
Preek gehouden op 3 juli 2022 in de Dorpskerk van Vreeswijk (Nieuwegein) bij de bevestiging van een nieuwe diaken.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Vanmorgen krijgt Stefanus een opvolger.
Dat heeft iets dubbels, omdat tegelijkertijd twee diakenen afscheid nemen van de kerkenraad.
Maar toch.
Stefanus krijgt vandaag een opvolger.
Dat maakt deze dag toch wel tot een feestdag.
Het werk dat begon met Pinksteren, toen de verhoogde Zijn Heilige Geest uitstortte, gaat door.
Tot op de dag van vandaag!
Door al die eeuwen heen zijn ambtsdragers, ouderlingen, diakenen, dominees gekomen.
Door al die eeuwen heen zijn ambtsdragers, ouderlingen, diakenen, dominees gegaan.
Maar Hij blijft altijd en houdt Zijn kerk in stand.[i]
Ook in tijden van crisis.
Crisis is het.
Een groep in de gemeente begint te morren, te mopperen tegen een andere groep.
De Griekssprekenden (de import) mopperen op en tegen de Hebreeuws, Aramees sprekenden.
Hun weduwen worden namelijk over het hoofd gezien.
Een pijnlijke situatie.
Sociale voorzieningen zijn er niet.
Beide groepen kregen nog geen AOW of een weduwepensioen of zo.
Nee.
De weduwen van de allochtonen krijgen niet de aandacht die de weduwen van de autochtonen wel krijgen.
En daarom is er gemopper.
Ik denk zo dat de kinderen van de allochtonen, de Griekssprekenden op een gegeven moment zeggen “Da’s oneerlijk!”
“Lekker christelijk zo…”.
Ja, het is natuurlijk, geestelijk niet christelijk, niet naar de Geest van Christus, als mensen buitengesloten worden vanwege taal of ras of afkomst of geaardheid.
Daarom laten de twaalf de zaak niet op z’n beloop.
Meteen roepen de apostelen “de menigte van de discipelen” (mooie naam voor de gemeente: “de menigte van de discipelen”); meteen roepen de apostelen “de menigte van de discipelen” de gemeente bij elkaar en zeggen:
Wij willen ons dus vooral toeleggen op de Woord verkondiging.
En daarom hebben we geen tijd om ook nog eens aan de tafels te dienen.
Wij doen ons best, maar we kunnen ook niet alles…
Dat blijkt wel.
Het lukt dus niet om ook nog eens aan de tafels te dienen…
Dat gaat niet goed.
De twaalf stellen zich dus kwetsbaar en eerlijk op.
Ze zeggen niet “Houd nou eens op met mopperen. Jullie moeten zelf ook eerder je vinger opsteken” of zo.
Nee, het gaat niet goed zo.
We kunnen niet alles.
Het dienen aan de tafels is eigenlijk te veel.
Even tussen haken:
Bij het dienen aan de tafels, moet u niet alleen denken aan het heilig Avondmaal, maar ook aan de liefdemaaltijden, het samen eten.
Wat dat betreft, is het samen eten bij de Brunch, een prachtige vondst met al heel oude papieren.
Goed.
Wat opperen de discipelen vervolgens?
“Laten we nou vier mannen uit de Griekssprekenden kiezen.
En drie uit de Hebreeuwssprekenden en laten die dan aan de tafels dienen”
Of
“Laten we drie mannen uit de Griekssprekenden kiezen.
En vier uit de Hebreeuwssprekenden…”
Nee.
Al zou het een mooie sociologische oplossing zijn.
Beide partijen vertegenwoordigd.
Een mooie afspiegeling van de gemeente.
Tactisch en kerkpolitiek sterk en verantwoord.
Maar ze zeggen iets anders:
“Zie uit, naar zeven mannen uit uw midden, van wie men een goed getuigenis geeft, vol van de Heilige Geest en van wijsheid”.
Anders gezegd:
“Zie uit, naar zeven mannen uit uw midden, waarover iedereen goed spreekt. Zeven mannen die wijs zijn en vol heilige bezieling”.
Daar heb je de profielschets van de diaken!
Mensen praten goed over je.
Je bent wijs en vol heilige bezieling.
Vervolgens gaat het in Jeruzalem net als hier.
Er worden namen ingediend.
En er wordt gekozen.
Zeven man.
Stefanus, een man vol van geloof en van de Heilige Geest, Filippus (die komen we nog tegen in Handelingen), Prochorus, Nicanor, Timon, Parmenas en Nicolaüs, een proseliet uit Antiochië.
De apostelen leggen hun, nadat zij bidden de handen op.
En zo worden de eerste zeven diakenen bevestigd in hun ambt.
Vanmorgen krijgt Stefanus een opvolger.
