Verzet en overgave

Detail uit de bekering van Saulus, Caravaggio
Detail Caravaggio

Gemeente van onze Heere Jezus Christus,

De hogepriester zal ‘m met een gevoel van trots nagekeken hebben.
Wie?
Saulus.
“Dat wordt me er eentje”, zal hij gedacht hebben.
Jong, talentvol, ijverig, Wetsgetrouw.
“Wat de rechtvaardigheid betreft die in de wet is, onberispelijk”.[i]

Waren ze allemaal maar zo!
Die Saulus staat ergens voor hè?
Als iets wit is, is het wit.
Als iets zwart is, dan is het zwart.
Geen grijs…
Da’s toch iets anders dan zijn leermeester Gamaliël.[ii]
Die is wellicht wat al te genuanceerd.
Nee, Paulus heeft meer gif in zijn lijf.
Saulus weet van aanpakken.

Hij briest van dreiging en moord tegen de leerlingen van Jezus.
Als een briesend paard staat hij te trappelen om korte metten te maken met die sekte van Jezus.

Fanatieke jongen.
Hij heeft niet alleen hart voor de zaak.
Hij houdt ook zijn hoofd erbij.
Saulus is niet gek.
Hij weet dat er mensen van de Weg ook naar Damascus zullen zijn gevlucht.

Mensen van de Weg?
Welke Weg?
De Weg achter Jezus Christus aan.

En daar moet Saulus nou helemaal niets van hebben.
Van die mensen niet en van die Jezus niet.
Jezus is dood!
Terecht veroordeeld.
Terecht gekruisigd.
Dood en begraven.

En die kletspraat dat Hij leeft, dat moet maar eens afgelopen zijn.

De onzin dat Hij de gezalfde des Heere is, de Messias is. 
Kappen daarmee.

In feite zorgen die Jezus mensen alleen maar voor onrust.
Scheurmakers, dat zijn het.
Met hun nieuwlichterij.

Hij, Saulus, zal er mee afrekenen.

Toen Stefanus gestenigd werd lette hij slechts op de jassen.[iii] Maar al snel daarna deed hij meer dan bij de garderobe werken.
En nu zal hij ook in Damascus laten zien, dat die zegen van vader Jakob voor Benjamin helemaal waar is.

“Benjamin is een verscheurende wolf;
’s morgens verslindt hij zijn prooi, en ’s avonds deelt hij buit uit.”[iv]

Was hij immers niet uit de stam van Benjamin?[v]
En had hij na Stefanus’ dood niet laten zien hoe hij als een verscheurende wolf te keer kon gaan. Mannen en vrouwen had hij uit hun huizen gesleept en overgeleverd aan het gerecht[vi].

Mensen uit hun huizen slepen en voor het gerecht brengen.
Het zijn zaken die vandaag nog steeds voorkomen.
Afgelopen week werd het christelijke Pakistaanse echtpaar Shagufta Kausar en Shafqat Emmanuel vrijgesproken van godslastering. 
Het echtpaar zat sinds 2013 vast voor het beledigen van de profeet Mohammed, waarvoor ze ter dood waren veroordeeld. Het gerechtshof in Lahore oordeelde echter dat er niet genoeg bewijs voor de aantijgingen was en liet hen vrij.[vii]

De aanklacht “Beledigen van de profeet” is een aanklacht die christenen in veel islamitische landen al snel aan hun broek hebben hangen.
De eigenlijke ketterij is dat christenen zeggen dat de profeet Isa God Zelf is. Ze maken dus van een profeet God.
Schande. De kernbelijdenis van de islam is niet voor niets “Er is geen god dan god en Mohammed is zijn profeet”.
En wie dan zegt “Niet Mohammed is de laatste, beloofde profeet, maar Jezus”, ja die is dus een ketter.[viii]
En wat doe je met ketters? 
Uitroeien…

Afgelopen week is gebeden voor de vervolgde kerk.
Op de site van de Stichting De Ondergrondse kerk vond ik tal van verhalen van vervolgers. Veelal godsdienstig geïnspireerd.[ix]

“Normaal gesproken zou ik nooit met een christen in gesprek gaan en hen in elkaar slaan,” vertelt er één. 
En je vraagt je af: Vanwaar die haat?
Waar komt dat vandaan?
Waarom dat verzet?

