
Preek over Johannes 18:12-27 gehouden op 20 maart 2022 in de Dorpskerk van Vreeswijk, Nieuwegein.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
En meteen kraaide de haan.
Nu gebeurt het wel vaker dat een haan kraait, maar die staan niet allemaal in de Bijbel. Dat is het Woord van God.
Dat de meeste kraaiende hanen, daar kraait geen haan naar.
Maar met deze kraaiende haan is dat dus anders.
Deze haan is wel in de Bijbel opgenomen.
En meteen kraaide de haan.
Alarm.
De nieuwe dag begint.
Voor dat kraaien is er al veel gebeurd.
Heel veel.
En als je dan terugkijkt, dan denk je:
“Waar is het eigenlijk allemaal begonnen?”
Misschien denkt iemand:
“Ja dominee, zet al die gebeurtenissen nou eens op een rij”.
“Hoe zat het ook alweer?”
“Waar en hoe is het nou begonnen?”
Waar en hoe is het nou begonnen.
Zullen we daarom maar eens bij het begin beginnen?
11In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.(…)
3Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.
Daar hebt u het begin.
Begonnen is het dus al in eeuwigheid.
Maar tegelijkertijd is het in de tijd gebeurd.
En gebeurt het in de tijd.
Wat?
5En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.
(…)
10Hij was in de wereld en de wereld is door Hem ontstaan en de wereld heeft Hem niet gekend.
11Hij kwam tot het Zijne, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
12Maar allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven kinderen van God te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;
Allen die Hem aangenomen hebben…
De gelovigen.
De kinderen van God.
Allen die in Zijn Naam geloven.
Dat bent u toch?
Dat zijn wij toch?
Wij spitsen vanmorgen onze oren.
Al slaat iedereen Zijn woorden in de wind.
Al kraait er verder geen haan naar.
Wij, allen die in Zijn Naam – Jezus, Zaligmaker – geloven, alle gelovigen spitsen de oren als Hij spreekt.
Als Hij iets zegt.
Ook als Hij zegt[i]:
Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen. (10:11)
“Waar en hoe is het nou begonnen?”
Je kunt ook korter terugkijken.
Woensdag heeft Jezus afscheid genomen van de tempel en is met Zijn leerlingen naar de Olijfberg gegaan.
De dag daarna, donderdag, ‘gisteren’ dus, was iedereen heel druk bezig met het schoonmaken van alle vertrekken.
Alle zuurdeeg, etensresten en schimmel werd uit hoeken en kieren gehaald.
Grote schoonmaak dus.
Grote schoonmaak bij de voorbereiding op de Paasmaaltijd.
Vanaf drie uur in de middag zijn talloze lammeren geslacht in de tempel.
Daar stonden lange rijen mensen te wachten, totdat zij eindelijk zelf aan de beurt waren bij de slachtende priesters.
Gisteren vroegen de discipelen trouwens ook waar zij de Paasmaaltijd gereed moesten maken[ii].
Petrus en Johannes hebben de opdracht gekregen om in de stad alles voor te gaan bereiden[iii].
Petrus en Johannes zijn toen vanaf de Olijfberg de stad binnen gegaan.[iv]
Daar vinden ze een bovenzaal die al helemaal op orde is.
Dat wil zeggen: de zaal is al onderzocht op zuurdeeg en helemaal klaar voor gebruik.
Kosjer!
Hier maken Petrus en Johannes alles gereed.
Kruiden, brood, wijn.
En vooral een lam!
Geen Pasen zonder een lam!
Daarom zullen Petrus en Johannes die middag een lam gekocht hebben en die in de Voorhof van de tempel hebben laten slachten.
Voordat je kunt zeggen “Kom, alle dingen zijn gereed”, moet er dus heel wat gebeuren.
Pas tegen de avond was Jezus zelf Jeruzalem binnengekomen.
Toen was het uur aangebroken voor de Paasmaaltijd[v].
Gisterenavond samen ze dus samen aan tafel, of beter, lagen ze samen aan tafel nadat Jezus de voeten van Zijn discipelen gewassen had.
Gisteravond is Petrus – die zei zijn leven voor Jezus te geven – ook gewaarschuwd: De haan zal niet kraaien, voordat u Mij driemaal verloochend zult hebben.
Soms gaan gebeurtenissen zo snel.
Vannacht heeft Petrus inderdaad naar zijn zwaard gegrepen en zijn leven gewaagd voor zijn Meester.