Dat moet ook wel, want niet lang na de handoplegging wordt Stefanus al snel gestenigd, alsof hij juist tot dit doel in het ambt gesteld was[ii].
Zijn naam ‘Stefanus” betekent ook “krans” of “kroon”.
Hij zal als eerste de martelaarskroon ontvangen.
Hoe dat zo kwam?
Als de gemeente in Jeruzalem groeit en ook priesters – net als Zacharias – zich aansluiten bij de gemeente van Jezus Christus, ontstaat er verzet vanuit de synagogen.
In die synagogen wordt meer en meer de noodzaak gevoeld om in te grijpen.
Waar Gamaliël, de leraar van Paulus, eerder nog betoogde de christelijke gemeente maar met rust te laten, vanuit de gedachte: “Als het uit mensen is, dan waait het vanzelf weer over, maar als het van God afkomstig is, dan moeten we niet tegen God gaan strijden”.[iii]
Daar wordt nu voor een andere tactiek gekozen.
De tactiek van “aanpakken”.
In de kiem smorren.
Ingrijpen.
Stefanus krijgt het aan de stok met mannen uit de synagoge.
Er is sprake van “redetwisten”.
Een woordenstrijd, een dispuut.
Een woordenstrijd die Stefanus “wint”.
Niet omdat hij zo’n goede redenaar is.
Maar omdat – zo schrijft Lukas het in vers 10 – omdat de mannen uit de synagoge niet in staat zijn de wijsheid en de Geest, door Wie Stefanus spreekt, te weerstaan.
Wat doe je als je je gelijk niet met woorden kan halen?
Wat doe je als het met woorden niet lukt?
Dan geef je elkaar een hand en zeg je:
“Nou we worden het niet eens…”
Of je zegt:
“We hebben het er nog een keer over… Dank voor uw tijd.”[iv]
Maar in de synagoge wordt anders geredeneerd:
“Het moet afgelopen zijn met dat gedweep over Jezus”.
“Dit soort ketterijen moeten uitgeroeid worden”.
Nou ja, we lazen het.
Het volk wordt opgejut.
“Weet je wat die Stefanus zegt over Mozes?”
“Weet je wat die Stefanus zegt over de tempel?”
“Erg hè?”
“Nou” zegt een ander. “Ik zie donkere wolken boven Jeruzalem!”
In een mum van tijd raakt het hele volk ondersteboven.
Kwaadsprekers vinden altijd wel een gewillig oor.
“Oh wat erg, oh wat erg…”
“Schande!”
Het eind van dit liedje is dat ze Stefanus wordt gegrepen en voor de Raad wordt gesleept.
Valse getuigen doen daar het woord:
“Deze man houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige plaats en tegen de wet, want wij hebben hem horen zeggen dat die Jezus de Nazarener deze plaats zal afbreken en de gebruiken zal veranderen die Mozes ons overgeleverd heeft.”
Daar heb je het.
En ze hebben nog gelijk ook.
Wij hebben inderdaad geen tempel nodig om God te dienen.
En de gebruiken die Mozes heeft overgeleverd zullen inderdaad veranderen.
Bij ons worden de jongens niet op de achtste dag besneden.
Wij eten niet kosjer.
Tenminste, ik niet.
Ik heb geen twee aanrechten.
Ik houd ook de sabbat niet.
Schamper wordt gesproken over Jezus de Nazarener…
En het is opvallend dat het proces tegen deze diaken in alles lijkt op het proces tegen Jezus de Nazarener.
Valse getuigen.[v]
Ook weer de tempel.[vi]
Andere gebruiken.[vii]
De aanklacht wordt zo geformuleerd dat Stefanus, naar de wet, de doodstraf zal krijgen.
Godslasteraars dienen gedood te worden.[viii]
Als de Raadslieden hun ogen op Stefanus gericht houden, zien zij zijn gezicht als het gezicht van een engel.
Dat is opvallend.
Het doet denken aan Mozes als hij van de berg afkomt.[ix]
De huid van zijn gezicht glansde, omdat de HEERE met hem gesproken had.
Diaken Stefanus is dan ook een boodschapper, een ‘angelos’, een engel van God, net als Mozes.
Daarom zal deze diaken het woord nemen.
Als de hogepriester gezegd heeft: “Zijn deze dingen zo?” begint Stefanus te preken.
De diaken preekt.
Lees het vandaag nog eens na.
De diaken preekt niet evangeliserend, niet verontschuldigend, maar beschuldigend.
En hij eindigt zijn preek met de woorden:
51Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, u verzet u altijd tegen de Heilige Geest; zoals uw vaderen deden, zo doet u ook.
