens onheilige dingen doen…
Denk aan David…
Denk aan Simson…
Of aan Petrus… In Antiochië doet hij schijnheilig. Eerst eet hij met heidenenchristenen, maar als er Messias belijdende Joden uit Jeruzalem komen, gaat hij niet meer bij de heidenchristenen zitten.[xi] Nee, stel je voor, wat zullen de mensen zeggen…
En Paulus zelf. Ruzie met Barnabas… [xii]
Terwijl die hem juist bij de gemeente had betrokken.[xiii]
Het gaat dus wel eens mis.
Toen.
Maar ook vandaag.
En toch: “heiligen in Christus Jezus”.[xiv]
U dus ook, gemeente!
Niet omdat u in uzelf perfect bent.
Niet omdat u in uzelf volmaakt bent.
Maar omdat Jezus volmaakt is.
U bent het in Hem.
Met Hem verbonden door de Doop.
Met Hem gestorven en opgestaan.[xv]
Anders gezegd: Wie in Jezus gelooft, wordt heilig verklaard!
Ja, niet door de paus!
Maar door God Zelf![xvi]
“Heiligen”.
Afgescheiden, afgezonderd van al het boze, al het verkeerde, toegewijd aan God.
Helemaal van Hem.
Om helemaal voor Hem te leven.
Heiligen, dankzij Zijn genade.
Zijn genade gaat altijd voorop!
Daarom wordt u ook elke zondag, wat er ook gebeurd is in de week daarvoor.
Daarom wordt u elke zondag begroet met de woorden van vers 2: “…Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.”
Heeft u zich daar wel eens over verbaasd?
Dat we de dienst niet beginnen en nooit begonnen zijn met “Nou, het was weer helemaal niks van de week, en nou allemaal monden dicht, zitten en luisteren!”
Nee: “Genade en vrede…”
Punt drie: Danken voor de gemeente.
“Ik dank mijn God, telkens wanneer ik aan u denk” schrijft Paulus in vers 3.
Hij denkt aan de Filippenzen… en direct begint hij God te danken…
Niet te mopperen…
Niet te klagen…
Hij begint ook niet met vragen.
Hij begint met danken.
Eucharistoo (Εὐχαριστῶ) staat er in het Grieks.
In het woord eu-charis-teo zit het woordje charis verstopt.
En charis, dat is nou weer het Griekse woord voor genade.
Charis (genade) is het letterlijke hart van de eu-charis-teo, de dankbaarheid.
Dankbaarheid en genade hebben dan ook alles met elkaar te maken.
Dankbaarheid vanwege de genade, het geven van God…
Hoe vaak dank ik, dankt u, dank jij voor de gemeente?
Lopen wij allemaal niet het gevaar vooral te mopperen als het over de gemeente gaat?
“Dat is niet goed.”
“Dat is niet fijn.”
Paulus dankt (en bidt) voor allen!
Dus voor allemaal!
Dus ook voor de zusters die hij op zal roepen tot eensgezindheid (4:2).
Dat lijkt mij ook een les voor voorgangers. Je dankt voor alle gemeenteleden. Niet alleen voor hen die het in alles met je eens zijn.
Danken en bidden “voor u allen”.
Zullen wij dat ook doen?
Niet alleen een “huis van gebed”, maar ook een “huis van dankzegging”?
Danken dat er hier überhaupt een gemeente van Christus is.
Danken dat God die in het leven heeft geroepen, zodat u niet in uw eentje hoeft te geloven.
Danken voor broeders en zusters.
Danken dat we apart zijn gezet om Hem en de naaste te dienen.
Danken voor het toekomstperspectief.
Wij vinden de kerk vaak zo “doodnormaal”, maar ze is “levend-bijzonder”.
Misschien moeten we – als het om de kerk gaat – eens wat minder mopperen en meer danken.
Temeer omdat de Kerk Gods werk is!
Daarom kan Paulus ook zeggen: “Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.” Dat is de dag van Zijn wederkomst.
De HEERE komt tot Zijn doel met de gemeente!
In Filippi.[xvii]
Maar ook hier in Vreeswijk – Nieuwegein.
Hij zal Zijn werk voltooien tot op de dag dat Jezus terugkomt en we altijd bij de Heere zullen zijn!
Hij staat er Zelf voor in!
De Kerk is Zijn werk!
Het vierde punt en laatste punt kunt u vinden in de verzen 9 tot en met 11: Paulus bidt voor de gemeente!
En dit bid ik dat uw liefde nog steeds overvloediger wordt in kennis (inzicht) en alle fijngevoeligheid, (fijnzinnigheid) 10opdat u kunt onderscheiden wat wezenlijk is, (waar het op aan komt) opdat u oprecht bent en zonder aanstoot te geven tot de dag van Christus, 11vervuld met vruchten van gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God.
Dat gebed kunnen we zo overnemen, dacht ik zo.
Bidden om liefde, dat die steeds overvloediger wordt.
Blijkbaar kun je daar nooit genoeg van hebben: van liefde.
