Dom, onhandig en onverstandig; verschrikkelijk

Preek over Lukas 16:19-31 over de rijke man en de bedelaar Lazarus, gehouden op zondag 30 oktober in de Dorpskerk van Vreeswijk.

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Vorige week preekte dominee Wim Dekker over de eerste gelijkenis van hoofdstuk 16, over de onrechtvaardige rentmeester.
Hij had boven de preek gezet ‘Slim, handig en verstandig’.
Daarom dacht ik, dan zet ik erboven: ‘Dom, onhandig en onverstandig; verschrikkelijk!’.[i]

Dom, omdat de rijke man in deze gelijkenis toch wel dom handelt, al ontdekt hij het domme pas na zijn dood, als hij in het dodenrijk is.
Onhandig dus wat hij op aarde doet, al zal hij in zijn leven op aarde best gedacht hebben: ‘Wat ben ik toch een handige jongen. Moet je zien wat ik allemaal heb. Rijk en verrijkt en aan geen ding gebrek’.[ii]
Onverstandig, omdat hij onverstandig handelt. En ook dat ontdekt hij pas na zijn sterven.
Daarom dat laatste woord: ‘Verschrikkelijk’.

Verschrikkelijk.
Ook omdat ik als kind deze gelijkenis altijd iets huiveringwekkends vond hebben.

Je huivert ervan, toch? Hel, vlammen, pijn.
Daarom snapte ik nooit waarom Lazarus vanuit de dood niet even naar de broers van de rijke mocht gaan om hen te waarschuwen zodat zij ook niet in die plaats van pijniging zouden komen.

‘Laat hij hen nou waarschuwen’, dacht ik dan, ‘wie weet zullen zij zich dan bekeren en niet ‘dom, onhandig en onverstandig’ handelen…’

Want de hel, dat gun je toch niemand…

De opmerking van Abraham (vers 29) ‘Zij hebben Mozes en de profeten. Laten zij naar hen luisteren’, vond ik niet zo sterk.

Toen.

Dus dat de rijke dan zegt: ‘Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe zou gaan, zouden zij zich bekeren’, vond ik wel wat hebben.
‘Goed, hij spreekt Abraham tegen, maar heeft hij geen gelijk?’, dacht ik toen.

Maar goed, Abraham antwoordt: ‘Als zij niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen zij zich ook niet laten overtuigen, als iemand uit de doden zou opstaan’.

Maar ik dacht:
‘Als iemand nu eens uit de doden opstaat en vertelt hoe het is, dat zal de mensen toch wel overtuigen…’
Stel je voor dat opa even terug zou komen en even precies zou vertellen wat er allemaal na de dood gebeurt…

Ik was toen een jaar of elf.
Vanmorgen ligt de tekst voor ons.

De mensen van de Wijk Bijbelkringen die de gelijkenissen dit seizoen bestuderen, hebben het al ontdekt.
Gelijkenissen lijken simpele verhalen, maar wie ze overdenkt, merkt dat ze dat absoluut niet zijn.
Er zitten heel wat haken en ogen aan.

Zo ook aan deze gelijkenis.
Op het eerste gehoor zou je kunnen denken: ‘O, o, ik moet alles maar weggegeven, geen bezit hebben, dan kom ik wel in de hemel’.
Maar dat is niet de bedoeling van deze gelijkenis…
Het gaat dus niet om een bepaald armoede ideaal of iets dergelijks.

Vorige week zei dominee Dekker al dat Lukas 16 te vergelijken is met een drieluik.
Op het linkerluik staat de gelijkenis van ‘De onrechtvaardige rentmeester’.

Op het rechterluik de gelijkenis van ‘De rijke man en de bedelaar Lazarus’.
En middenin staan de verzen 14 t/m 18.

