
Preek over Gewone Catechismus vraag en antwoord drie tot en met vijf gehouden op 19 maart 2023 in de Dorpskerk vanVreeswijk, Nieuwegein.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Een kind maakt voor haar moeder een mooie tekening.
Het kind gloeit van trots.
‘Kijk een mama, die heb ik voor jou gemaakt’.
Dankbaar neemt moeder de tekening aan.
Ze kijkt vol liefde naar haar kind.
En zegt: ‘Je bent een engel’.
Vader die op de bank naar de tv ligt te kijken zegt plagerig:
‘Ja, een engel met een b ervoor…’.
‘O papa’, zegt het kind en ze duikt op haar vader om met hem te stoeien.
Een zoon wil weg uit huis.
De wereld verkennen.
Zijn geluk beproeven, want op geluk, daarop heeft ieder mens recht; vindt de jongen.
Hij vraagt vader vast om de erfenis: ‘Pa, je bent dan nog wel niet dood, maar eh, kan ik die erfenis nu alvast hebben’.
De vader geeft de erfenis.
Zo gaat hij het huis uit, de wijde wereld in.
Met een erfenis op zak.
Het brandt in zijn zakken.
Het geld vliegt eruit.
Maar dan komt er hongersnood.
En die jongen begint gebrek te lijden.
En juist daarom neemt hij alle baantje aan, die hem aangeboden worden.
Ook dat baantje bij die dieren, die ze thuis onrein noemen: varkens.
De hongersnood houdt aan.
De varkens – die onreine dieren – hebben het beter dan hij…
De vorige keer stonden we stil bij de eerste drie vragen.
We begonnen vraag 1.
Vraag 1 ging voorop.
Vraag 1 is vaak bepalend.
Denk maar aan vraag 1 van de Heidelberger Catechismus.
‘Wat is je enige houvast in leven en in sterven’.
Je enige!
Er is geen ander houvast.
Vraag 1 is vaak bepalend.
Dat is bij de Heidelberger zo.
En dat is het ook zo bij de Gewone Catechismus.
Vraag 1 zet de toon voor alles wat volgt: vertrouwen, volgen, verwachten.
Je weet die eerste vraag vast nog wel.
Het antwoord leerde je uit het hoofd.
‘Waarin vind jij je geluk?’.
Mijn geluk is dat Jezus Christus mij gevonden heeft.
Hij offerde zichzelf op om mij thuis te brengen in de liefde van God.
Zijn Geest maakt in mij de hoop wakker op Gods nieuwe toekomst, voor mij en heel de wereld.
Je hebt daar ongetwijfeld die avond en de dagen erna nog over nagedacht…
En ik hoop dat je toen dacht:
‘Ja, dat is waar… Ik was een dwalend schaap, maar gelukkig, de goede Herder heeft mij gevonden’.
Juist deze weken – de lijdens-tijd – juist deze weken besef je:
‘Hij offert zichzelf op om mij thuis te brengen in de liefde van God.
En Zijn Geest maakt in mij de hoop wakker op Gods nieuwe toekomst, voor mij en heel de wereld’.
Mijn geluk is dat Jezus Christus mij gevonden heeft…
Hij zocht en vond.
Daarom heten die lezingen, daarom heet dat boekje met de lezingen ook ‘Gezocht en gevonden’.
Het is niet zo dat wij na lang zoeken God gevonden hebben.
Hij zoekt en vindt!
En ik?
Ik hoef me alleen maar te laten vinden…
God zoekt mens.
Dat is zo vanaf het begin, vanaf de breuk:
‘Adam… mens, waar ben je?’ (Gen. 3:9).
Hier ben ik HEERE…
De vorige keer stonden we stil bij de eerste drie vragen.
Vanavond bespreken we vraag 3 tot en met 5.
Op het weekbericht zette ik al dat vanavond niet de meest populaire onderdelen aan bod komen.
In vraag en antwoord drie gaat het namelijk over ‘gebrokenheid, tekort en schuld’. Over ‘moeite en verdriet’.
In vraag en antwoord vier gaat het over ‘schuld’.
En in vraag en antwoord vijf over ‘zonde en kwaad’.
