Vergeet de gastvrijheid niet!

Preek gehouden op de diagonale zondag, 17 oktober 2021 in de Dorpskerk van Vreeswijk-Nieuwegein.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Boven de preek heb ik geschreven: “Vergeet de gastvrijheid niet!”

Dat is de letterlijke vertaling van de Griekse tekst die in de nieuwe NBV vertaald wordt met “2en houd de gastvrijheid in ere”.

Het thema van de preek is aangedragen door de diakenen.

Op deze zondag vragen zij aandacht voor het project “Iedereen onder dak”, waarover u op het weekbericht kunt lezen.
Straks zal Leonie Oudijk er iets over vertellen vanuit haar ervaringen in Huize Humus.

En ik dacht: “Het is goed dat we een diaconale zondag hebben”.

Je kunt natuurlijk zeggen “elke zondag komt het diaconale toch aan de orde…”.

Dat is waar, maar toch is het goed om er vandaag specifiek aandacht voor te hebben.

Net zo goed als het goed is dat we diakenen hebben.
Zij houden de ouderlingen (en daar reken ik de dominees ook maar even bij), zij houden de ouderlingen bij de les, bij de praktijk van alle dag. 

Wat gebeurt er om ons heen? 
Niet alleen in de gemeente, maar in de wereld waarin we leven.

Dat is eigenlijk vanaf het begin al zo.

Denk aan de apostelen.
Je kunt een prachtige leer hebben en daarmee bezig zijn, maar dan blijkt in de praktijk dat er in het leven toch iets fout gaat.

In Jeruzalem ontstaat ontevredenheid bij een deel van de gemeente. 
De Griekstaligen verwijten de Hebreeuwssprekenden dat de weduwen uit hun groep bij de dagelijkse ondersteuning worden achtergesteld.

U kent de geschiedenis.
Er worden dan diakenen aangesteld die voortaan zorgdragen voor de gemeenschappelijke maaltijden. 

In Jeruzalem waren dat zeven wijze mannen, die goed bekendstonden en vervuld waren van de Geest. 

In Vreeswijk is dat niet anders.

Nu zorgen vandaag de dag de diakenen niet voor onze gemeenschappelijke maaltijden, al zou het best goed zijn als we – in het kader van gemeenschapsvorming – meer samen zouden eten.
Nee, vandaag zorgen de diakenen voor tal van andere zaken.

En nu vragen zij dus aandacht voor “Iedereen onder dak”

Een project dat vooral bedoeld is voor mensen die wachten op bed-bad-broodopvang, omdat de wachttijd daarvoor soms vijf maanden duurt. 
Door die wachttijd loop je het gevaar dat mensen in de anonimiteit verdwijnen, op straat slapen, enzovoorts.


Nou ja, de diakenen kunnen u er meer over vertellen.

Vanmorgen dus die tekst uit de Hebreeën-brief: “Vergeet de gastvrijheid niet!”

Voordat ik daarover iets zeg, eerst iets over het voorafgaande.

Het is namelijk niet voor niets dat we vanmorgen begonnen te lezen in hoofdstuk 12.


Omdat daar de basis ligt voor de oproep die in hoofdstuk 13 wordt gedaan.

Ik weet niet hoe bekend u bent met de Hebreeën-brief, daarom eerst iets kort over de brief.[i]

De Hebreeënbrief is eigenlijk meer een preek dan een brief.
Aan het einde (13:18-25) vinden we wel mededelingen (bijvoorbeeld dat Timotheüs losgelaten is), groeten en een zegenbede, maar Hebreeën begint niet met een afzender en een geadresseerde gemeente.

Nee, meer een preek dan een brief dus.
Een preek waarin alle aandacht wordt gevestigd op de verheven Middelaar en Hogepriester van het nieuwe verbond: Jezus Christus. 

In de preek worden de lezers constant opgewekt om standvastig te zijn, vol te houden in het geloof in Hem.

Je leest dan ook nog al eens de aansporing “Laten wij dan…” (4:1; 4:16; 10:23 e.v.).
Zoiets als “Kom op, schouders eronder…”.

Want duidelijk is, dat de lezers – waarschijnlijk Messias belijdende Joden die bekend waren met wat wij dan het Oude Testament noemen – duidelijk is dat de lezers het gevaar lopen het geloof allemaal een beetje te laten versloffen.