In vers 14 schrijft Lukas: ‘14En al deze dingen hoorden ook de Farizeeën, die geldzuchtig waren, en zij beschimpten Hem’.
Jezus heeft de gelijkenis van ‘De onrechtvaardige rentmeester’ verteld. Is klaar met zijn preek en de farizeeën halen honend hun neus voor Hem op.

Dat is erg!
Dat is verschrikkelijk.

Kijk, het kan u misschien wel eens overkomen, mij ook, dat je een preek hoort en denkt ‘Nou, weinig aan…’.
Tegen de predikant bij ik het vicariaat gedaan heb, werd een keer gezegd ‘Ben je nou daarvoor helemaal naar hier gekomen…’.
Het was de laatste keer dat hij daar preekte.
Tegen mij is hier ook een keer – na een begrafenis – gezegd: ‘Ik zou het onder jou preken niet uithouden…’.


Maar dat zoiets bij Jezus gezegd wordt.
Dat is toch wel heel bar en boos.

De Farizeeën doen het.

Wat?
De neus ophalen bij een preek van Jezus.

Ze negeren Hem en zij negeren wat Hij zegt.
Slaan Zijn woorden in de wind…

En daarom vertelt Hij hen nog een gelijkenis.
Nog een korte preek dus aan hun adres.
 
Een preek dus voor geldzuchtige Farizeeën.
En wij luisteren mee.

Over hun hoofden heen, is de preek ook aan ons gericht.

De gelijkenis van ‘De rijke man en de bedelaar Lazarus’ begint ook bijna hetzelfde als de gelijkenis van ‘De onrechtvaardige rentmeester’.

19Nu was er een zeker rijk mens, die gekleed ging in purper en zeer fijn linnen en die elke dag vrolijk en overdadig leefde.

Met mooie kleren is niets mis.
Het vers is in ieder geval geen aanklacht tegen ‘purper en zeer fijn linnen’.
Er is ook niets mis met elke dag vrolijk leven.
Het vers is ook geen aanklacht tegen vrolijke gezichten. 
Het is dus niet zo dat u, als u uit de kerk gaat, somber en sacherijnig moet kijken of zo. 
Omdat dat vromer zou zijn.

Nee, misschien dat ‘overdadig’ een beetje te is.
‘Overdaad schaadt’ luidt het spreekwoord.
Te veel van iets is schadelijk.
Of zoals mijn moeder zei: ‘Overal waar te voor staat, is niet goed’.
En wij zeiden dan ‘Te vee’‘Te legraaf’.

Nooit ‘te-vreden’.

Maar het is de vraag of dat hier het probleem is.

Het probleem van de rijke man ligt niet binnenshuis, maar daarbuiten.

Aan zijn poort, om precies te zijn.

Vers 20:
En er was een zekere bedelaar, van wie de naam Lazarus was, die voor zijn poort neergelegd was, en die onder de zweren zat.

Voor zijn poort is een bedelaar neergelegd.
Die bedelaar is daar niet zelf heen gelopen of heen gekropen.
Nee, anderen hebben hem daar neergelegd.
Ongetwijfeld met de gedachte: ‘Aan de poort bij een rijk mens, dat is een geschikte plaats om te bedelen’.

In Handelingen zie je dat ook. Daar vertelt Lukas van de kreupele die bij de tempelpoort wordt gelegd, om liefdegaven te vragen van de tempel-gangers.[iii]

Wij zouden vandaag zeggen: ‘Bij de kerk gaan zitten. Dat is een goede plek om te bedelen…’ 

Die bedelaar heeft een naam: Lazarus.
Waarschijnlijk in het Hebreeuws Eleazar, wat zoveel betekent als ‘God heeft geholpen’

Opmerkelijk.

Ten eerste omdat het er niet bepaald op lijkt dat God heeft geholpen…
Maar ook omdat met die naam een perspectief geopend wordt, waar het verhaal naar toe streeft.

De bedelaar heeft een naam: ‘Lazarus’, maar de rijke dus niet.