In ieder geval heeft Jezus het Zijn discipelen al voorspeld.
Wat?
“Als zij Mij vervolgd hebben, zullen zij ook u vervolgen”.[x]

Saulus heeft niets met Jezus.
Ook niet met Zijn volgelingen.
Ik denk zo dat als hij de Naam Jezus hoort, hij op de grond zou spugen en zou grommen: “Vervloekt zij Jezus!”[xi]

Zo gaat Saulus op weg!
Naar Damaskus.
Ik las van schattingen dat daar destijds honderdduizenden Joden woonden. En die kwamen samen in synagogen.
Tel daarbij op dat veel Jezus als Messias belijdende Joden Jeruzalem ontvluchtten vanwege de vervolging, dan kun je bedenken dat zij ook de wijk zullen nemen naar Damascus.
“En voor je het weet besmetten ze daar ook de synagogen met hun praatjes”, denkt Saulus.
Daarom is hij onderweg. Om die gelovigen ook daar uit de huizen te slepen en voor het gerecht te brengen.

Misschien neuriet hij onderweg wel Psalmen.
“God heb ik lief…”
Of Psalm 2.
“Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt…!”[xii]

En dan gebeurt het.

Als hij vlak voor Damascus is, om schijnt hem een vanuit de hemel een fel licht.[xiii]Alsof het bliksemt.[xiv]

Paulus stort ter aarde, tegen de grond.
Het is alsof hij door het licht in één keer geveld wordt.

Wij lezers herkennen dat, omdat wij de Bijbel kennen.
Wij weten dat Johannes als dood neervalt als Jezus verschijnt op Patmos.[xv]
Maar Paulus weet dat niet. Hij weet nog niet met Wie hij te maken heeft.
Hij gaat wel in één keer knock-out.
Daar ligt hij op de grond.

Hoor! Een stem:
“Saul, Saul, waarom vervolgt u Mij?”

Let op.
Niet “Saulus, Saulus…”
Ook niet “Paulus, Paulus”, maar “Saul, Saul”.

Twee keer wordt zijn naam genoemd.
Net als ooit bij Abraham: “Abraham, Abraham”.[xvi]
Bij Jakob: “Jakob! Jakob!”[xvii]
Bij Mozes: “Mozes. Mozes”.[xviii]

En later “Samuël, Samuël”.[xix]

“Saul, Saul… waarom vervolgt gij Mij?”


Het kan toch niet anders dan dat een Schriftgeleerde als Saulus (in het Grieks: Paulus), direct zal denken aan dat andere Bijbelgedeelte dat we lazen, 1 Samuël 26.

Dat Saulus denkt aan die verre voorvader, ook uit het geslacht van Benjamin, koning Saul.
Die verbeten op jacht was naar David.
“Ik ben koning” dacht Saul. 
“Ik ben koning! En daarom kan die David het niet worden. Daarom moet die David uit de weg geruimd worden!
Die David moet dood!”

Zou Saulus beginnen te dagen dat hij strijdt als Saul tegen de gezalfde van de HEERE? De grote Zoon van David?

David had één en andermaal de kans om Saul te doden. 
Maar deed het niet.

David vroeg wel: Waarom achtervolgt mijn heer zijn dienaar zo? Wat heb ik toch gedaan, wat voor kwaad heb ik bedreven?”.[xx]

Heeft Saulus door dat hij zich als een Saul gedraagt?
Terwijl hij, misschien al sinds hij een klein jongetje was, denkt als een David te zijn.

Dat kan he. Wij associëren ons vaak met helden.
Zeker als kind.
Als kind heb je het idee, tenminste had ik het idee “Als ik in de Tweede Wereldoorlog geleefd had, dan zou ik Joden laten onderduiken. Gestrande piloten verstoppen op een eilandje in de Reeuwijkse Plassen. Dan zou ik helpen bij het verzet…”

In onze gedachten horen we altijd bij de “goeien”.
Iedereen wil David zijn. Niemand Goliath…

“Saul, Saul… waarom vervolgt gij Mij?”


“Wie bent U, Heere?”
Saulus is vertwijfeld. “Wie bent u, Heere?”

Saulus is vertwijfeld.
Met Wie heeft hij te maken?
Wie is dan in dit geval die David die hij zou vervolgen?

Ja, hij vervolgt mensen van die Weg.
Volgelingen van die Jezus.
Maar Jezus is toch dood!
Veroordeeld, gekruisigd en begraven.

“Wie bent u, Heere?”

“Ik ben Jezus, Die u vervolgt”.


Dat had Saulus niet doorgehad.
Wat?
Dat hij volgelingen van Jezus vervolgde, dat wist hij wel.
Maar Jezus Zelf?

Jezus, die eerder al gezegd had.
“Wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Hem Die Mij gezonden heeft.”[xxi]

Maar nu krijgt hij te horen dat het verzet tegen de discipelen ten diepste verzet is tegen Jezus Zelf.
Dat wie aan de leerlingen van Jezus komt, aan Jezus Zelf komt.
Toen, maar ook vandaag.

Wij kunnen daar iets bij voorstellen.
“Kom je aan mijn kinderen, dan kom je aan mij!”, kunnen ouders zeggen. “Kom niet aan mijn kinderen”.