Bijna had hij het hoofd van Malchus, een dienaar van de hogepriester in tweeën gespleten, maar die had net op tijd zijn hoofd afgewend.
“Gelukkig, alleen mijn oor eraf”, zal hij gedacht hebben.Maar Jezus had toen niet gezegd: “Goed zo Petrus. Sla erop los. Dat zal ze leren. Vecht tot de laatste druppel bloed!”
Nee.
Hij had Petrus bevolen: “Steek uw zwaard in de schede. De drinkbeker die de Vader Mij gegeven heeft, zal Ik die niet drinken?”[vi]
En nu?
Jezus is gevangengenomen en geboeid naar het complex van de hogepriester gebracht.
Hij die zei: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”.
Geboeid.
De Weg geboeid.
De Waarheid, geboeid.
Het Leven, geboeid.
Geboeid wordt Jezus eerst naar Annas gebracht.
Annas, de hogepriester die in 15 na Christus door de bezettende macht, de Romeinen uit zijn ambt was gezet[vii].
Door diezelfde Romeinen was nu Kajafas, de schoonzoon van Annas, aangewezen als hogepriester en voorzitter van het Sanhedrin[viii].
Maar u kunt zich voorstellen dat voor de Joodse mensen toen, Annas nog steeds als hogepriester zagen.
Daarbij: door eerst naar Annas te gaan, is er voor Kajafas tijd om het Sanhedrin bijeen te roepen.
Maar laat het eerst even op u inwerken.
Jezus staat geboeid voor de hogepriester.
Eerst voor Annas, straks voor Kajafas.
Zowel Annas als Kajafas zijn de “hoogste en belangrijkste priester van allemaal”.
Wij zouden zeggen “Dat zijn de bazen”.
Hoezo?
Nou, bij de hogepriester berust het oppertoezicht over heel de eredienst en het priesterschap.
Het is de hogepriester die op de Grote Verzoendag, als enige, het Heilige der Heiligen binnen mag gaan met het offerbloed.
Om zo verzoening te doen voor zijn eigen zonden en de zonden van het volk.
Op een hogepriester moet dan ook niets aan te merken te zijn.
Hij moet volledig toegewijd zijn aan God en Zijn geboden.
Daarom moet een hogepriester zich ook verre houden van alle onreinheid.
Zo mocht hij bijvoorbeeld geen lijk aanraken.
Hij mocht wel trouwen, maar dan alleen met een maagd uit Israël, geen weduwe of een verstoten vrouw.
Ziet u het ondertussen voor u?
Daar staat dus onze Hogepriester, Jezus, gebonden voor de hogepriester, de belangrijkste priester van allemaal.
De hoogste geestelijke…
Jezus, gebonden, om ons te ontbinden, te bevrijden van de banden.
Ik zeg het u nog maar een keer:
Wij. U, jij en ik.
Wij konden en kunnen onszelf niet bevrijden en losmaken van de banden van zonde en dood, hoezeer we dat ook proberen.
Pas wanneer Hij ons vrijmaakt, zijn wij vrij.
Anders niet.
Daarom: Zie op Hem!
Hier staat onze Bevrijder, gebonden.
“Zeg, vertel eens over je discipelen en je leer”.
De aardse hogepriester wil het wel eens horen.
Wat voor soort mensen zijn dat, die discipelen van U?
Hij vraagt het, maar heeft ondertussen – denk ik zo – al wel zijn eigen gedachten.
Wil hij wel iets van de Heere Jezus en Zijn leer weten?
Hij zal de ergernis herkend hebben dat Jezus Zich ontfermt over hoeren en tollenaren.
Jezus Die bewogen is met de schare die de Wet niet kent…
“Zeg, vertel eens over je discipelen en je leer”.
Ik bedacht me plots.
Hij zou het vandaag nog kunnen vragen.
“Zeg die discipelen in Hervormd Vreeswijk, wat zijn dat eigenlijk voor een mensen.
Vallen die op?
Door vroomheid.
Of liefdadigheid?”
“Die discipelen van u, zijn dat bijzondere figuren?”
En die leer van U.
Vertel er iets van!
Is het wel eens aan u gevraagd? Aan jou?
Vertel eens over je leer…
Wat geloof je nu eigenlijk?
“Zeg, vertel eens over je discipelen en je leer”.
Wat moet Jezus zeggen?
Moet Hij vertellen dat één discipel Hem heeft verraden?
Moet Hij vertellen dat één discipel, Johannes, niet ver weg is.