Nou, dat is ook zo hè?
Kun je teveel liefde hebben?
Is iemand doodknuffelen een teveel aan liefde?
Het lijkt me eerder een gebrek aan liefde.
Maar wij: groeien in de liefde tot God en de liefde tot de naaste.
En daarin “kennis en fijngevoeligheid, “inzicht en fijnzinnigheid” ontwikkelen, zodat we juist weten te handelen.
Om te kunnen onderscheiden waar het op aan komt.[xviii]
Dat geldt het persoonlijke leven, maar ook het gemeenteleven.
We kunnen verschillend denken over tal van zaken, maar de kern is “Jezus is Heer! Hij is gestorven voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften, begraven, en op de derde dag opgewekt, overeenkomstig de Schriften”[xix]
Laat dat dan ook de kern zijn!
Wees oprecht, eerlijk en open.
Zonder aanstoot te geven tot de dag van Christus, dat is de dag van Zijn komst.
Vol van de vruchten van de gerechtigheid, die u dankt aan Jezus Christus, omdat Hij ze werkt, tot lof en eer van God.
Daarom: heiligen in Vreeswijk-Nieuwegein:.
We starten een nieuw seizoen.
Dank!
Bid!
Wat?
Dank voor de Hervormde gemeente van Vreeswijk-Nieuwegein.
Dank voor allen!
En bid voor allen!
Bid dat wij zullen groeien in de liefde tot God en de liefde tot elk ander.
Van Hem is de toekomst!
Amen
[i] Psalm 31:16.
[ii] Zie ook https://www.messiaansesjoel.nl/feesten-en-gedenkdagen/joodse-tradities/kaddiesj en https://www.pthu.nl/bijbelblog/2016/04/het-onze-vader/, d.d. 2021-09-17.
[iii] Tegelijk betekent het ook: Wees nu al Koning in mijn leven. Of om het met de Heidelberger te zeggen: “Regeer ons alzo door Uw Woord en Uw Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer aan U onderwerpen; bewaar en vermeerder Uw Kerk; verstoor de werken van de duivel en alle macht die zich tegen U verzet: totdat de volkomenheid van Uw Rijk komt, waarin U alles in allen zult zijn”.
[iv] Jes. 33:24.
[v] Jes. 11.
[vi] Op. 21:4.
[vii] Paulus noemt wel vaker één of twee medewerkers in de aanhef. Zie bijvoorbeeld 1 Kor. 1:1, Sosthenes; 1 Thes. 1:2 en 2 Thes. 1:1, Silas. Timotheüs wordt ook genoemd in de aanhef van 2 Korinthe, Kolossenzen, 1 en 2 Thessalonicenzen en Filemon. Het wil niet zeggen dat Timotheüs medeauteur is. Paulus is de schrijver. Zie bijvoorbeeld 2:19-24, waar Paulus de eerste persoon is (de ‘ik’) en Timotheüs de derde (de ‘hij’).
[viii] Over de stad Filippi schrijft L. Floor, Filippenzen. Een gevangene over het navolgen van Christus, Kampen: J.H. Kok, 1998, 10-11. De stad Filippi – in de provincie Macedonië – ontleent haar naam aan Filippus II, de vader van Alexander de Grote, die deze stad in ongeveer 350 v.Chr. gesticht heeft. In 146 v.Chr. werd Macedonië een Romeinse provincie. In 42 v.Chr. is Filippi een Romeinse kolonie geworden met de officiële naam Colonia Julia Augusta Victrix Philippensium. Het oorspronkelijk doel van de Romeinse kolonisatie-politiek was om burgers die geen grond hadden, door middel van grondtoewijzing een agrarische bestaansmogelijkheid te verschaffen. Toen de verzorging van de vele oud-soldaten een steeds nijpender probleem werd, kregen dezen bij de toewijzing van grondbezit voorrang (Bormann). Zo werden na de overwinning van Octavianus op Antonius (31 v.Chr.) veteranen van de Romeinse legers in deze stad gehuisvest. Gelijktijdig werden lastige Romeinse burgers die met Antonius gesympathiseerd hadden naar verschillende steden in Macedonië en dus ook naar Filippi gedeporteerd. Wat zij aan bezittingen in Italië verloren hadden, wisten ze in hun nieuwe omgeving weer te verwerven (Elliger).
Als Romeinse kolonie bezat Filippi volledig de status van een Romeinse stad. Ze bezat het ius italicum waarmee verschillende voorrechten met betrekking tot bestuur en belastingen gewaarborgd waren. Het Romeinse karakter van de stad blijkt uit details in Lucas’ beschrijving van de eerste evangelieprediking aldaar (Handelingen 16, 11-40). De magistraten worden met een typisch woord ‘archonten’ (archontes: vs.19) genoemd. Dan zijn er de hoofdlieden (strategoi: vs..22) en de gerechtsboden, de ‘lictoren’ (rabdouchoi: vs.35 en 38). Deze benamingen wijzen op een Romeins gestructureerd bestuur van de stad.