Bij Jezus gaat dat nog verder.
Wij zijn immers één lichaam…
Hij in ons, wij in Hem.
Hij het Hoofd, wij het lichaam.

Ondertussen had Paulus ook niet door niet alleen tegen Jezus, maar ook tegen God Zelf te strijden.
Precies te doen waarvoor zijn leermeester Gamaliël had gewaarschuwd toen hij zei: “Pas nou op… laat die mensen die het over Jezus hebben nu maar gaan, want als dit alles werk van mensen is, dan waait het vanzelf over, maar als het van God afkomstig is, dan kun je het niet afbreken. Dan blijkt uiteindelijk misschien wel dat je tegen God strijdt”.[xxii]

Die raad van Gamaliël lijkt me nog steeds actueel.
Het zou te wensen zijn dat in al die landen waar de Kerk vervolgd wordt, zulke Gamaliëls rond zouden lopen.
Dat er mensen zijn die het de vervolgers te binnen brengen: “Pas nou op. Misschien strijd je wel tegen God”.

Ondertussen dacht ik ook aan mezelf, en aan ons als gemeente.
Zou het mij, zou het ons ook niet kunnen overkomen tegen God te strijden?

Saulus was een godsdienstige man. 
Hij bad, las de Bijbel. 
Gaf geld aan goede doelen, ga maar door.
Voor de Wet onberispelijk…
Maar door de ontmoeting met Jezus zou hij het later “vuiligheid” noemen.

Of zoals het in de oude Statenvertaling staat “Schade en drek”.[xxiii]
En ik.
En u.
En jij?

Je bidt, je leest de Bijbel, je geeft je geld voor goede doelen en je doet een heleboel goede dingen meer. 

Maar je kunt dus denken God te dienen en er toch helemaal naast zitten. 
Omdat je niet vanuit en met Jezus leeft.
Je kunt met de Wet in de hand een ander veroordelen, maar niet met Jezus leven.
Je kunt “zwaar” doen, heel rechtzinnig in de leer zijn, en toch bijvoorbeeld niet aan het Avondmaal gaan en Jezus buiten sluiten.
Je kunt ook je benen onder je gat vandaan lopen en meedoen aan allerlei activiteiten en toch de omgang met Jezus niet beoefenen.

Zou het bij mij, bij ons kunnen zijn, dat we het werk dat de HEERE gedaan heeft en doet in Nieuwegein, dat we dat werk van God tegenwerken? 

Daar wordt Saulus bij stil gezet!
“Saul, Saul… waarom vervolgt gij Mij?”


Saulus moet het leren.
En wij?

Het mooie is dat Saulus niet verteerd wordt.
In dat licht dat verschijnt, in die Stem zit toch vooral genade.

Ik bedoel: de verhoogde Jezus had hem ook neer kunnen bliksemen.
Maar Hij doet dat niet.
Hij maakt van een vervolger een volgeling.

Dat viel me trouwens ook op in die verhalen die op de site van de SDOK stonden.
Allemaal verhalen van vervolgers die volgelingen werden.
Omdat Jezus tot hen sprak. Door Zijn Woord. In een droom…

Wonderlijk.
De Heere zei en zegt niet: “En nu zal Ik je een lesje leren. Nu is het met je gedaan!”.

Zo denk ik – ik zeg het maar eerlijk – vaak wel.
Toen ik de beelden zag van die 21 koptische mannen die onthoofd werden op het strand in Libië, dacht ik “Als ik erbij stond en een UZI had, dan zou ik doorladen en schieten tot er geen haatbaard meer beweegde. Ik schiet ze allemaal overhoop”.

Maar de verhoogde Jezus doodt Paulus niet.
Hij stelt een vraag.
En misschien heeft iemand hier die vraag ook nu heel hard nodig: 
“Waarom vecht je nu zo tegen Mij?”
“Waarom ga je zo tegen Mij in?”
“Waarom kom je niet achter Mij aan?”

Volgt u Hem, of vervolgt u Hem?
Bent u van de Weg, achter Jezus aan.
Of loopt u uw eigen weg, gaat u uw eigen gang.

“Saul, Saul… waarom vervolgt gij Mij?”


Een vraag, die vraagt om een antwoord.

Wat antwoordt Saulus?

Bevend en verbaasd, verward antwoordt hij: 
“Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”

Met die vraag geeft Saulus zich over.
Levert zichzelf uit.
“Zegt u het maar”.
“Hier ben ik, zegt U maar wat ik doen moet”.

Hij rent niet weg.
Hij graaft zich niet in.

Nee, “Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”

Heeft u die vraag wel eens gesteld aan de Heere?
“Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”

Herkent u die vraag?
“Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”

Zou uw, zou jouw leven er anders uitzien als je die vraag zou stellen?
Zou u, zou jij andere keuzes maken, dan dat u, dan dat jij nu doet?