Mag ik daarom eerst een vraag stellen?
In hoeverre heb jij daar nu zelf mee te malen.
In hoeverre heb jij te maken met ‘gebrokenheid, tekort en schuld’?
In hoeverre heb jij te maken met ‘moeite en verdriet’?
In hoeverre heb jij te maken met ‘zonde en kwaad’?
Er is toch niemand die kan zeggen:
‘Met gebrokenheid, daar heb ik allemaal niks mee te maken’.
Er is toch niemand die kan zeggen:
‘Met tekort, daar heb ik allemaal niks mee te maken’.
Er is toch niemand die kan zeggen:
‘Met schuld, daar heb ik allemaal niks mee te maken’.
Er is toch niemand die kan zeggen:
‘Met moeite, daar heb ik allemaal niks mee te maken’.
Er is toch niemand die kan zeggen:
‘Met verdriet, daar heb ik allemaal niks mee te maken’.
Er is toch niemand die kan zeggen:
‘Met zonde (enkelvoud! Dus de macht van de zonde), daar heb ik allemaal niks mee te maken’.
Er is toch niemand die kan zeggen:
‘Met kwaad, daar heb ik allemaal niks mee te maken’.
Ik zeg dat zo omdat die suggestie wel gewekt kan worden.
Een christen laat alle verdriet achter zich.
Een christen is altijd vrolijk en blij.
Veelal hant dat samen met een stationnetjes geloof.
Je kent de drieslag van de Heidelberger wel hè?
De drieslag: Ellende, verlossing, dankbaarheid.
Kijk, als je dat als stationnetje ziet, dan heb je het stationnetje ‘ellende’, letterlijk ‘uit-landig’ gehad.
Je kunt zelfs zeggen: ‘Het is Goede Vrijdag en Pasen geweest, het stationnetje ‘verlossing’ laat ik achter me, wat rest is ‘dankbaarhed’’.
Dan maak je van de opbouw van de Heidelberger een schema.
Desnoods een bekeringweg.
Maar de Heidelberger biedt ons geen schema.
‘Ellende – verlossing – dankbaarheid’ zijn het thema van elk christenleven.
Geen schema, maar thema.
Dat is bij de Gewone Catechismus net zo.
‘Vertrouwen, volgen en verwachten’ zijn helemaal met elkaar verweven.
Het is niet zo dat je op een gegeven moment zegt: ‘Nou, het vertrouwen heb ik achter me gelaten, ik ben nu aan het volgen.’
Of ‘Tjonge ik ben zo doorgeleid dat ik alleen nog maar verwacht… Vertrouwen en volgen, dat is iets van vroeger’.
Nee, ze zijn helemaal met elkaar verweven.
Wie vertrouwt, die zal volgen en verwachten.
Wie volgt, die zal vertrouwen en verwachten.
Wie verwacht, die zal vertrouwen en volgen.
In vraag drie (3) wordt aan de gelovige(!) gevraagd:
3. Zoekt ieder mens dan niet zelf het geluk?
Nee, want met alle andere mensen deel ik in gebrokenheid, tekort en schuld.
De mooiste dingen in het leven zijn vluchtig en zelf het beste is moeite en verdriet.
Echte vreugde ligt in God, de bron van het leven, en in Jezus Christus, het licht van de wereld.
Anders gezegd: De gelovige deelt in gebrokenheid, te kort en schuld.
De gelovige ervaart dat het leven vluchtig is.
Het beste moeite is en verdriet.
Dat zijn woorden van Mozes.
Weet je nog die laatste preek van 2022, over Psalm 90.
Tuurlijk zijn er mooie, fijne momenten.
Maar er is ook dat andere.
De
En dat spoort aan Hem te verwachten.
Daarom:
Echte vreugde ligt in God, de bron van het leven, en in Jezus Christus, het licht van de wereld.
t Hoofd omhoog, het hart aar boven,
hier beneden is het niet,
’t ware leven, lieve loven,
is maar waar men Jezus ziet
Jezus is toch je al?
‘…de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden’ (Hand. 4:12).
