
Preek woensdagavond 2 november (Dankdag 2022) over het door de HGJB aangedragen thema ‘Wie dank jij? n.a.v. 1 Koningen 17:1-16.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Plotseling staat hij daar.
Wie?
Elia, de Tisbiet, dus uit het dorpje Thisbe in Glilead.[i]
Schijnbaar uit het niets.
Als een bliksemflits.
Plotseling staat hij voor koning Achab.
Onaangekondigd.
Maar hij staat er!
Vandaar: ‘Als een bliksemflits!’
Wie Achab is, dat weten we wel.
Hij is de koning van het tienstammenrijk.
In het hoofdstuk hiervoor kun je lezen dat Achab ‘deed wat slecht was in de ogen van de HEERE. Meer dan allen die er vóór hem geweest waren’.
Een goddeloze koning dus, zouden we zeggen.
Hij luistert helemaal niet naar de HEERE God.
Al zal hij heus wel eens gehoord hebben:
3U zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
4U zult voor uzelf geen beeld maken, geen enkele afbeelding van wat boven in de hemel, of beneden op de aarde of in het water onder de aarde is.
5U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen…’[ii]
‘Nou, dat maak ik zelf wel uit’, denkt Achab.
En zoals hij denkt, zo doet hij.
Als hij getrouwd is met een dochter van een koning in Sidon, Izebel heet die vrouw, gaat hij de god die ze in Sidon aanbidden, ook aanbidden.
In Sidon kennen ze de HEERE, de God van Israël, namelijk helemaal niet.
Daar dienen ze een andere god.
Baäl heet die, de god van de vruchtbaarheid.
Uiteindelijk is dat maar een beeld; een stom beeld. Dat wil zeggen: het praat niet.
Maar toch. Achab gaat meedoen aan de verering van Baäl.
Hij bouwt zelfs soort tempel voor Baäl in Samaria en laat een altaar bouwen om Baäl te aanbidden.
Maar nu dus – opgelet! – nu staat plotseling voor koning Achab die vreemde man, Elia.
Wie is die Elia?
Waarom staat hij daar?
En waarom zegt hij wat hij zegt?
Wat zegt hij dan?
‘Zo waar de HEERE, de God van Israël, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen komen, behalve op mijn woord!’
De laatste woorden zingen na…
‘Geen dauw of regen, behalve op mijn woord’.
Dat is toch verschrikkelijk.
Geen dauw of regen…
Wat dat inhoudt weten schippers wel, die afgelopen zomer zagen hoe laag het water in de rivieren was.
Als er in de winter en in het voorjaar geen sneeuw, geen regen of amper regen valt in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland of Frankrijk.
Als het niet sneeuwt in de bergen, dan komt er minder water in de rivieren in Nederland.
Dan worden rivieren ondieper.
Kun je je schip dus niet zo vol laden en uiteindelijk helemaal niet meer varen.
Het meer waar wij afgelopen zomer waren in Frankrijk stond ook meters lager dan anders.
Maar helemaal geen ‘dauw of regen’ is nog erger.
Als er geen regen valt.
Dan wordt de grond kurkdroog.
Dan mislukken oogsten.
En als oogsten mislukken, krijg je uiteindelijk hongersnood.
Dan is er geen koren om brood van te bakken.
Dan zijn er geen groenten.
Dan is er geen fruit.
Zonder water gaat uiteindelijk alles dood.
Waarom zegt die man dan ‘Geen dauw of regen, behalve op mijn woord’.
Want de gevolgen zijn toch verschrikkelijk?!
Wil hij dat alles dood gaat?
Is die Elia dan een boze man?
Een soort van gemene man?
Nee, dat is hij niet.
Voordat hij zegt ‘geen dauw of regen’ zegt hij namelijk eerst wat anders:
‘Zo waar de HEERE, de God van Israël, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta…
Elia is een bode van god.
Net als een engel.
Denk maar aan Gabriël, die zegt ‘Ik ben Gabriël, die voor God sta, en ik ben uitgezonden om tot u te spreken en u deze dingen te verkondigen’.[iii]
Daarom staat Elia daar dus.
Als bode van God.
Als bode van de HEERE die leeft!
Leeft de HEERE dan?
Ja!
Maar Achab en Izebel hebben Hem bij wijze van spreken dood verklaard.
Rekenen niet met Hem.
Wel met Baäl.
De HEERE is uit het centrum van hun denken verdwenen, en verdrongen naar de randen van hun bestaan.
Dan is er nog maar een kleine duwtje nodig, en Hij duikt over de rand heen en Hij verdwijnt.
Misschien herken je het wel.
Het ging toen net zoals het gaat vandaag.
God wordt een beetje weggewerkt.
Ontkend.
Gerelativeerd.
Het gaat vaak allemaal heel geleidelijk.
Vaak ook onopvallend.
Er is ook niet zo heel veel voor nodig om de Heere van Zijn plaats te verdringen.
Bijbel lezen? Geen tijd.
Bidden? Geen tijd.
Club? Geen tijd.
Catechisatie? Geen tijd.
Bijbelkring? Geen tijd.
Kerk? Geen tijd.
En uiteindelijk zeggen mensen dan:
‘Leeft Hij eigenlijk nog wel? Ik merk er niks van.
Heeft Hij nog wat te vertellen?
Stelt Hij eigenlijk nog wel wat voor?’
‘Zo waar de HEERE, de God van Israël, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta’.