52Wie van de profeten hebben uw vaderen niet vervolgd? Zelfs hebben zij hen gedood die de komst van de Rechtvaardige aankondigden, van Wie u nu verraders en moordenaars geworden bent.
53U, die de wet ontvangen hebt door de dienst van engelen, hebt die niet in acht genomen!
Geen oproep tot bekering.
Geen genade verkondiging.
Alleen beschuldiging,
Als Stefanus uitgepreekt is, barsten de harten van de hoorders van woede en knarsen de tanden.[x]
Is dat u wel eens overkomen?
Dat iemand preekte en dat u woedend werd?
Is dat mij wel eens overkomen?
De hoorders in Jeruzalem zijn in ieder geval woedend.
Je hoort het de “vrome” godsdienstige mensen zeggen…
Wat nou: wij onbesneden van hart?
Wat nou: wij onbesneden van oren?
Hoezo verzetten wij ons tegen de Heilige Geest?
Hoezo verraders en moordenaars?
Wie denkt die man wel dat hij is?
Woedend zijn ze.
En Stefanus?
Is hij bang?
Kijk hij angstig om zich heen?
Kijkt hij verslagen naar de grond?
Denkt hij: “Oei, ik heb getuigd van Jezus…
Dat had ik beter maar niet kunnen doen…”
55Maar hij, vol van de Heilige Geest, hield zijn ogen naar de hemel gericht en zag de heerlijkheid van God, en Jezus, staande aan de rechterhand van God.
56En hij zei: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande aan de rechterhand van God.
Ja, gelovigen zien, wat ongelovigen niet zien.
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet.
Zagen ze het maar.
Stefanus leeft onder een open hemel.
Hij ziet de heerlijkheid van God.
Hij ziet Jezus, staande aan de rechterhand van God.
Staande.
Alsof Hij die zit aan de rechterhand van God ervoor is gaan staan.
Omhooggekomen is, om goed te kijken naar Zijn dienstknecht Stefanus.
Het “Lam, staande als geslacht”.[xi]
Stefanus ziet de hemelen geopend en ziet de Mensenzoon.[xii]
Jezus.[xiii]
En deze Jezus staat als de overmachtige Heer voor Stefanus klaar.
Het hele proces waarin Stefanus als getuige optreedt draait ook om Hem.
Om Jezus.
Wie is Hij?
Is Hij de Messias?
Is Hij de verhoogde Heer?
De verhoogde Heer laat hier in elk geval merken dat Hij ervan weet.
Dat Hij het ziet.
Had Jezus niet gezegd: “Ieder die Mij belijden zal voor de mensen, die zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen van God.”[xiv]
Dat geeft Stefanus de rust om zich in het geloof over te geven.
Ik ben veilig bij U.
Mijn houvast: U houdt vast.[xv]
Ondertussen wordt het wel aangevochten en wordt er flink tegen in geschreeuwd.
57Maar zij riepen met luide stem, stopten hun oren dicht en stormden eensgezind op hem af.
58En zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem, en de getuigen legden hun kleren af aan de voeten van een jongeman, die Saulus heette.
59En zij stenigden Stefanus…
En wat doet Stefanus?
Zegt hij: “Wacht maar, wacht maar. Ik ga lekker naar de hemel en jullie zullen jullie straf niet ontlopen.”
Nee, hij roept Jezus aan: “Heere Jezus, ontvang mijn geest.”
Hij geeft zijn leven en citeert net als Jezus een Psalm.[xvi]
In Uw hand beveel ik mijn geest;
U hebt mij verlost, HEERE, getrouwe God!
60En terwijl hij op de knieën viel, riep hij met luide stem: Heere, reken hun deze zonde niet toe! En toen hij dat gezegd had, ontsliep hij.
Hij bidt voor zijn beulen.
Net als Jezus.
Hij bidt voor zijn beulen.
Ook – al had hij dat zelf niet door – ook voor die jongen die op de jassen past.
Saulus heet die jongen…
Vanmorgen krijgt Stefanus een opvolger.
Een nieuwe diaken.
Het woord “diakonia” betekent dienst.
Het woord “diakonosis” betekent dienaar.
Een diaken is dus gewoon een dienaar.
Er wordt gediend aan tafel.[xvii]
Daarom zijn er ook altijd diakenen bij het avondmaal.
De medemens wordt gediend.[xviii]
Diakenen zorgen voor de liefdemaaltijden.[xix]
Er wordt gediend met de verleende genadegaven.
Gaven van God krijg je ook om er de ander mee te dienen.[xx]
Vanmorgen krijgt Stefanus een opvolger.
Er wordt een diaken bevestigd.
Maar zijn wij niet allemaal diakenen?
Dienaars.
Dienaars van God.
Dienaars van elkaar.
Dienaars van elk mens.
