Jezus weende…

Preek over Nehemia 1 en Lukas 19:28-44 gehouden op 14 maart 2021 in de Dorpskerk van Vreeswijk (Nieuwegein).

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

Afgelopen woensdag was het biddag.
Dominee de Pater preekte hier uit Joël 1 en 2 en over verootmoediging. Mooi om dat later nog eens na te luisteren.

Zelf was ik elders en preekte ik over Nehemia, de biddende bouwer. 
De “biddende bouwer”. Dat was het thema dat de HGJB voor de diensten op biddag aanreikte.

De geschiedenis van Nehemia raakte me, omdat het voor mijn gevoel actueel is. En wel om twee dingen.

Ten eerste vanwege het “Bidden en bouwen”.
We hebben het “Huis van gebed”, maar tegelijkertijd moet er ook gebouwd worden. Het “huis van gebed”, moet ook een “huis van bouwen” zijn. 
Maar vooral – en dat is het tweede punt waarom de geschiedenis mij raakte – maar vooral omdat Nehemia moet huilen om Jeruzalem. Net als eerder Jeremia, de wenende profeet. 

Ik wil de preek daarom ook opbouwen in vier punten.

Punt één: Nehemia huilt.
Punt twee: Jezus huilt.
Punt drie: een laatste appèl.
Punt vier: huilen, bidden en bouwen

Eerst Nehemia huilt.
Nehemia woont in het Babylonische rijk.
Het volk Israël is daar in ballingschap gegaan.

Nou ja, niet het hele volk, maar de belangrijke mensen zijn afgevoerd naar Babel, zeg maar naar waar nu Iran en Irak liggen.

Nehemia is schenker bij de koning en die woont in Susan, of Susa.
Ver weg dus van Israël.

Eerder is een groep Joden al teruggekeerd naar Jeruzalem.
Daarover kun je lezen in een ander Bijbelboek dat veel (alles) met Nehemia te maken heeft. Dat is het boek Ezra.

Degenen die teruggekeerd zijn, zijn begonnen met de herbouw van de tempel.
Je zou denken: “Prachtig. De ballingschap is voorbij. De mensen mogen weer terug naar Israël en iedereen leefde nog lang en gelukkig”.

Maar, dat is dus niet zo.
Er zijn Joden teruggekeerd, maar er zijn ook Joden in Babylon gebleven. Zoals Nehemia.

De broer van Nehemia, Hanani heet hij, is op een dag met andere Joodse mannen naar Susan gereisd.
En hij komt bij Nehemia op bezoek.

Nou, dat was natuurlijk mooi.
Fijn ook, om je broer weer te zien.
Zeker als je elkaar lang niet gezien hebt en ver bij elkaar vandaan woont.
Ze zullen vast even gehugd hebben. Toen mocht dat nog…

Maar wat Hanani dan vertelt, maakt Nehemia verdrietig.
Zijn broer vertelt namelijk dat de mensen die in Jeruzalem wonen, het heel erg moeilijk hebben.

Maatschappelijk en sociaal zijn er grote problemen. 
Ook geestelijk is er van alles aan de hand. 
De tienden, de kerkelijke bijdrage, wordt niet langer meer gegeven. 
Met de geboden van God wordt gesjoemeld.
De sabbat wordt bijvoorbeeld niet in ere gehouden. Er wordt handelgedreven, men doet op sabbat gewoon zaken, alsof het zondag is, of maandag, of dinsdag. 
In de bijgebouwen van de tempel, bedoeld voor opslag van alles wat met de eredienst te maken had, wonen mensen, die niets met de God van Israël van doen hebben. 
Kortom: allemaal tekenen dat het vuur van het geloof dreigt uit te doven.
En als het vuur gedoofd is, komen de wolven.

De stadsmuren zitten vol gaten.
De toegangspoorten zijn verbrand.

Israël wist wel hoe dat kwam.
Het was een teken van de straf van God.

Net als de ballingschap een straf van God was. We lezen er dit jaar over in het boek Jesaja. Komende week zijn de laatste hoofdstukken aan de beurt: 64 tot en met 66.