Die rijke denkt dat hij wat is.
Maar hij is eigenlijk gewoon een ‘nobody’.

Daar kun je ook over nadenken hè…
Wij kunnen soms erg opkijken tegen mensen met veel geld. Mooi huis, mooie auto, mooi schip, enzovoorts.
Zelfs jaloers zijn…

Maar dat is ook dom, onhandig en onverstandig. Nergens voor nodig.
Hier is de rijke een nobody.
Goed, de bedelaar heet Lazarus.
‘God heeft geholpen’

Nou, die naam contrasteert toch wel tegen de omstandigheden.
In vers 21 lezen we:
21En hij verlangde ernaar verzadigd te worden met de kruimeltjes die van de tafel van de rijke man vielen; maar ook de honden kwamen en likten zijn zweren.

Lazarus verlangt ernaar om verzadigd te worden met de kruimeltjes die van de tafel vallen.

Zijn honger te stillen met wat brokken die van de tafel vallen.
Je ziet het voor je.

Wij aten ooit in Frankrijk (Tourtour) en toen kreeg ik als voorgerecht allerlei visjes in olie.
Het waren wel heel veel visjes.
En om die allemaal op te eten…
Gelukkig vond de plaatselijke kat het lekker.

Hier een mens onder de tafel.

En hij krijgt niets!
De honden die ook wat hopen op te vangen[iv], krijgen ook niets.

Nou ja, wondvocht!

Ze likken de zweren van Lazarus.

Niets geen brokken.
En dat allemaal omdat de rijke tekort schiet in barmhartigheid. 
Hij is gierig tot op de laatste cent!
Tot op de laatste kruimel.

En dan denk je ‘Hij zal toch wel weten wat God in Zijn wet gebiedt?’.

Bijvoorbeeld:
‘9Wanneer u nu de oogst van uw land binnenhaalt, mag u de rand van uw akker niet helemaal afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, mag u niet oprapen.
10U mag ook uw wijngaard niet nalopen en de afgevallen druiven van uw wijngaard niet oprapen. U moet ze voor de arme en voor de vreemdeling achterlaten. Ik ben de HEERE, uw God’.[v]

Er moet altijd wat zijn, wat achterblijven voor de armen.


Het probleem van deze man is dus niet dat hij rijk is, maar dat hij van zijn rijkdom niets laat vallen voor bedelaars.

Zelfs niet voor honden…

Hij wil alleen maar halen, hebben en houden.
En zo wordt hij een rijke dwaas!

Dat is niet alleen ‘dom, onhandig en onverstandig’; het feit dat hij alleen aan zichzelf denkt, dat is ‘verschrikkelijk!’.

Niets overhebben voor een ander: dat is verschrikkelijk!
Laat dat een les zijn.

Wij denken: de hel, dat is verschrikkelijk!

Maar leven zonder mededogen naar de armen: dat is pas verschrikkelijk.
Je hart toesluiten voor de zorgen van de ander. 
Dat is verschrikkelijk.
Je hart toesluiten voor de nood van de ander.
Dat is verschrikkelijk!

En dan komt de grote omkering!
Alles wordt gespiegeld.

Met de tong likten de honden Lazarus’ zweren (vers 21).
Nu verlangt de rijke in de dood ernaar dat zijn tong verkoeld wordt (vers 24). 

Lazarus wordt hemelwaarts (‘door de engelen’, vers 22) weggedragen. 
Terwijl hij bij één van Abrahamskinderen stierf buiten de poort, mag hij bij Abraham zelf binnenkomen en zelfs met hem aanliggen aan de maaltijd!

De rijke wordt in de aarde begraven (vers 22). 


Lazarus binnenshuis, de rijke voor de poort met pijn.

De rijke zal tijdens het leven wel bij velen om zijn rijkdom bekend zijn geweest, maar in de dood heeft enkel Lazarus een naam.
Wat zeg ik, hij heeft niet alleen een naam.
Hij wordt bij name gekend!