Waarschijnlijk getuige is van het verhoor?
Johannes is de enige die over Annas schrijft.
Moet Jezus vertellen dat een andere discipel zich bij het vuur staat op te warmen?
De discipel die vannacht nog een oor had afgeslagen bij Malchus.
Moet Jezus vertellen dat die discipel bij binnenkomst al had gezegd niets met Jezus te maken te hebben?
Moet Jezus antwoorden dat het eigenlijk nogal tegenvalt met Zijn discipelen?
Moet Hij zeggen dat de andere discipelen allemaal op de vlucht zijn geslagen?
Als het gaat om Zijn discipelen, dan zou de boze toch kunnen zeggen:
“Nou, je hebt wel veel gesproken, drie jaar met die mannen opgetrokken, maar het zaad is op de weg gevallen. Of tussen de struiken en op steenachtige grond, want van vrucht is weinig te merken!
Zijn dat Uw discipelen?”
Is dat vandaag anders?
Zegt de boze ook vandaag niet tegen mij:
“Die discipelen in Vreeswijk, zij horen het Woord wel, maar ze zijn het zo weer vergeten…
Stop maar met preken.
Het schiet niet op joh…”
Stel dat die hogepriester het aan mij zou vragen.
“Zeg, vertel eens over je discipelen en je leer.
Vertel eens van de discipelen in Vreeswijk.
Is het geen zooitje ongeregeld?”
Wat moet ik dan antwoorden?
Moet ik zeggen dat het ook allemaal weer meevalt?
Dat er trouw gegeven wordt aan de kerkbalans.
Dat er acties zijn voor Oekraïne?
Dat we zendingsmedewerkers hebben?
Dat vanuit Hervormd Vreeswijk Cross Culture is ontstaan?
Dat er echt wel omgezien wordt naar elkaar.
Dat er echt mooie dingen gebeuren.
Dat mensen tijd, aandacht en energie investeren in de gemeente en elkaar.
Zoiets?
Of moet ik zeggen:
Wie ben jij die het vraagt?
Er zal best wel het een en ander op die discipelen en mij aan te merken.
Maar dat geeft niet de doorslag!
De doorslag geeft dat ze van Jezus zijn.
Gekocht en betaald!
Dat geeft de doorslag!
Terug naar de tekst.
De Heere Jezus antwoordt met te zeggen:
20Ik heb openlijk gesproken tot de wereld; Ik heb altijd onderwezen in de synagoge en in de tempel, waar de Joden altijd samenkomen, en Ik heb niets in het verborgen gesproken.
21Waarom ondervraagt u Mij? Ondervraag hen die gehoord hebben wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten wat Ik gezegd heb.
Vraag het maar aan hen, die Mij gehoord hebben.
Zij zullen daarvan getuigen.
Wat zullen zij dan getuigen?
Nou, getuigen van Jezus.
Zij zullen getuigen van Zijn leer!
Die leer kun je zo op een klein stukje papier schrijven.
Het is Zijn eigen Naam: Jezus, Zaligmaker.
Kijk.
De discipelen van Jezus zijn niet altijd van die besten.
Maar getrokken door de Vader zijn ze wel aan de voeten van Jezus terecht gekomen.
Zij weten dat zij helemaal op Hem aangewezen zijn.
Op het Lam, dat de zonden van de wereld wegdraagt.
Zij begrijpen het wel dat Jezus zegt: “Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars”.
Daarom zal een discipel van Jezus altijd getuigen van Zijn liefde, van Zijn goedheid.
“Hij heeft me niet weggestuurd.
Hij heeft me niet verstoten.
Al kan ik niet zeggen dat ik Zijn genade verdien.”
Zeker niet toen al die zaken uit het oude formulier langs kwamen.
Er schort wel wat aan.
Maar, toch leef ik van Zijn genade.
Ik leef van Zijn genade.
Ik leef door Zijn genade.
Op zulke antwoorden zit een vroom mens natuurlijk niet te wachten.
Plots gesuis.
Een van de dienaars geeft Jezus een slag in het gezicht!
“Antwoordt U zo de hogepriester?”
Het is een kaakslag met de vlakke hand, waar er later nog meer van zullen volgen[ix].
En Jezus?
Hij slaat niet terug[x].
Maar Hij spreekt wel de bewaker aan: Als Ik verkeerd gesproken heb, bewijs dan wat er verkeerd is; maar als het terecht was, waarom slaat u Mij dan?