Ten tijde van Ezra en Nehemia is de ballingschap zo goed als voorbij.
Meer nog. Het feit dat een deel teruggekeerd was, dat was toch ook vooral een teken dat de straf voorbij was?
Dat God een nieuw begin maakte?
En dat het volk opnieuw mocht beginnen?
Ja, maar ondertussen liggen de muren en de poorten nog steeds in puin.

Als Nehemia dat hoort wordt hij dan ook heel erg verdrietig.
Want Jeruzalem is niet zomaar een stad.
Jeruzalem is de stad van God.
Het is de stad waar de tempel staat.

Daar ga je heen met de feesten. Pesach, Wekenfeest, Loofhuttenfeest.
Daar ga je heen om te bidden.
Daar ga je heen om offers te brengen.

Daarom treft de boodschap van zijn broer Nehemia zo.

Hij haalt zijn schouders niet op van “Nou ja, jammer voor ze. Ik zit hier lekker in Susan, ze zoeken het maar uit”.
Nee, hij moet ervan huilen.

Nehemia huilt over Jeruzalem.
Net als eerder Jeremia, voor de ballingschap.[i]

Nehemia huilt. Niet vijf minuten. Geen krokodillentranen! 
Niet een paar tranen, om daarna weer over te gaan op de orde van de dag.

Nee, Nehemia rouwt een paar dagen lang en bidt. 
Hij weigert iets te eten. 
Hij bidt en hij vast.
En wat hij bidt dat hebben wij gelezen in het eerste hoofdstuk. 

Misschien kunt u dat vandaag nog eens nalezen.
Want je kunt er veel van leren.
Hij aanbidt God. Hij eert Hem om wie Hij is. Aanbidden dat is één.

Het tweede is: hij belijdt schuld. Hij zegt niet: “Heere, vergeef hun schuld, scheldt kwijt wat zij hebben misdaan”
Nee hij sluit zich erbij in. 
Vergeef de zonden die wij hebben bedreven tegen U. 
Hij belijdt aan God de zonde van zichzelf en van zijn eigen familie.

Mooi vind ik dat. Hij wijst niet met de vinger naar anderen. “Ja, maar zij… Als zij nou eens zouden begrijpen dat…”

Wilt u daar alstublieft op letten!
Ook vandaag zijn de problemen en de zorgen van en in de kerk ook onze problemen en zorgen. 
Mijn problemen en zorgen.

We zijn immers leden van één lichaam. 
Als één lid vreugde ontvangt, delen we in de vreugde; als een lid lijdt, lijden we allemaal mee. 
Het feit zoveel mensen de kerk verlaten, dat er zoveel verdeeldheid is in de kerk, ook op ethisch gebied, de geestelijke droogte.
Wij delen daar samen in.
Wij zijn toch samen het ene lichaam van Christus? 

Het derde is dat Nehemia God voorhoudt wat Hij Zelf beloofd heeft.
Nehemia werpt God Zijn eigen belofte voor.
U heeft toch beloofd!

Nehemia werpt de HEERE Deuteronomium 30 voor.
“U heeft toch beloofd dat wanneer het volk zich tot U zou bekeren en naar Uw Stem zou luisteren, dat U dan een omkeer zult brengen en het volk weer thuis zou brengen in het beloofde land?” 
HEERE, doe dat dan!![ii] 

Gelovend bidden is daarom vooral pleitend bidden: “Heere, denk toch aan uw Woord! U heeft toch beloofd…”.

Als vierde kun je leren dat Nehemia heel concreet bidt.
Geen vage woorden.
Nee, hij vraagt heel concreet of God hem wil horen en helpen.

Nou ja, u kent – denk ik – de geschiedenis van Nehemia wel. Nehemia gaat terug naar Jeruzalem om daar de muren en de poorten te herstellen.