Ze dreigen af te vallen van het geloof, af te drijven, uit koers te raken (2:1; 6:4 e.v.; 10:32 e.v.; 12:12-15).

Daarom wordt er niet alleen aangespoord, er wordt ook gewaarschuwd.

Zo wordt gewaarschuwd om niet “willens en wetens” te zondigen (10: 26).

En er wordt dus aangespoord.

“Laten we op elkaar letten en elkaar aansporen tot liefde en goede daden, en in plaats van weg te blijven van onze samenkomsten, zoals sommigen doen, elkaar juist bemoedigen, en dat des te meer naarmate u de dag van zijn komst ziet naderen.” (10:24,25).


Dat alles maakt dat de brief ook vandaag actueel, dacht ik zo.
Denkt u ook niet?

Of hoeft dat hier niet gezegd te worden.
“Laten we op elkaar letten en elkaar aansporen tot liefde en goede daden, en in plaats van weg te blijven van onze samenkomsten, zoals sommigen doen, elkaar juist bemoedigen, en dat des te meer naarmate u de dag van zijn komst ziet naderen?”

Als ik dat een beetje ontleed, dan lees ik:
Op elkaar letten.
Niet in de zin van splinters zoeken in andermans oog (Let maar op jezelf!), maar in de zin van aandacht hebben voor elkaar.

Elkaar aansporen tot liefde en goede daden.
Elkaar bemoedigen.

Niet wegblijven van de samenkomsten.

Temeer naarmate u de dag van Zijn komst ziet naderen. 

Dat was volgens mij ook de boodschap van de preek van dominee Paul Visser die deze week nogal in het nieuws kwam.

Hij zei niet dat Hugo de Jonge de antichrist was of iets dergelijks, maar wel dat je allerlei lijnen ziet, die duiden op wat in Openbaring staat geschreven.
Dat de wederkomst, dat “de dag van Jezus’ komst” wellicht veel dichterbij is dan wij veelal beseffen.

En dat het van het grootste belang is te wortelen in Christus.
Stevig te staan in Hem.

Nuchter en waakzaam, geworteld in Hem.

Nou, daartoe spoort de Hebreeënbrief, de Hebreeënpreek aan.


En al die aansporingen worden gedragen door de voortdurende aanprijzing van de Hogepriester van onze belijdenis: 

Christus Jezus (3:1).

Jezus is de Hogepriester van onze belijdenis.


De meerdere Melchizedek (5:10; 7:1 e.v.), die engelen (1), Mozes (3:1 e.v.) en Aäron (5:1 e.v.) in de schaduw stelt.

Hij heeft door Zijn eenmalig offer (9:28) voor ons met Zijn lichaam, door het voorhangsel heen, een nieuwe, levende weg gebaand, en doet nu als hogepriester dienst in het huis van God (10:20.21).

Jezus is tegelijkertijd en Priester en Lam…
Hij heeft Zichzelf geofferd voor eens en altijd, en daarom kunnen wij direct tot God naderen.


Goed.
Het gedeelte dat wij lazen.
U kunt meelezen vanaf het blad.

25Let op dat u Hem die spreekt niet afwijst. Want als zij al niet ontkomen zijn toen ze degene afwezen die hen op aarde onderrichtte, dan kunnen wij, wanneer we ons afkeren van degene die dat vanuit de hemel doet, helemaal niet ontkomen.

Op de Sinaï heeft Gods Stem geklonken.
God bediende Zich van Mozes.
Verder sprak de HEERE op aarde door de profeten.

De stem die vanuit de hemel spreekt is Christus.


In de evangeliën horen wij de Stem van de naar de hemel opgestegen Zoon van God. 

Wie niet luisterde naar de stem van God, die door Mozes en de profeten vertolkt werd, werd bestraft. 

Welnu, dit geldt temeer als we de Stem van de eeuwig blijvende hemelse hogepriester Jezus zouden verachten (zie ook 2:1-4).

Dat is de vergelijking die hier gemaakt wordt.

In de volgende verzen gaat de schrijver daar verder op in.


Toen God op de Sinaï de Wet gaf, beefde de aarde.

Daarom die uitgebreide Wetslezing uit Deuteronomium vanmorgen.