Andere keuzes, als het gaat om je relatie.
“Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”
Andere keuzes, als het gaat om je werk.
“Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”
Andere keuzes, als het gaat om de vervolgopleiding.
“Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”
Andere keuzes, als het gaat om uw leven?

Het lijkt me ook een heel goede vraag met betrekking tot het huis van gebed. 
“Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”
“Heere, wat wilt U dat we doen zullen?”

Maar goed, eerst persoonlijk.

“Heere, wat wilt U dat ik doen zal?”


Ik heb die vraag gesteld. Toen ik jong was. 
Is Lianne degene of is zij het niet? Zal ik haar trouwen?

Ik heb die vraag gesteld.
Toen ik moest kiezen. Welke opleiding zal ik kiezen.
Ik heb die vraag gesteld, tal van keren. 

Waar werken, wel of niet solliciteren, enzovoorts.
Ook toen het beroep vanuit Vreeswijk-Nieuwegein kwam.
“Heere, wat wilt U?”

Saulus leert: niet wat ik wil, maar wat U wilt.
“Wat wilt U dat ik doen zal?”

Goede werken zijn daarom ook geen zaken die van eigen akker komen. Ze komen voort uit het geloof in Jezus. 

De omgang met Hem.


En de Heere zei tegen hem: “Sta op en ga de stad in en daar zal u gezegd worden wat u moet doen”.

Wat Saulus moet doen?
Opstaan. Niet blijven liggen.
En wat hij dan moet doen, zal hem meegedeeld worden in de gemeente van Damascus!

Niet een briefje uit de hemel: “Doe dit!”
Niet een directe Stem uit de hemel: “Doe dat!”

Nee, hij zal via een ander gemeentelid, Ananias, te horen krijgen wat hij moet doen…
Opmerkelijk toch…

Daarom hebben we elkaar in de gemeente ook zo nodig.
Daarom kunnen we ook niet zonder elkaar.
Ook al denken we soms heel, maar dan ook heel erg verschillend.

Het was vorige week zondag voor de vervolgde Kerk.
Wat leert ons deze geschiedenis ten aanzien van de Vervolgde Kerk?

Is het niet dit dat de verhoogde Christus doorgaat met Zijn werk?
Dat Hij werkt naar Zijn Koninkrijk.
En naar het moment waar elke knie zich zal buigen in de Naam van Jezus en elke tong zal belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.[xxiv]

Uit liefde riep Jezus Paulus tot de orde van Zijn heil.

Mij leert deze geschiedenis – en dat was afgelopen week een ontdekking voor me – mij leert deze geschiedenis ook vandaag met andere ogen naar de vervolgers te kijken.
Daarom bidden we vandaag niet alleen voor de vervolgde kerk, maar ook voor vervolgers.

Het is wat Jezus ons leert in de Bergrede:
“Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen”.

En Saulus?
Hij wordt naar Damascus gebracht.
Blind.

Drie dagen lang kan hij geen hand voor ogen zien, hij eet niet, hij drinkt. Hij vast.

Saulus is blind, maar tegelijkertijd ziet hij helderder dan ooit.

Amen.


[i] Fil. 3:6.

[ii] Vgl. Hand. 5:34 e.v..

[iii] Hand. 7:58.

[iv] Gen. 49:27.

[v] Fil. 3:5.

[vi] Hand. 8:3.

[vii] Zie https://nos.nl/artikel/2383450-vrijspraak-voor-ter-dood-veroordeeld-christelijk-echtpaar-in-pakistan, d.d. 2021-06-05.

[viii] Deut. 18:18.

[ix] Zie https://www.sdok.nl/verhalen-nieuws/wat-is-christenvervolging en https://www.sdok.nl/wat-kan-ik-doen/ontmoet/zondag-voor-de-vervolgde-kerk/verhalen-zondag-voor-de-vervolgde-kerk , d.d. 2021-06-05.

[x] Joh. 15:20.

[xi] Vgl. 1 Kor. 12:3.

[xii] Psalm 2:12.

[xiii] Vgl. Luk. 2:9.

[xiv] Bij bliksem speelt ook de gedachte van een gericht. Zie Luk. 9:54 waar Johannes en Jakobus vragen: “Heere, wilt U dat wij zeggen dat er vuur van de hemel moet neerdalen en hen verteren, zoals ook Elia gedaan heeft?”. Daarbij refereren zij aan 2 Kon. 10 en 11.

[xv] Op. 1:17.

[xvi] Gen. 22:11.

[xvii] Gen. 46:2.

[xviii] Ex. 3:4.

[xix] 1 Sam. 3:10.

[xx] 1 Sam. 26:18.

[xxi] Luk. 10:16.

[xxii] Hand. 5:38,39.

[xxiii] Fil. 3:8.

[xxiv] Fil. 2:10,11.

Een gedachte over “Verzet en overgave

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s