Daarom vraag 3:
3. Zoekt ieder mens dan niet zelf het geluk?
Nee, want met alle andere mensen deel ik in gebrokenheid, tekort en schuld.
De mooiste dingen in het leven zijn vluchtig en zelf het beste is moeite en verdriet.
Echte vreugde ligt in God, de bron van het leven, en in Jezus Christus, het licht van de wereld.
Vraag 4 sluit daarbij aan.
4. Wat bedoel je met schuld?
Mensen zijn vandaag liever slachtoffer dan dader.
Liever in een praatprogramma als slachtoffer dan als dader.
Dat was vroeger trouwens ook zo.
Ik dader?
Ja, maar die vrouw die U aan mij gegeven heeft… (Gen. 3:12)
Eigenlijk ben ik slachtoffer van U…
4. Wat bedoel je met schuld?
Het antwoord luidt:
Dat ook in mij verzet leeft tegen God en mijn medemens. Vervreemd van God zijn wij schuldig aan veel lijden en onrecht, lijden wij aan onszelf, aan elkaar en aan het vele kwaad in deze wereld.
Ook in mij leeft verzet tegen God en mijn medemens…
Dat verzet is wel minder geworden.
Maar ik herken het wel.
Vroeger was het sterker, dat moet ik wel eerlijk zeggen.
God zij dank!
Maar vroeger waren God en godsdienst eigenlijk lastig.
Ik herken me wat dat betreft wel in de jongste zoon.
Je wilt de vrijheid tegemoet.
Doen waar jezelf zin in hebt.
Waarom?
Omdat het kan…
Maar buiten, ontdek je dat die vrijheid, zo vrij niet is.
Je komt tot inkeer.
En je besluit, terug naar huis te gaan.
En tegen vader te zeggen:
‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u. Ik ben het niet waard om uw zoon genoemd te worden’.
En je gaat…
Om dan te ontdekken dat vader op de uitkijk staat.
Waarom?
Omdat vader met innerlijke ontferming is bewogen.
Zo kwam ook de naaste in beeld.
Beter in beeld.
De Gewone Catechismus zegt:
Vervreemd van God zijn wij schuldig aan veel lijden en onrecht, lijden wij aan onszelf, aan elkaar en aan het vele kwaad in deze wereld.
En zo is het.
Als God niet in het middelpint staat.
Als Jezus niet het centrum is.
Dan lijden wij aan onszelf.
Aan elkaar.
Aan het vele kwaad.
Maar dat kwaad heeft niet het laatste woord,
De zonde ook niet.
Daarom vraag en antwoord vijf:
5. Hoe gaat God om met zonde en kwaad?
God zal eens alle kwaad en zonde oordelen, zoals Hij de wereld ooit schoonmaakte met de zondvloed.
En zoals Noach ooit alleen in de ark veilig was, zo ben ik alleen in Jezus Christus veilig. Dat beeldt mijn doop uit.
God oordeelt het kwaad.
Ooit deed Hij dat met water.
Straks zal Hij dat doen met vuur.
Vuur, dat ook de goudsmid gebruikt.
Al het vuil wordt weggebrand.
Dwars door het vuur, maakt U mij rein en puur.
Alleen in Jezus Christus ben ik veilig.
Dat beeldt mijn doop uit.
Alleen in Hem.
Dat een gelovige diep kan vallen, dat ontdekte we in de eerste Schriftlezing.
David, de man Gods.
Overspel.
Betrokken bij de dood van Uria…
Je kent de geschiedenis.
We mogen zijn berouw overnemen.
Niet zijn zonde.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Een kind maakt voor haar moeder een mooie tekening.
Het kind gloeit van trots.
‘Kijk een mama, die heb ik voor jou gemaakt’.
Dankbaar neemt moeder de tekening aan.
Ze kijkt vol liefde naar haar kind.
En zegt: ‘Je bent een engel’.
Vader die op de bank naar de tv ligt te kijken zegt plagerig:
‘Ja, een engel met een b ervoor…’.
Wat ben jij?
Een engel of een bengel?
Ik ben van Jezus!
Mijn geluk is dat Jezus Christus mij gevonden heeft.
Amen