Jezus doet niet wat bij ons, of in ieder geval bij mij op zou komen, of op zou kunnen komen.
Terugslaan.
Of schoppen.
Kwaad met kwaad vergelden.
Als kind dacht ik al “Waarom mept Hij niet terug?”.
“Laat niet over je heen lopen”, zei mijn vader al.
“Mep maar terug”.
Liefst twee keer zo hard, natuurlijk.
Dan ben je gelijk klaar.
Twee ogen om één oog.
Twee tanden, om één tand.
Dat zal ‘m leren…
Maar zo is Jezus niet!
Nee.
De goddelijke wijsheid op Goede Vrijdag is: “Sla Mij, gesel Mij, dood Mi”.
Juist zo zal Ik verlossing brengen”.
De geweldige liefde van de Heere laat zich slaan.
Volgende week vieren wij samen het Avondmaal.
Wij denken, gedenken Zijn dood!
Zijn lichaam gebroken. Voor U, voor jou, voor ons.
Zijn bloed vergoten. Voor U, voor jou, voor ons.
Als enige grond voor onze zaligheid.
Dan blijft u toch niet weg?
Ook niet als de dienst wellicht iets langer duurt, omdat we weer aan tafel gaan?
Ondertussen is Petrus nog steeds bij het vuur.
Hij is niet gebonden, niet geboeid.
Hij heeft de handen nog vrij had en kan zich warmen bij het vuur.
Tegelijkertijd wordt het vuur steeds verder aan de schenen gelegd.
Dezelfde vraag als bij binnenkomst wordt hem weer gesteld.
“Bent ook u niet een van Zijn discipelen?”
“Nee, dat ben ik niet!”
Maar een van de slaven van de hogepriester meent hem toch te herkennen.
Het is een familielid van Malchus.
“Zeg is dat niet die fanatiekeling uit Getsemane?”
Opmerkelijk toch hè.
Door zijn ijver om zijn Meester te verdedigen komt hij nu zelf in het nauw.
Het lijkt wel of hij nu ook wordt gevangengenomen.
Niet door soldaten.
Maar door angst.
Door twijfel.
In ieder geval ziet hij geen andere mogelijkheid dan om weer te herhalen dat hij niets met Jezus heeft.
En meteen kraaide de haan.
Alarm.
De nieuwe dag begint!
Vanuit de andere evangeliën weten we van de tranen.
Zelfs van de blik, de ogen van Jezus.
Johannes schrijft daar niets over.
Maar als lezer weten we genoeg.
Petrus ontkent bij herhaling dat hij behoort tot de volgelingen van Jezus van Nazareth, die hij nota bene zelf beleden had als de Messias, de zoon van de levende God.
Driemaal klonk het die nacht uit zijn mond: ‘ik niet’, vlak nadat Jezus tweemaal gezegd had: ‘Ik ben het’!
Jezus wordt door Zijn beste leerling verloochend.
Ondertussen verloochent Jezus Zichzelf niet.
Hij doet waartoe Hij gekomen is: zalig maken!
Dat wij, u, jij en ik zalig worden.
Dat is niet omdat wij…
Dat is enkel, omdat Hij!
Ik voor u.
Kom, dan, want alle dingen zijn gereed.
Amen.
[i] Wellicht een goed idee om komende week al die “Ik ben” teksten te overdenken.
Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. (6:35).
Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben. (8:12).
Ik ben de Deur voor de schapen. Ik ben de Deur; als iemand door Mij naar binnen gaat, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. (10:7,9).
Ik ben de goede Herder; de goede herder geeft zijn leven voor de schapen. (10:11).
Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. (11:25,26).
Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. (14:6).
Ik ben de ware Wijnstok en Mijn Vader is de Wijngaardenier. (15:1).
[ii] Mat. 26:17; Mk. 14:12.
[iii] Luk. 22:8.
[iv] Mat. 26:18.
[v] Luk. 22:14.
[vi] Vergelijk Mat. 26:39 en.42; Mk. 14:36; Lk. 22:42.
[vii] De lijst van hogepriesters in de Herodiaanse periode is vrij groot. Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_hogepriesters_van_Israël#Herodiaanse_periode, d.d. 2022-03-19.
[viii] In het Johannes evangelie wordt Kajafas bij herhalingn wordt betiteld als ‘de hogepriester van dat jaar’ (11:49; 18:13).
[ix] Joh. 19:3; Mk. 14:65.
[x] Vgl. Mat. 5:39.