Er wordt in dat Bijbelboek heel wat afgebeden en er wordt heel planmatig gewerkt.
En dat bidden en werken is heel hard nodig, want er is allerlei gedoe.
Tegenstand vanbinnen, tegenstand vanbuiten.
Maar de biddende bouwer zet door, omdat hij gelooft, dat is zeker weet en vast vertrouwt:
“De God van de hemel, Hij zal ons doen slagen en wij, Zijn dienaren, zullen opstaan en gaan bouwen”.[iii]

Maar goed. 
Het herstel van de muren begint met tranen en gebed.
Nehemia huilt.
Dat is één.

Punt 2: Jezus huilt
Het tweede is dat Jezus huilt.
De tranen van Jezus komen eigenlijk op een heel apart moment. Want er heerst op dat moment rondom Jezus juist een juichstemming![iv] 

Discipelen roepen en juichen “Gezegend is de Koning, Die daar komt in de Naam van de Heere.[v] Vrede in de hemel en heerlijkheid in de hoogste hemelen”.

Jaren zijn zij met Jezus opgetrokken.
En nu rijdt Hij als een Koning naar Jeruzalem.
Jarenlang hebben ze een “zwijgverbod” gehad.
Maar nu hoeven zij over Zijn Koninklijke macht en heerlijkheid niet meer te zwijgen. 

De Farizeeën worden er wat onrustig van.
Al die roepende en zingende mensen.
“Meester, bestraf Uw discipelen”, roepen zij Jezus toe.
“En Hij antwoordde hun en zei: Ik zeg u dat de stenen zouden roepen, als dezen zouden zwijgen”.[vi]

Ja, als de discipelen het niet deden, dan zouden de stenen de profetie van Zacharia 9 wel vervullen.[vii]

Jezus wordt zingend en juichend begeleid richting Jeruzalem. 
De Vredevorst[viii] op weg naar Jeruzalem, Jeru- shalom… stad van vrede. 

Vorig jaar preekte ik er al over.[ix]
Jezus komt niet in militair uniform, hoog gezeten op een paard.
Jezus komt niet “hoog te paard” in Jeruzalem.
Hij komt niet als een machtige, trotse tiran.
Hij komt ook niet lopend.
Nee, hij komt op een jonge ezel.
Zonder wapens, zonder “strijdboog”.

Andere koningen zullen misschien denken: “Nou, als ik ergens binnenkom, dan moet dat wel zo imposant mogelijk. Dat moet wel direct grote indruk wekken en ontzag inboezemen…”
De Koning van de vrede, de Kruiskoning komt op een veulen van een ezel.

En dan gebeurt het.
Wat?

Als je bij de Olijfberg de bocht maakt, zie je opeens Jeruzalem voor je liggen.

Jezus ziet de stad.
En terwijl de omgeving harder gaat zingen en juichen bij het zien van de stad, begint Jezus te huilen.
Terwijl iedereen in euforische stemming is of raakt, begint Jezus te huilen.
De Koning huilt bij het zien van Jeruzalem… 

De grote Profeet Jezus huilt, net als die andere profeet, Jeremia.
Net als Nehemia.[x]

Jezus huilt.
Waarom?
Niet omdat Hij aan Zijn aanstaande sterven moet denken.
Niet omdat Hij vreest voor wat Hij allemaal nog zal meemaken de komende dagen.
Verraad, geseling, bespotting, kruisiging…

Nee, de reden van Zijn huilen vindt u in de verzen 42 tot en met 44.[xi]

Jezus voorziet wat er in 70 na Christus zal gebeuren.
De stad zal door de Romeinen verwoest worden.
De tempel zal verwoest worden.
Die muren en poorten die Nehemia op ging knappen, ging herstellen, zullen kapot gemaakt worden.
En dat allemaal “…omdat u het tijdstip waarop er naar u omgezien werd, niet hebt onderkend”.

Zijn klacht begint ook met de diepe verzuchting.
“Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen wat tot uw vrede dient!”
“Onderkenden jullie maar wat tot vrede leidt; wat tot sjaloom (nodig) is.”

Maar dat doen ze dus niet.

Aangrijpend.