In vers 26 haalt de schrijver Haggaï aan.
Daarin laat hij de woorden Nog eenmaal zal Ik de aarde doen beven, en niet alleen de aarde maar ook de hemel” slaan op het koninkrijk van Jezus.

Dat Rijk dat komt!

Nu al doet Jezus ons delen in het Rijk.

Hij heeft het gepredikt.
Hij heeft het beloofd; aan allen die nederig van hart zijn en die vervolgd worden (Mat. 5:3 en 10).


Nu, wie deze sprekende Jezus verwerpt, minacht of bagatelliseert, weigert in te gaan in Zijn hemelrijk.

Maar wie wel luistert, erft dit rijk, een onwankelbaar koninkrijk.
En daarom de oproep van de verzen 28 en 29:

28Laten we dankbaar zijn omdat we een onwankelbaar koninkrijk ontvangen; zo kunnen we God dienen zoals het Hem behaagt, met eerbied en ontzag. 
29Onze God is een verterend vuur!

Wij ontvangen het Koninkrijk…
Mooi is dat.
Wij grijpen het niet.
Wij maken het niet.

Wij ontvangen het.

Het dienen van de levende God van de Sinaï bestaat uit het dankbaar aanvaarden van het Woord en het geschenk van de hemelse hogepriester. 

Dankbaar aanvaarden van wat Hij heeft volbracht!         

Ondertussen zijn daarbij “eerbied en ontzag” niet verdwenen.
Want de Vader van onze Heere Jezus Christus is de God van de Sinaï: een verterend vuur.

God blijft de heilige.
 

En dan komt de oproep in hoofdstuk 13.
De oproep volgt dus direct op “29Onze God is een verterend vuur!”

Dat geeft de oproep ook gewicht.

Het is niet zomaar een adviesje, waarmee je kan doen wat je wilt. “Kijk maar joh, of het uit komt. Of je zin hebt…”

Nee, een dringende oproep.

Daarbij gaat het om vijf concrete zaken:

  1. Houd de onderlinge liefde in stand (vers 1).
  2. Houd de gastvrijheid in ere (vers 2).
  3. Bekommer u om de gevangenen en de mishandelden (vers 3).
  4. Houd het huwelijk in ere (vers 4). En
  5. Laat uw leven niet beheersen door geldzucht.


Vanmorgen beperk ik me vooral tot de eerste twee punten.
In de nieuwe NBV vormen ze ook één zin.

Het eerste wat gezegd wordt is “Houd de onderlinge liefde in stand”.

Lukt dat gemeente?

Nu hoor ik geregeld van de mooie dingen die in de gemeente van Vreeswijk Nieuwegein gebeuren.

Omzien naar elkaar.
Hulp in en aan huishoudens.
Heel mooi.
Daar kan ik God echt voor danken.
Laat wat is, dus blijven.

Maar soms hoor ik ook andere verhalen.
Ik hoorde vorige week namelijk iemand zeggen: “Ik vond het in de dienst zo kil…”
En een ander zei een tijd geleden: “We waren altijd zo’n warme gemeente, maar nu…”
En nummer drie zei “Ik merk dat als ik langsloop mensen me de nek toedraaien”.

Ik schrik daar van.


Hoe kan dat nou?

“Preek ik te weinig over de liefde?”, denk ik dan?
“Geef ik zelf het slechte voorbeeld?”
Hoort het bij de eindtijd, waarvan Jezus spreekt als Hij zegt:
“En doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen”? (Mat. 24:12).

In ieder geval klinkt vanmorgen de oproep:
“Houd de onderlinge liefde in stand”.

In hoofdstuk 12 heeft de schrijver al gezegd:

15Zorg ervoor dat niemand zich de genade van God laat ontgaan, dat er geen giftige kiem opschiet die onrust veroorzaakt en met zijn bitterheid velen besmet”.

Hij zegt dat niet voor niets, denk ik.

Negativiteit kan zich makkelijk verspreiden.
Als een giftige kiem, onrust veroorzaken, en met zijn bitterheid velen besmetten.


Zo ging en gaat het in klassen vaak ook.
En in de maatschappij.

Maar op school.
Eén leerling begint te klagen over een docent.
Nummer twee denkt “Ja, je hebt wel een punt” en voordat je het weet zijn velen met bitterheid besmet.

