
Afgelopen woensdag was het ‘dankdag voor gewas en arbeid’. Ik denk zomaar dat niet veel mensen in Nederland dat doorgehad hebben, maar in de kerk wordt op die dag gedankt voor ‘het gewas’, dus de oogst van het afgelopen jaar en ‘de arbeid’, het werk dat in het afgelopen jaar gedaan mocht worden.
Nou moet ik dat ‘in de kerk’ gelijk weer nuanceren, want er zijn binnen al die gereformeerde kerken in Nederland wel verschillen. In sommige kerken zijn er drie diensten, namelijk om 10.00 uur, 14.30/15.00 uur en 19.30 uur, om uitdrukking te geven dat dankdag echt een dag. In andere kerken twee diensten, waarbij de dienst ’s middags vaak is voorbereid met de basisschool of -scholen in de stad en de dienst ’s avonds met de hele gemeente. In weer andere kerken is er één dienst, veelal ‘s avonds, zodat iedereen die dag gewoon kan werken. En in weer andere wordt er helemaal geen dienst gehouden. Zij danken dan de zondag na dankdag voor ‘gewas en arbeid’.
In Vreeswijk is er één dienst, namelijk om 19.30 uur. De Wijk Bijbelkring met oudere gemeenteleden kon ’s ochtends op dankdag dus gewoon doorgaan. Op deze kring wordt dit seizoen in negen bijeenkomsten het leven van Jozef besproken die te vinden is in het Bijbelboek Genesis. De eerste twee bijeenkomsten in september en oktober bespraken we Genesis 37. Ik preekte er ook over in de Dorpskerk[i]. Over een jongen van 17 met dromen, over het gezin waar hij vandaan komt. Zijn vader, zijn moeder, zijn bonusmoeders, zijn halfbroers, zijn ooms, zijn opa en oma, zijn overgrootvader en zijn overgrootmoeder. Die familie van Jozef blijkt best complex, maar op de één of andere manier God werkt God er wel doorheen. De gemene streek van oudoom Laban levert bijvoorbeeld de geboorte van Juda op, uit wie eeuwen later Jezus geboren wordt. Kortom: God vervult Zijn belofte(n).
Tussen haken: Daarom preekte ik in een avonddienst ook over Artikel 13 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: God vóórziet en God voorziet. Hij maakt Zijn Naam altijd waar, ook – of juist – als het leven pijn doet: ‘Ik ben Die Ik ben’, ‘Ik ben erbij!’.[ii] Dat deed ik niet omdat ik zo dol ben op oude belijdenissen, maar omdat in die oude belijdenissen zoveel ‘goud’ ligt, dan we vandaag de dag – naar mijn mening – goed kunnen gebruiken. Daarom preekte ik ook over Zondag 9 en 10, uit de Heidelbergse Catechismus waar in Zondag 10 beleden wordt: ‘Niets gebeurt toevallig, maar vanuit Zijn Vaderlijke hand ontvangen wij alle dingen: het groeien van bomen en planten, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, eten en drinken, gezondheid en ziekte, rijkdom en armoede’.[iii] Ik weet wel dat zulke belijdenissen de wenkbrauwen doen fronsen. Soms leiden ze zelfs tot woede-uitbarstingen. Zo schrijft Maarten ’t Hart in ‘Een vlucht regenwulpen’ (1978) nadat hij twee ouderlingen de deur heeft uitgewerkt, die een bezoek brachten aan zijn aan keelkanker lijdende moeder: ‘Terwijl ik zo buiten loop weet ik plotseling zeker, ja, met die onwrikbare zekerheid waarover calvinisten altijd praten, dat het Christendom bedrog is, ja, dat het hele leven een laaghartige leugen is, en dat ergens ver weg in het heelal nu god satanisch lacht om mijn verdriet, de god van zondag 10 die met vaderlijke hand mijn moeder een krankheid heeft doen toekomen, een voorsmaak van het lijden in de hel. Zo is god, de god van de Heidelbergse Catechismus, de god die mensen zo intens haat dat hij keelkanker voor ze heeft uitgevonden’.
In mijn tienerjaren (1984) zongen de mannen van Depeche Mode ongeveer hetzelfde: ‘I don’t want to start any blasphemous rumours, but I think that God’s got a sick sense of humour and when I die, I expect to find him laughing’.
(‘Ik wil geen godslasterlijke geruchten beginnen, maar ik denk dat God een ziek gevoel voor humor heeft en als ik sterf, verwacht ik hem lachend te vinden’).