Op de bijzondere positie van deze stad wordt door Paulus gezinspeeld met het woord burgerschap (politeuma) in 3,20. Dit woord duidt het koloniale karakter van een Romeinse stad aan. De spreektaal is veelal Grieks, de ambtelijke taal Latijn en de bestuursvorm Romeins. Het is opmerkelijk dat de apostel de gemeenteleden in zijn brief aanspreekt met de Latijnse vorm van hun naam: Philippèsioi (4,15). Deze benaming is de Griekse transcriptie van het Latijnse Philippenses, de naam waarmee de Romeinse burgers in de kolonie Augusta Julia Victrix Philippensium zichzelf aanduidden.
Filippi lag aan de grote verkeersweg door Macedonië, de Via Egnatia die Rome met Byzantium (Constantinopel, Istanbul – gjg) verbond. Dit gaf ook een speciaal karakter aan de stad. Filippi was een knooppunt voor het handelsverkeer tussen Italië en Klein-Azië. De aanwezigheid van Lydia, een purperverkoopster uit Tyatira
(Hnd.16,14), vormt een illustratie van het belang dat Filippi had als knooppunt voor handel tussen Oost en West.
[ix] Episkopois: opzieners.
[x] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/De_hut_van_Oom_Tom, d.d. 2021-09-17.
[xi] Zie Gal. 2:11-14.
[xii] Zie Hand. 16:35-41.
[xiii] Hand. 9:26,27 en Hand. 11: 25.
[xiv] Het Hebreeuwse woord dat in het Oude Testament gebruikt wordt voor “heilig” is qadosh, wat afgeleid is van qad, wat scheiden betekent. Een “heilige” is dus letterlijk een “afgescheidene”, “afgezonderde”.
[xv] Rom. 6:3-5.
[xvi] Vergelijk ook de grond onder Mozes’ voeten in Exodus 3:5: “En Hij zei: Kom hier niet dichterbij. Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat, is heilige grond.” Als wij die grond naar het lab zouden brengen en zouden laten vergelijken met grond van toen meter verderop, dan zouden wetenschappers zeggen “Die grond is identiek, precies hetzelfde”. En toch: schoenen uit! De grond is heilig!
[xvii] Zie https://www.rd.nl/artikel/303785-filippi-bleef-trouw-aan-orthodoxe-leer, d.d. 2021-09-17. Overigens is er nog steeds een gemeente in Filippi. Weliswaar geen Hervormde of Gereformeerde gemeente, maar o.a. een Grieks-orthodoxe. Van de oude stad restten slechts ruïnes, maar iets verderop is de stad weer opgebouwd en er is daar nog steeds een gemeente.
[xviii] Floor, a.w., 54,55 schrijft: “Wie bemint, leert kennen en voelen. Wie kent en voelt, krijgt intuïtie voor wat nodig is. Men leert “onderscheiden wat van belang is” (dokiazein ta diapheronta).
Het woord dat de apostel hier gebruikt is afgeleid van een werkwoord (diapherein) dat letterlijk betekent: uit elkander dragen. Het gaat om dingen die onderling verschillen, uiteenlopen, van elkaar afwijken.
Het gaat nu om een onderscheiden tussen goed en kwaad, het belangrijke en het minder belangrijke, het Gode welgevallige en het nutteloze (Alford, Vincent, Weiss) of, volgens de Griekse kerkvaders, tussen orthodoxie en heresie. Het is ook mogelijk dat Paulus, zoals sommige uitleggers menen, bedoeld heeft dat men die dingen die wezenlijk van belang zijn moet onderscheiden (Collange, Houlden, Lightfoot, Martin).
Er is veel kennis en inzicht nodig om vast te stellen wat werkelijk de moeite waard is om in de praktijk te brengen (Plummer). God geeft niet voor elk geval een uitdrukkelijk en concreet gebod. De gelovigen te Filippi moeten leren om in een bepaalde situatie zelf vast te stellen wat Gods wil is. Er zijn in het leven zoveel leuzemogelijkheden. De liefde moet bij het vaststellen van de juiste keuze de bepalende factor zijn. Maar de liefde moet gericht, gestuurd worden. Daarom schrijft Paulus dat er in de liefde toename moet zijn in helder inzicht en fijngevoeligheid. De groei van de liefde moet geen wildgroei zijn, maar ze moet gericht groeien. Het bijsturen door de liefde vindt plaats wanneer er kennis en fijngevoeligheid is. Het juiste geloofsinzicht en een goed oordeelsvermogen helpen de christen om precies te onderscheiden waarop het in het leven met God aankomt”.
Zelf heb ik vaak gedacht – na het lezen van de martelarenboeken “Waar zou ik de brandstapel voor op gaan? Wat zou ik niet willen loochenen als men mij dreigde voor de leeuwen te werpen?” Ook dan kom ik uit bij “Jezus is Heer”.
[xix] 1 Kor. 15:3,4; de Traditie met een grote T.
Een gedachte over “Van U is de toekomst!”