Ook door de rijke die zijn ogen opslaat in de hel.
Beter vertaald: in het dodenrijk![vi]

En in dat dodenrijk blijkt hij Lazarus wel te kennen.

Dat is trouwens ook een aanklacht.
Het feit dat hij Lazarus bij zijn naam kent betekent dat bij dus heel goed wist welke volksgenoot met zweren voor zijn poort lag. Hij kende hem bij name, maar gunde hem geen brokje.

En nu begint hij zelf te bedelen.
Hij roept ‘Vader Abraham, ontferm u over mij en stuur Lazarus naar mij toe en laat hem de top van zijn vinger in het water dopen en mijn tong verkoelen, want ik lijd vreselijk pijn in deze vlam’.

Merkt u het?

Er is geen spoor van berouw te bekennen.
Hij zet zijn patroon in het dodenrijk gewoon voort.
‘Stuur Lazarus’!
Ook hier denkt hij te kunnen bevelen.
Lazarus als loopjongen te kunnen gebruiken.

Maar Abraham schetst de situatie treffend als hij zegt:
‘Kind’.

Alleen dat woord al.
Niet ‘Lelijke egoïst’, maar ‘kind’.

‘Kind, herinner u dat u het goede deel ontvangen hebt in uw leven en Lazarus evenzo het kwade. En nu wordt hij vertroost en u lijdt pijn.

Het accent ligt niet op het feit dat de rijke man rijk was en Lazarus arm. Het gaat erom dat de rijke zijn goede gaven geïncasseerd heeft zonder er iets van te laten vallen voor anderen met als gevolg dat Lazarus alleen maar tegenspoed moest incasseren.

En bovendien is er tussen ons en u een grote kloof aangebracht, zodat zij die van hier naar u zouden willen gaan, dat niet kunnen en ook zij niet die vandaar naar ons zouden willen gaan’.

Er is een kloof.

En die is onoverbrugbaar.

Bij het sterven valt de beslissing.
‘Of een boom naar het zuiden valt
of naar het noorden,
op de plaats waar de boom valt,
daar blijft hij liggen’, zegt Prediker.[vii]

Alle vragen komen te laat.
Echt te laat…
Ook de vragen:

‘Ik vraag u dan, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt, want ik heb vijf broers. Laat hij dan tegenover hen getuigenis afleggen, opdat ook zij niet komen in deze plaats van pijniging’.
‘Vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe zou gaan, zouden zij zich bekeren’
.

Waarop de antwoorden van Abraham volgen:

‘Zij hebben Mozes en de profeten. Laten zij naar hen luisteren.
‘Als zij niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen zij zich ook niet laten overtuigen, als iemand uit de doden zou opstaan’.

Deze antwoorden van Abraham brengen het verhaal heel dichtbij.

Want Abraham heeft natuurlijk helemaal gelijk.

Voor de rijke man is het te laat.
Voor ons, voor jou nog niet!

Die Farizeeën hadden niet geluisterd naar Mozes en de profeten!
Die Farizeeën hadden niet geluisterd naar Johannes. ‘Bekeert u! Zie het Lam van God!’

Die Farizeeën hadden niet geluisterd naar Jezus!
Ook niet als Hij straks opstaat uit de dood.
Dan is het Sanhedrin er als de kippen bij om de opstanding te ontkennen via de leugen van de grafroof.[viii]

Het antwoord van Abraham in de gelijkenis zal zijn gelijk dus helemaal krijgen…!


En nu wij.

Het is vandaag Hervormingsdag.
Luther zei over dit gedeelte dat het meer een dreig-evangelie is, dan een evangelie dat het geloof predikt.

En dat komt, denk ik, omdat wij op een of andere manier ons wellicht meer herkennen in de rijke man, dan in de arme Lazarus.
Wij zijn gezegende mensen.