In Jezus ziet God om naar Zijn volk.
Dat was om vrede te geven.
Met Kerst horen we ervan zingen.
De oude Zacharias.[xii]
De engelen.[xiii]

Jezus onze vrede.[xiv]
Hij wil “Zijn vrede”[xv] ook aan Jeruzalem, de stad van de vrede geven.
Haar kinderen bijeen vergaderen zoals “een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels”
Maar Jeruzalem wil niet.[xvi]

Terwijl de discipelen zingen van vrede (vers 38) en denken aan vrede op aarde, klaagt en huilt Jezus. “Och…”

Aangrijpend.
Je zou toch zo mee gaan huilen…

Waar Jezus het vleesgeworden Woord is, ook van Jeremia’s profetie 11Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven”.[xvii] 
Daar zal de Vrede en de Vredevorst afgewezen worden.
Daar zal Hij uit de stad geworpen worden, om gekruisigd te worden.

Jezus huilt.
In die tranen van Jezus zie ik Gods liefde voor Zijn volk.
Liefdestranen…

We zien geen wraakgevoelens: “Wacht maar, wacht maar. Heel die stad zal platgebrand worden. Lekker puh!”
Nee, we zien onbeantwoorde liefde.
Tranen.

In de kerk is – zeg ik tot grote schaamte – zijn wel wraakgevoelens geweest. 
Eeuwen kerkgeschiedenis leren dat vaak bitter weinig tranen over Israël gebracht zijn.
Wel veel tranen in Jeruzalem veroorzaakt.
De concentratiekampen, de crematoria van de Tweede Wereldoorlog zijn daar een diep, diep, diep, dieptepunt van.
Zes miljoen Joden vermoord in het christelijk Europa.

Zou de HEERE daar niet over gehuild hebben.
Zou de Geest daarin niet bedroefd zijn?

Goed, terug naar Lukas.
Jezus weent.
Hij is bewogen.

Dat brengt me bij het derde punt: een laatste appèl
Jezus’ tranen laten niet alleen Zijn bewogenheid zien, maar ook de ernst van de situatie. 

Niets is zo aangrijpend als je moeder of je vader zien huilen over jou.
Dat vader of moeder moet huilen om dat wat jij doet of gedaan hebt.

Zijn de tranen van Jezus ook niet een appèl aan ons?
Aan mij?
Aan u?
Aan jou?

Zou Jezus vandaag om u huilen.
Om mij?
Om jou?
Bijvoorbeeld omdat je steeds maar wegloopt.
Je eigen zin doet.
Hem maar laat praten.
Hem op een afstand houdt?
Dat je dingen doet, waarvan je weet “Dat is niet goed”, maar tegelijkertijd je geweten overschreeuwt en denkt “Ach dat gezeur ook. Ik maak zelf wel uit”?

Jezus weende.
Hij is bewogen.
Met u, met jou, met mij.
Met ons.

De tranen van Jezus doen ook een appèl op ons.
Ook vandaag. Hier en nu.
“Laat het nou heel Mijn werk niet allemaal langs je heen gaan.
Houd de deuren van je hart nou niet voor Mij gesloten.
Loop nou niet zelf door met alle lasten en moeilijkheden.
Betrek Mij nou in je hele leven.”

De tranen van Jezus laten ons de ernst van het geloof beseffen. 
Vanmorgen zien wij Hem huilend.
Jezus.
En Hij huilt uit liefde.

En toch zal Hij Jeruzalem ingaan.
Om Zijn leven te geven.
Om gekruisigd te worden.

Laat deze liefde van God, juist ook in deze dagen maar landen in uw hart. 
Dan zul je ook merken dat je ook anders naar anderen zult kijken.
Anders naar Nieuwegein zult kijken.
Anders naar “probleemjongeren” zult kijken.
Anders naar “asielzoekers” zult kijken.
Anders naar “gevangen” zult kijken.
Anders naar…, nou vul allemaal maar aan.

De bewogenheid van Jezus zet in beweging.