Elia durft!
Hij is niet bepaald bang uitgevallen:
‘Zo waar de HEERE, de God van Israël, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, er zal deze jaren geen dauw of regen komen, behalve op mijn woord!’
Dat geen dauw of regen, heeft alles te maken met de levende HEERE, Die Zich niet aan de kant laat zetten.
Niet door Baäl.
Niet door Achab.
Niet door Zijn volk Israël.
In deze geschiedenissen gaat het ook niet zozeer om Elia en Achab.
Het gaat om de levende HEERE.
Die zegt: ‘Ik leef nog’.
‘Ik leef nog, al doen de geruchten de ronde dat dat niet zo is. Dat Ik iemand ben van het verleden’.
‘Ik leef nog. Baäl niet. Baäl heeft nog nooit geleefd. Doof is hij en stom is hij; er komt ook geen geluid uit zijn keel.
Maar Ik leef.
Ik de God van Israël, de God Abraham, Izak en Jakob. De God Die jullie bevrijdde uit Egypte. Ik leef!’.
Daarom zegt Elia ‘Geen dauw of regen’.
En dat ‘Geen dauw of regen’ heeft alles te maken met schuld!
De schuld dat Achab en Izebel God bij wijze van spreken gewoon doodverklaard hebben.
Net gedaan hebben of als Hij er niet was en is.
En dan wel Baäl dienen en de HEERE vergeten…
Wij vinden vaak straf erger dan schuld.
Maar straf volgt op schuld…
Wat zal Achab gedacht hebben?
Denkt hij: ‘Wie is die rare man. Baäl zal wel voor regen zorgen…’.
‘Laat maar praten…’.
Nou, ja, in het begin misschien wel.
Maar uiteindelijk niet.
Want hij zal de gevolgen gaan merken.
Hij zal ook merken dat de naam van die man helemaal waar is. Al zal hij er zich niet aan gewonnen geven…
Elia, heet de man.
Weet wat die naam betekent?
‘Mijn God is de HEERE’.
Niet Baäl, maar de HEERE.
Elia, zijn naam is eigenlijk al een belijdenis.
En dat de HEERE leeft blijkt ook in de twee geschiedenissen die we zojuist lazen.
Eerst de geschiedenis dat Elia zich moet verstoppen bij de beek Krith.
Water heeft hij uit de beek, eten wordt hem aangeboden door raven.
’s Morgens en ’s avonds komen de beesten hem brood en vlees brengen.
Het zal geen luxe drie- of vijf- of zevengangen menu geweest zijn, maar toch genoeg. Hij ervaart daar dat God zorgt.
Dag aan dag.
Elke dag weer.
En als de beek droogvalt, moet hij van de HEERE naar het gebied waar Izebel vandaan komt, naar Sidon. Daar waar Baäl gediend wordt.
Zo komt Elia in Zarfath en woont bij een weduwvrouw.
Een vrouw die denkt te gaan sterven want als Elia om brood vraagt zegt ze: ‘Zo waar de HEERE, uw God, leeft!’
Daar heb je het weer, nota bene in Sidon: ‘Zo waar de HEERE, uw God, leeft! Ik heb geen broodkoek meer, behalve een handvol meel in de pot en een beetje olie in de kruik! En zie, ik ben een paar stukken hout aan het sprokkelen. Zodra ik thuiskom, ga ik het voor mij en voor mijn zoon klaarmaken. Daarna zullen we het opeten en sterven’.
Nou ja, de geschiedenis ken je.
Het meel in de pot raakt niet op en de olie in de kruik ook niet.
Het is vandaag dankdag.
Zojuist hebben jullie allemaal dankpunten gegeven.
Zaken waarvoor we de HEERE willen danken.
Als je erover nadenkt, is er veel om Hem te danken.
De HEERE, die leeft is ook onze God.
Misschien dacht Achab wel toen hij Elia zag ‘Die man is niet wijs!’
Maar Elia is wijzer dan Achab.
De Levende dienen, leven in diep ontzag voor de HEERE God, dat is wijsheid.
Dwaasheid is het om de HEERE aan de kant te zetten.
Dwaasheid is het ook om Hem niet te danken.
Elia komen we trouwens niet alleen in het Oude Testament tegen.
We zien hem onder andere terug bij de verheerlijking op de berg. Dan is hij daar samen met Mozes en met Jezus.
Daar voeren de drie een gesprek.
En na afloop van dat gesprek is er een stem uit de hemel als een onweersslag, die zegt: ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!’.[iv]
Van Johannes de Doper zegt Jezus: ‘…hij is Elia, die komen zou.’[v]
En naar wie wijst Johannes met zijn langer vinger?
Naar Jezus: ‘Zie het Lam van God!’
Op dankdag mogen we de Naam van Jezus niet verzwijgen.
In Hem is God ons dagelijks nabij.
In Hem Die het oordeel van God over de zonden gedragen en weggedragen heeft.
Niets kan ons van Zijn liefde scheiden.
Dankdag.
Dankzij Hem is elke dag eigenlijk dankdag.
Vandaar ook de aanvangstekst:
16Verblijd u altijd. 17Bid zonder ophouden. 18Dank God in alles. Want dit is de wil van God in Christus Jezus voor u.
Amen
[i] Dat is in het noordoosten in Israël.
[ii] Ex. 20:3-5a.
[iii] Luk. 1:19.
[iv] Mat. 17:5.
[v] Mat. 11:14.