We schrikken.
Oei…
Hoe zit dat met mij…

Nu is het goed om op Hervormingsdag (morgen) wel te bedenken dat onze vaderen vroeger spraken over de kerk als de ecclesia reformata quia semper reformanda

Letterlijk betekent dat: de kerk is een gereformeerde kerk omdat zij altijd weer gereformeerd, hervormd moet worden. 

Kerkhervorming is dus niet iets, dat een keer achter de rug is, als voltooid kan worden beschouwd.
Kerkhervorming is een voortgaand gebeuren. 
Tot op de dag van vandaag.

Wij kunnen dus niet alleen maar stil staan bij wat God ons in vroeger, eeuwen geleden heeft geschonken.
Ook heden, nu hebben we ons af te vragen, wat onze roeping is als gemeente van Jezus Christus in deze tijd.

Hier en nu!
In Vreeswijk, op 30 oktober 2022.
In tijden van kerkverlating.
In tijden van onrust.
In tijden van allerlei spanningen in kerk en samenleving.

Concreet!
De Hervorming van de Kerk gaat door!

Bezield zijn door geloof dat Hij alles volbracht heeft.
Met onze blik naar buiten, dat wil zeggen: wetend wat er in deze wereld leeft, zijn wij op zoek naar wat God wil.

Dominee Dekker zei vorige week: 
‘Let op die rentmeester: hij zet alle kaarten op z’n toekomst’.
Hij is gefocust op de Toekomst met een grote T
’.

Op het Koninkrijk waarvan wij dagelijks bidden: ‘Uw Koninkrijk kome’.

Onderweg naar die grote Morgen, verliezen we de armen, de vreemdelingen niet uit het oog.
Ook de asielzoekers in Nieuwegein niet.
Ook de armen niet.
Ook de bedelaars niet.


Maar we vragen ons af: ‘Hoe we kunnen delen, hoe we kunnen dienen?’


De gelijkenis van vandaag spoort daar ook toe aan.

En we leren:
Wie is rijk?
Niet iemand die veel heeft.
Maar iemand die veel geeft.

Geld? 
Ja ook dat.
Maar minstens zo belangrijk zijn tijd, aandacht en energie.

Omzien naar elkaar.
Elkaar bemoedigen.
Elkaar aansporen.

Hervormd Vreeswijk – ik zei het eerder – is een samenraapsel.
Maar wel samengeraapt door doorboorde handen.
Samen geroepen door Hem.
Samenhorig, dat wil zeggen: samen luisterend naar het Woord. Samenlevend van het Woord.

Het leerstuk van de rechtvaardiging van de goddeloze is niet bedoeld om goddeloos te leven.
Dat kan een gelovige ook niet.
Iedereen die door het geloof in Christus geënt is, zal vruchten van dankbaarheid voortbrengen.[ix]

En die zal van harte meezingen, al is de melodie wat lastig:

’t Is al van U wat ik ontving,
lichaam en ziel en ieder ding,
waarmee ik hier mag leven.
Dat ik het tot uw eer besteed,
dat ik mijn naaste niet vergeet,
dat moge uw gunst mij geven.

Amen


[i] De aanvangstekst Spreuken 30:8 en 9 8Houd valsheid en leugentaal ver van mij. En: geef mij geen armoede of rijkdom, voorzie mij van het mij toegewezen deel aan brood. 9Anders zou ik, verzadigd, U verloochenen en zeggen: Wie is de HEERE? of anders zou ik, arm geworden, stelen, en de Naam van mijn God aantasten’
[ii] Op. 3:17.
[iii] Hand. 3:2.
[iv] Vgl. Mat. 15:27.
[v] Lev. 19:9,10. Zie ook Lev. 23:22 en Deut. 24:19-22.
[vi] Hades; ᾅδῃ; dodenrijk.
[vii] Prediker 11:3.
[viii] Mat. 28:11-15.
[ix] HC v&a 64.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s