Nog één ding.
En dat moet ik zeggen.
In vers 42 zegt Jezus “Nu echter is het verborgen voor uw ogen”.
Dat “nu” impliceert dat het “straks” anders zal worden.
In hoofdstuk 21, dus twee hoofdstukken verderop, zal Jezus zeggen: “Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden, totdat de tijden van de heidenen vervuld zullen zijn”.[xviii] 
Er is dus voor Jezus een ‘totdat’. 
Net als bij Paulus in Romeinen 11.[xix]
Israëls afwijzing heeft niet het laatste woord.[xx]
Het laatste woord heeft God Zelf.[xxi] 
Zijn verkiezende liefde.

Zien we hier door de tranen van Jezus Zelf ook niet Jesaja 53, de lijdende Knecht?
“Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.
(…)
5Maar Hij is om onze overtredingen verwond,
om onze ongerechtigheden verbrijzeld.
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem…”[xxii]

Straks met Pinksteren zal er gepreekt worden.[xxiii]
En zullen er op die preek van Petrus 3000 tot het geloof komen.

En dat brengt ons bij het vierde en laatste punt. Huilen, bidden en bouwen. Heel kort!
Nehemia huilde, bad en bouwde.
Jezus huilde, bidt en bouwt.
Ik zeg dat laatste “Jezus bidt en bouwt” bewust in de tegenwoordige tijd.

Even dacht ik bij de voorbereiding: “Het zal toch niet zo zijn, dat er van de gemeente van Jezus Christus, net als Jeruzalems muren herbouwd onder Nehemia, straks niets meer over is? Dat Zijn gemeente ten onder gaat aan alle gedoe van buitenaf en van binnenuit?”

Maar, nee, God-zij-dank, nee!
Jezus zal stervend aan het kruis uitroepen: “Het is volbracht!”
Na drie dagen staat Hij op uit de doden.
Hij is nu in de hemel, bij Vader, waarvandaan Hij de Geest uitgestort heeft.

Lichamelijk is Jezus nu, op dit moment, in de hemel.
Waar Hij voor ons bidt.
Voor jou, voor u, voor mij.
Hij leeft om voor ons te pleiten.[xxiv]

Hij heeft beloofd dat Hij Zijn gemeente zal bouwen, ook hier, en dat de poorten van de hel haar niet zullen overweldigen.[xxv]
Zijn kerk zal er zijn zolang deze wereld bestaat.[xxvi]

Ondertussen sluit dat onze inspanningen niet uit, maar in.
Soms kunnen we huilen om de gemeente.
Ook hier!
In Vreeswijk.

Maar dat zal – als het geen krokodillentranen zijn – leiden tot gebed en bouwen. Inspanning. Inzet. Volharding.
Totdat Hij komt, zullen er ongetwijfeld tranen vloeien.
Maar in Jezus zijn alle beloften ja en amen.[xxvii]

Ook die van Psalm 126:3 (berijmd): 
Die hier bedrukt met tranen zaait,
Zal juichen, als hij vruchten maait.

Want als Hij komt zal er gejuicht worden. Definitief gejuicht worden.
Dan zullen alle tranen afgewist worden. 
“En de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite”.[xxviii]

Al je verdriet zal overgaan in vreugde.
Je verdriet over je kinderen, je man, je vrouw, je kinderen, je ouders, noem maar op.
Ook het verdriet over jezelf…

Het zal overgaan in vreugde.

En Hij zegt: “Zie, Ik kom spoedig!”[xxix]

Amen.