Wat op school kan, kan in de gemeente ook…


Laat iedereen hierbij maar gewoon naar zichzelf kijken.
Niet naar een ander…

Dus niet “Ja, hij of zij is altijd zo negatief. Die zeurt altijd. ‘Dit deugt niet en dat deugt niet’”, nee laat iedereen gewoon eens naar zichzelf kijken.
“Hoe zit dat bij mij?”.

“Hoe zit het met mijn liefde?”

Temeer omdat de liefde tot God niet kan blijven bloeien zonder de onderlinge liefde. 

Daarom ben je er niet klaar mee als je Hem Die spreekt niet afwijst (12:25).
Er moet ook gelet worden dat het ontzag voor God die “een verterend vuur” is (12,29) leidt tot een constant opletten als het gaat om de onderlinge liefde.

Aan liefde moet je werken.
Dat weten we allemaal.

Ook zij die getrouwd zijn. Misschien wel juist zij.

Soms gaat het namelijk niet vanzelf.

Ik zeg dat vanmorgen maar even.
Ook tegen hen die nooit een partner vonden:
“Getrouwde stellen zitten niet allemaal een huwelijksleven lang op een roze wolk”.

Nee.
Soms moet je er zelfs echt je best voor doen. 
Om lief te hebben.

Nou, dat is in de gemeente ook zo, denk ik.


En toch!
Heb lief!


Weet u nog, de intredepreek?
Geloof, hoop en liefde?

En dat het van buiten naar binnen net andersom werkt.
Liefde, hoop en geloof.

Ze zien en ervaren de liefde.
Ze merken en ontdekken de hoop.
Gegrond in het geloof in Jezus Christus.

“Houd de onderlinge liefde in stand”.

Gelukkig zijn daar in de gemeente zoals ik al zei mooie voorbeelden van.

Ik moet vanmorgen natuurlijk zelf ook niet negatief of pessimistisch doen.

Daarom begon ik te zeggen: “Er gebeuren heel mooie dingen in de gemeente van Vreeswijk Nieuwegein”.

Maar laat wat is, dus blijven!

En volgens de brief, herstel de preek is dat iets waar we blijvend op moeten letten.
Anders was het niet opgeschreven.


“Houd de onderlinge liefde in stand”.

De onderlinge liefde raakt ook band, de gemeenschap met Jezus, door Wie wij “broers en zussen” zijn geworden.

Daarom denk ik altijd maar, en ik geef het u mee:
Als je nu eens bedenkt hoeveel de Heere Jezus van je broers en zussen houdt…
Hoe Hij naar hen kijkt.

Dan ga je zelf toch ook anders naar hen kijken?

Sterker nog: Als je doorkrijgt hoe groot de liefde van God voor deze wereld inclusief Nieuwegein is, zo groot dat Hij Zijn eigen Zoon heeft gegeven, dan ga je toch ook anders naar die wereld en Nieuwegein kijken?

Wie leeft van de Liefde, die geeft toch ook liefde?

Daarom kan die liefde ook niet beperkt zijn tot de bekenden in je eigen kring. 
Je eigen vrienden…
Nee, zelfs de gemeente is al meer dan je eigen vriendenclubje.

Maar ook broers en zussen die van elders komen, verdienen liefde en concrete hulp.
Daarom vers 2: “Houd de gastvrijheid in ere” (13,2).

In de context van de Hebreeën betreft deze “gastvrijheid” (philoxenia) vreemdelingen (xenoi) die geen lid zijn van de eigen gemeente, maar wel verbonden in Jezus Christus.

De eerste lezers van de brief kenden namelijk de gastvrijheid voor voorbijtrekkende, rondtrekkende vreemdelingen die als broeders en of zusters in Christus aanklopten. 

Vaak rondreizende predikers die onderdak, voedsel, kleding en verzorging nodig hadden om weer verder te kunnen. 

Paulus is daar een levensgroot voorbeeld van.
Een ander voorbeeld is Febe, die als diaken, diaconesse, wordt aanbevolen aan de gemeente van Rome (Rom. 16:1-2). 

Al die “zendingswerkers” kregen hulp in natura. 

Bed, bad, brood.
Je kon destijds ook geen geld overmaken of zo.
Nee, het ging om concrete hulp.


Ter aanmoediging voegt de schrijver aan het “houd de gastvrijheid in ere” ook nog iets toe: “want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen”.