Ondertussen leren we en geloven we in de kerk wel dat God zorgt. Dat leren we ook van Jezus.[iv]
Kijk, mensen die niet in God geloven, geloven ook niet dat Hij zorgt. Mensen die denken dat het hele geloof over Jezus achterhaald is, of verzonnen, die kunnen niet zoveel met Zijn uitspraken. Maar mensen die belijden ‘Jezus is Heer’, die spitsen de oren als Hij het woord neemt. En Hij spreekt dus over Vader Die zorgt en leert ons bidden tot Vader. Niet alleen dat Zijn Naam wordt geheiligd, dat Zijn Koninkrijk kome en Zijn wil zal gebeuren op aarde zoals het in de hemel gebeurt. Maar ook dat van Hem, van Vader dus ‘het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, tot in eeuwigheid’ is.
Wat kun je dan zeggen over God de Vader? In Zondag 9 van dat oude leerboek wordt dan ook gevraagd: Wat zeg je nu, wat geloof je nu als je belijdt: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde?
Het antwoord daarop is dan dat de Vader van onze Heere Jezus Christus, die dankzij Jezus ook onze Vader is, de Schepper is. Anders gezegd: de wereld waarin ik leef is niet het product van een aantal toevallige botsingen van moleculen en atomen, maar mijn Vader heeft de hemel en aarde geschapen.
Daarbij doet Hij meer. Hij is na de Schepping niet met Zijn armen over elkaar naar de wereld gaan kijken, een beetje hoofdschuddend toe gaan kijken: ‘Nou, nou, tjonge, jonge, wat maken de mensen er een potje van’. Hij heeft ook niet gezegd: ‘Mijn werk is gedaan en nu zoeken ze het verder maar uit. Ik zie over een paar duizend of paar miljoen jaar wel…’.
Nee, Hij onderhoudt en regeert over de schepping door ‘Zijn eeuwig plan en voorzienigheid’.
Ik denk dat niet alleen buiten de kerk, maar ook binnen de kerk, er steeds meer mensen zijn, die deze belijdenis niet meer mee kunnen maken. ‘Dat geloofden ze misschien vroeger. Wij weten beter’.
De wereld draait zoals die draait. En dingen gebeuren zoals ze gebeuren. Het geloof in een Schepper is passé. Er is geen God en dus ook geen eeuwig plan of zo.
Vaak ook omdat er zoveel ellende op aarde is.
We kennen allemaal de vragen wel:
‘Als God almachtig is, waarom…?’
‘Als God liefde is, waarom…?’
Belijden dat er een God is die door Jezus ook mijn God en Vader is aan Wie ik mij helemaal toevertrouw lijkt dan ook een beetje raar. En dan ook nog eens geloven dat Hij voor je zorgt en jou alles zal geven wat je lichaam en ziel nodig hebben lijkt een beetje wereldvreemd. En dat is het ook.
En toch geloof ik het. Ondanks alle verschrikkelijke dingen die gebeuren en die ik ook niet begrijp. Die me doen huilen en verdrietig maken, die me doen klagen bij God.
Toen Rebecca net was overleden kocht ik ‘Mule Variatons’ van Tom Waits. Daarop staat het aangrijpende ‘Georgia Lee’.[v] Het refrein ‘Why wasn’t God watching? Why wasn’t God listening? Why wasn’t God there for Georgia Lee?‘ zal mij altijd bijblijven. Ik betrok het natuurlijk op Rebecca en vroeg me af: ‘Keek God niet naar Rebecca? Luisterde God niet naar Rebecca? Was God er niet voor Rebecca?’.
Ik zie de beelden na ruim twintig jaar nog steeds voor me. Infuus verkeerd geprikt, of infuus prikken duurt uren omdat ze de juiste ader niet vinden, die armpjes zijn ook zo klein, de sonde met moeite geplaatst en er direct weer uitgetrokken, de vingerprikken, de diarree vanwege de chemo, haaruitval, ga maar door. Het staat allemaal in schril contrast met die oude belijdenis ‘…mij alles zal geven wat mijn lichaam en ziel nodig hebben’.
En toch geloof ik dat Hij wel zag, wel hoorde, dat Hij er wel voor haar was. En nu is!
Zo geloof ik ook dat Hij in de diepste diepten van ons menselijk bestaan draagt. En dat daarom in de diepste diepten toch gedankt kan worden voor Zijn zorg.
Hij houdt vast. Zelfs door de dood heen.
Woensdagochtend lazen we Genesis 39. Jozef is afgevoerd naar Egypte, wordt verkocht als slaaf, zegt ‘Nee’ tegen de verleiding, wordt vals beschuldigd en eindigt in de gevangenis. Zit hij daar te mopperen? Zegt hij: ‘Die God van mijn vader, opa en overgrootvader kan me gestolen worden…’? Nee. Op de één of andere manier doet hij wat de omstandigheden ook zijn, zijn best. Het geheim is natuurlijk (en geestelijk) zoals de schrijver van Genesis opmerkt ‘dat de HEERE met hem was’. De HEERE is zoals Hij heet: ‘Ik ben erbij!’. Daarom kan Paulus later in het Nieuwe Testament Paulus danken en lof-zingen met een kapotgeslagen rug in de gevangenis. En kan vandaag de vervolgde Kerk ons in het vrije westen inspireren.