[i] Jer. 9:1; “Och, was mijn hoofd maar water en mijn oog een bron van tranen, ik zou dag en nacht wenen over de gesneuvelden bij de dochter van mijn volk”.
Jer. 13:17; “Als u dan nog niet luistert, zal mijn ziel wenen op verborgen plaatsen vanwege de hoogmoed, bitter schreien, ja, tranen stromen er uit mijn ogen naar beneden, want de kudde van de HEERE is gevangen weggevoerd”.
Denk ook aan de Klaagliederen.
[ii] Maarten Luther zei al: “Bidden is de zak met beloften voor God uitschudden”. En Johannes Calvijn zei dat het geloof begint met de beloften van God, daarop rust en daarin eindigt.
[iii] Neh. 2:20.
[iv] Let erop dat het gedeelte dat we lazen begint met “Nadat Jezus dit gezegd had…” (vers 28). Hiervoor heeft hij namelijk gesproken over de tien dienstknechten en de tien ponden. En dat deed Hij weer omdat Zijn discipelen dachten dat het Koninkrijk onmiddellijk zou aanbreken (vers 11). Ook in deze gelijkenis komt het “Wij willen niet dat deze man koning over ons zal zijn” (vers 14) naar voren. Dit kan overigens slaan op Herodes de Grote en Herodes Antipas die ooit naar Rome afreisden om “koninklijk waardigheid” in ontvangst te nemen, maar duidt bovenal op Jezus Zelf. Hij is van hoge komaf. Vergelijk ook Psalm 2:9 met vers 27.
Ook de namen Jeruzalem, Bethfagé en Bethanië worden in vers 28 en 29 niet voor niets genoemd. Jeruzalem is de stad van de Messias (Ps. 2:6). 
Jeruzalem was de plaats waar Hij volgens de profetieën Zijn koninklijke waardigheid in ontvangst zou nemen. In Bethfagé was een verzamelplaats voor offerdieren. Het Lam… Bethanië betekent ‘huis van ellende’.
[v] Vgl. Ps. 118:26 “Gezegend wie komt in de Naam van de HEERE! Wij zegenen u vanuit het huis van de HEERE” en vers 27b “Bind het feestoffer vast met touwen tot aan de hoorns van het altaar”. In Psalm 118 is in vers 22 te lezen: “De steen die de bouwers verworpen hadden, is tot een hoeksteen geworden.”
[vi] Luk. 19:40.
[vii] Zach. 9:9. Denk ook aan Lukas 3:8!
[viii] Jes. 9:5.
[ix] Zie https://glismeijer.com/2020/02/23/hosanna/ (d.d. 2021-03-13).
[x] Denk ook aan Hosea 11:8b. Waar de HEERE Zelf zegt: “Mijn hart keert zich in Mij om, al Mijn medelijden is opgewekt”.
[xi] “42Hij zei: Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen wat tot uw vrede dient! Nu echter is het verborgen voor uw ogen.
43Want er zullen dagen over u komen dat uw vijanden een wal rondom u zullen opwerpen, u zullen omsingelen en u van alle kanten in het nauw zullen brengen.
44En zij zullen u met de grond gelijkmaken en uw kinderen in u verpletteren. Ook zullen zij in u geen steen op de andere steen laten, omdat u het tijdstip waarop er naar u omgezien werd, niet hebt onderkend”.
[xii] Luk. 1:78.79; “…de innige gevoelens van barmhartigheid van onze God, waarmee de Opgang uit de hoogte naar ons omgezien heeft, om te verschijnen aan hen die gezeten zijn in duisternis en schaduw van de dood, en om onze voeten te richten op de weg van de vrede”.
[xiii] Luk. 2:14; “Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen”.
[xiv] Ef. 2:14.
[xv] Vgl. Joh. 14:27.
[xvi] Luk. 13:34.
[xvii] Jer. 29:11.
[xviii] Luk. 21:24.
[xix] Rom. 11:25; “Want ik wil niet, broeders, dat u geen weet hebt van dit geheimenis (opdat u niet wijs zou zijn in eigen oog), dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan”.
[xx] Vgl. ook Dan. 9:25-26.
[xxi] Vgl. Rom. 11.
[xxii] Zie Jes. 53.
[xxiii] Hand. 2:14-36.
[xxiv] Heb. 7:25.
[xxv] Mat. 16:18.
[xxvi] Zo vertaalt de Bijbel in Gewone Taal.
[xxvii] 2 Kor. 1:20.
[xxviii] Op. 21:4.
[xxix] Op. 22:12.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s