Daarbij kun je denken aan Abraham (Gen. 18:2 e.v.).
Aan Lot (Gen. 19:1 e.v.).


Maar ik denk dat de schrijver vooral bedoelt: “Je weet maar nooit!”

Wij worden gemotiveerd, uitgedaagd om met medebroeders en -zusters om te gaan als kónden het ook wel eens engelen zijn. 

Zo worden we ervoor bewaard ons te verkijken op het al te menselijke. Op dat wat voor ogen is.
Iemand schreef “Wie hoopt op engelen, houdt het lang vol met mensen!”.

Vanmorgen dus “Houd de gastvrijheid in ere”.


Of zoals de Herziene Statenvertaling letterlijk vertaalt:
“Vergeet de gastvrijheid niet!”

Daar leggen de diakenen dus vanmorgen de vinger bij.
Want we zouden het zomaar wel eens kunnen vergeten.
Om gastvrij te zijn…

En als ik hier nu vraag: “Lukt het?”

Tijden het begin van de corona en toen de A12 dicht zat en de terugreis naar Gouda zonder files bij Lopik, Schoonhoven en zo ongeveer een uur duurde, is me door meerdere mensen een slaapplaats aangeboden.


Mooi, gastvrij!

Maar zou u voor een paar dagen, maximaal twee weken geloof ik, een asielzoeker is huis nemen, die anders op straat moet slapen?

Of denkt u dan: “Ik moet er niet aan denken!”

“Een asielzoeker is geen engel.
“Voor je het weet word je pinpas ook nog gestolen.”

Ik denk dat we allemaal op onze privacy gesteld zijn.
Een vreemde in huis, dat vergt ook wel wat.

Moet je naar de WC, is tie bezet.
Wil je even naar de badkamer, ligt er een vreemde in bad.

Nee, geen vreemden in huis…

Soms is het ook niet verstandig. 
Als de drukte in het eigen gezin al alle energie vraagt.

Of zijn dat drogredenenen?

Vergeet de gastvrijheid niet.

Misschien kun je ook aan kleinere dingen denken.
Koken voor de Alpha.

Het staat wel heel gastvrij als mensen in t Heem binnen komen en ze een maaltijd voorgeschoteld krijgen.
Met liefde gemaakt.

Mooi is dat.
Even tussen haken: Volgens mij heeft Teun Schiltkamp nog niet voor alle avonden een koker.

Morgen is geregeld…



Vergeet de gastvrijheid niet.

De vraag van de diakenen zet ondertussen wel aan het denken.

Je kunt natuurlijk denken: “Laat die diakenen eerst zelf thuis maar eens een asielzoeker opnemen”, maar daarmee schuif je het af.

Waar het volgens mij omgaat is de vraag hoe wij in het leven staan.

Is dat open en uitnodigend of gesloten en afwerend.

Ik weet nog hoe jaren geleden een oproep werd gedaan om op Oudejaarsavond eenzame gemeenteleden uit te nodigen.
Een puberend kind zei: “Ja hallo, ik wil gewoon een gezellige avond met jullie alleen… Geen vreemden…”


Wel herkenbaar, denk ik.

Vergeet de gastvrijheid niet.

Petrus schrijft erbij: “Zonder morren”. In de Statenvertaling was dat “Zonder murmureren…”
Dat is wat dit vers betreft wel mijn favoriete vertaling. 
Murmuren… 
Je hoort het…

De kanttekening uit 1637 vermeldt erbij “Namelijk dat u zulks moeilijk of lastig valt, gelijk de mensen lichtelijk plegen te doen.”

Wat dat betreft blijven mensen toch wel hetzelfde.
Wat in 1637 gold, gold ook in de eerste eeuw en geldt nu nog…

Maar goed: Hoe staan wij in het leven?

Open en uitnodigend, of gesloten en afwerend.

Bij een christen past het eerste.

En bij “open en uitnodigend” past dan ook invoelend, meelevend en inlevend.

Bekommer u om de gevangenen alsof u samen met hen gevangenzat, en om de mishandelden alsof u zelf mishandeld werd.

Let erop dat het hier in de eerste plaats weer samenhangt met de onderlinge liefde.


Het gaat in de eerste plaats niet om alle gevangen, maar in het bijzonder om broeders en zusters die gevangen zitten. 

Gelovigen kunnen zich zomaar schamen voor gevangengenomen medegelovigen.