Ook Jezus roept aan het kruis uit ‘Waarom?’, maar legt even later toch Zijn hele hebben en houden in Vaders handen: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest’.[vi] Ik denk ook omdat Jezus gelooft dat ondanks alles, God naar Zijn doel werkt en Zijn beloften vervult. En als Jezus dat gelooft, zou ik het dan niet geloven?
Ik denk dat de kern van de secularisatie is dat God doodverklaard wordt. Dat het geloof in God, dat het geloof in het Koninkrijk dat komt, gewoon wegebt. ‘Het zal allemaal wel… Ik ga gewoon mijn leven ‘leven’ en we zien wel’. ‘Ik ga m’n tijd niet verknoeien aan iets waarvan nog maar moet blijken of het allemaal waar is’.
Of neem de slotwoorden van het aangrijpende gedicht ‘Graf te Blauwhuis’ van Reve: ‘Gij, die koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om, Gij weet waarom het is, ik niet. Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?’.
Blijf ik dan bidden ‘Uw Koninkrijk kome’, of nok ik ermee en zeg ik: ‘Het wordt nooit wat…’.
Dit alles betekent niet dat er niet geklaagd mag worden. Wie wel eens Psalmen zingt, of leest komt ook klaagpsalmen tegen. Er is zelfs een Bijbelboek met de naam: ‘Klaagliederen’. Ook klagen hoort bij het leven met God.
Ondertussen zongen we woensdag op dankdag aan het einde van de bijeenkomst geen klaaglied, maar een gezang. Om precies te zijn gezang 194 uit de Hervormde Bundel: ‘Wie maar de goede God laat zorgen’, een lied van overgave en vertrouwen. Tot mijn verbazing bleek dit lied vier coupletten te kennen. Ik dacht dat er drie waren, denkend aan gezang 515 uit Weerklank. Het bleken er dus vier te zijn. Het tweede couplet heeft Weerklank niet. En juist die tekst trof mij deze Dankdag:
Wat baat ons ’t twijfelmoedig vrezen,
’t kleinmoedig zuchten, wee en ach?
Vergeefs zou al ons kermen wezen,
al klaagden w’ ook den gansen dag.
De last des jammers, dien men draagt,
drukt maar te meer, hoe meer men klaagt.
Plots moest ik namelijk denken aan het begin van de Filippenzenbrief en mijn eigen tekortkomingen. Paulus schrijft namelijk vanuit een gevangenis: ‘Ik dank mijn God, telkens wanneer ik aan u denk…’ Ik heb de neiging meer voor de gemeente te bidden dan te danken.
Maar wie is degene die wel eens ‘twijfelmoedig vreest’, ‘kleinmoedig zucht, ach en wee’ als het gaat om de gemeente, als het gaat om de kerk in Nederland, als het gaat om deze wereld?
Wie is degene die kan ‘kermen en klagen’?
Dat ben ik. Terwijl ik inderdaad merk dat de ‘last des jammers’ steeds zwaarder drukt ‘hoemeer ik klaag’. Somberheid wordt alleen maar groter als je somber doet.
Dat zal iedereen wel merken in Nederland, gelovig of ongelovig. Er wordt zo ontzettend veel geklaagd. Het lijkt wel of heel Nederland lijdt aan een gebrek aan vitamine D: de dankbaarheid. Dostojevski schreef al dat de beste definitie van de mens is: ‘de ondankbare tweevoeter’. Maar in de kerk lijkt me ondankbaarheid niet gewenst. En daarom dacht ik: danken! Zeker op dankdag! Eigenlijk is elke dag dankdag, als je weet dat Vader zorgt en niets ons van de liefde van Christus kan scheiden.
En over de Filippenzenbrief gesproken. Aan het einde van de brief aan de Filippenzen schrijft Paulus: 19Maar mijn God zal u, overeenkomstig Zijn rijkdom, voorzien van alles wat u nodig hebt, in heerlijkheid, door Christus Jezus. 20Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.
Beloofd is beloofd!
Minder klagen dus en meer danken!
[i] https://glismeijer.com/2022/09/12/geleid-door-verheven-hand/ en https://glismeijer.com/2022/10/11/geleid-door-een-verheven-hand-2/, d.d. 2022-11-04.
[ii] https://glismeijer.com/2022/10/17/vader-zorgt/, d.d. 2022-11-04.
[iii] https://glismeijer.com/2021/10/12/gods-vaderhand/, d.d. 2022-11-04.
[iv] Mattheüs 6:19-34.
[v] Zie https://www.youtube.com/watch?v=eLLsuoNPkl4, d.d. 2022-11-04.
[vi] Luk. 23:46.