In navolging van Hem Die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen.[xxi]
Jezus Zelf is de diaken bij uitstek.
Hij heeft het dienen uitdrukkelijk gesteld tegenover dat wat in de wereld normaal is. In de wereld werkt en denkt men vanuit macht en positie.[xxii]
Niemand heeft meer macht dan Jezus.
Hij is – zie Johannes 13 – de Meester (didaskalos) en de Heer (kurios).[xxiii]
Wat doet Die Meester en Heer?
Hij dient.
Hij verricht het werk van een slaaf door de voeten van Zijn discipelen te wassen.
Hij is er niet op uit om Zichzelf te handhaven met medewerking of ten koste van zijn onderdanen…
Nee, Hij offert Zichzelf voor hen.
Voor u.
Voor jou.
Voor mij.
De Diaken Jezus néémt niet, maar gééft.
Jezus geeft zelfs alles wat Hij is en heeft op, opdat wij het leven zullen hebben door Hem.
Nergens is dit zo groots tot uitdrukking gebracht als in het loflied wat wij dit jaar lazen en begint met de woorden: 5Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was.
Filippenzen 2. De gezindheid van Jezus
6Die, terwijl Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn,
7maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden.
8En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.
9Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam, 10opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, 11en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.
Jezus was in de gestalte van God.
Maar Hij stond er niet op om deze positie te blijven innemen.
Want Hij dacht aan de mensen, die redding nodig hadden.
Hij dacht aan u.
Aan jou.
Aan mij.
Daarom heeft Hij Zichzelf ontledigd, deed Hij afstand van zijn positie en nam de gestalte aan van een dienaar, een slaaf (doulos) aan.
Hij werd gelijk aan ons mensen.
Daaraan is Hij trouw gebleven tot de kruisdood toe.
Uit dit dienen van Jezus ontspringt de christelijke diakonia.
Allen, die in zijn gemeenschap worden opgenomen,
Allen die belijden “Jezus is Heer” komen automatisch (pneumatisch!) in de stroom van dit dienen terecht.
U dus ook.
Jij dus ook.
Wij staan helemaal in de diakonia van de Messias.
Zijn dienst (diakonia) op aarde gaat na hemelvaart en Pinksteren door.
De verhoogde Jezus oefent Zijn omzien naar deze wereld uit door middel van Zijn lichaam op aarde, de gemeente.
Vanmorgen krijgt Stefanus een opvolger.
En u dacht en denkt misschien:
“O ja, Peter…”.
Ja, hij ook…
Vanmorgen krijgt Stefanus een opvolger.
Ik bedoelde echter ook jou en jou en jou en…
en ook u en u en u en u en u en u…
Amen
[i] Vgl. Art. 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
[ii] Eusebius (ca. 263 – ca. 339) schrijft: “Ook hebben de apostelen door gebed en handoplegging verantwoordelijke mannen bevestigd in het ambt van diaken om het algemene dienstwerk te verrichten; dit waren de zeven, van wie Stefanus er één was. Stefanus was de eerste, die kort nadat onze Heere gestorven was, gedood werd door de moordenaars van de Heere; hij werd niet lang na de handoplegging gestenigd, alsof hij juist tot dit doel in het ambt gesteld was. Zo ontving hij als eerste de kroon, die alle martelaren van Christus als waardige overwinnaars krijgen; dat paste bij zijn naam; Stefanus betekent immers “krans’ of ‘kroon’; in Chr. Fahner, Eusebius’ Kerkgeschiedenis, Zoetermeer: Boekencentrum, 2000, 77.
[iii] Hand. 5:34-39.
[iv] Vgl. Hand. 17:32.
[v] Vgl. Mat. 26:59-61; Mk. 14:56-59. Zie ook 1 Kon. 21.
[vi] Vgl. Mat 26:61; Mk. 14:58. Waarschijnlijk heeft Stefanus Luk. 21:6 aangehaald. Lukas is immers de auteur.
[vii] Vgl. Luk. 11:37 e.v..
[viii] Vgl. Lev. 24:11 e.v..
[ix] Ex. 34:29.
[x] Vgl. Ps. 35:16 en Ps. 112:10.
[xi] Op. 5:6.
[xii] Dan. 7:13,14.
[xiii] Luk. 22:69.
[xiv] Luk. 12:8.
[xv] Vgl. Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus.
[xvi] Ps. 31:6.
[xvii] Zie Luk. 17: 8; Joh. 12: 2; Luk. 12: 37.
[xviii] Luk. 22: 26,27.
[xix] Hand. 6: 2.
[xx] 1 Petr. 4: 10; 1 Kor. 12: 7.
[xxi] Mk. 10:45.
[xxii] Mk. 10:42.
[xxiii] Joh. 13:13.