Vorige week zondag hoorden we hoe sommige mensen zich schaamden voor de gevangengenomen Paulus.[ii]

Houd het huwelijk in ere, in alle omstandigheden, en houd het echtelijk bed zuiver, want ontuchtplegers en echtbrekers zal God veroordelen. 

Zoals de broederliefde moet blijven en de gastvrijheid en het medeleven met gevangenen moet blijven, zo moet het eren van het huwelijk ook blijven.

Al vereist het blijven van de huwelijksliefde strijd. 

Strijd tegen ontrouw, onheiligheid en overspel.

Houd het huwelijk in ere.
Houd het hoog!

Dat lijkt me in onze tijd ook geen overbodige opdracht.

Laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt. Hij heeft immers zelf gezegd: ‘Nooit zal Ik u afvallen, nooit zal Ik u verlaten’, zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’


Bij het citaat uit Psalm 118 ligt de kern van de vijf punten:
Leven bij de beloften en de geboden van God.

Vanmorgen sprong één gebod eruit:

“Vergeet de gastvrijheid niet!”

Hoe gaan we nu straks naar huis?

“Die man heeft veel gezegd”.
“Ik kon het niet allemaal volgen”.
“Moeilijk wel die Hebreeënbrief… eh preek…”

Maar die ene zin, die begrijpt u toch wel?
“Vergeet de gastvrijheid niet!”

Wat zou dat nu voor ons betekenen?

Wat is nu onze taak?
Wat is nu onze roeping?

Het is al jaren terug dat Pim Fortuijn zei “Grenzen dicht. Eerst maar eens oplossen wat we nu hebben.
Dat eerst maar eens fatsoenlijk regelen”.


Soms kun je denken “Inderdaad, want wat heb je eraan als je mensen opvangt en vervolgens op straat laat slapen?”

Maar goed, je kunt het denken.
En roepen, maar we worden vanmorgen concreet door onze diakenen uitgedaagd: “Steek je handen uit, vergeet de gastvrijheid niet”.

Toen ik studeerde kregen wij de vraag “Wat zou je doen als een asielzoeker zijn tentje in je pastorietuin op zou zetten?”

Ik moet toen een beetje glimlachen. 

Als je nood ziet, dan help je toch?

Er is nood, kun je helpen?

Ieder moet dat voor zichzelf beslissen.
Ook zelf nagaan: Wat zijn de mogelijkheden bij mij thuis?
Kan het?

Ik weet ook niet precies wat er verwacht wordt. 

Maar biddend overwegen.
Ook doorspreken met diakenen

Maar de opdracht blijft wel staan.
De opdracht die staat in het kader van de gehoorzaamheid aan de Heere Jezus Christus (luisteren naar Hem).

Vergeet de gastvrijheid niet!

Amen


[i] Thema van de brief: 8: 1, 2. Jezus de Hogepriester (vervulling en “opheffing” van het Oudtestamentische priesterschap), gezeten aan de rechterhand van de troon der Majesteit in de hemelen.

1:1- 4:13; Christus het beslissend Godswoord (proloog) hoger dan de engelen (Psalm 2, 8 en 110), groter dan Mozes; De Zoon en tegelijkertijd in alles de mensen gelijk; strijdt om in Zijn rust in te gaan (vgl. Israël, Psalm 95).

4: 14-10:18; Christus de grote Hogepriester, door God aangesteld (Psalm 110); de meerdere Melchizedek (Gen. 14); Meer dan Aäron met een onvergankelijk priesterschap; De Middelaar van het betere verbond, door Wiens reinigende bloed, eenmaal gestort, de toegang tot hét heiligdom ontsloten is (Jer. 31); houdt vol, waakt tegen afval.

10:19-13:25; Christus de overste Leidsman, de Voleinder van het geloof; de wolk van de getuigen, een aanmoediging tot geloven (de belofte); Laat ons toetreden: de belijdenis van de hoop vasthouden; door God getuchtigd lijden (buiten de poort).

Typerend voor de Hebreeënbrief is de harmonische samenhang tussen de aanprijzing van de aanbiddelijke Christus en daartussen door de vermaning om standvastig te blijven in het geloof (de imperatief rust in de indicatief).

[ii] Fil. 1:17. Zie ook Kol. 4:18 en 2 Tim. 1:8.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s