
Preek over Filippenzen 4:10-23 (deel 1) gehouden op 22 mei 2022 in de Dorpskerk van Vreeswijk. Doopdienst.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Laat ik beginnen met een korte geschiedenis.
Niet snel zal ik de dienst vergeten waarin een bevriend predikant afscheid nam van een gemeente.
Het was zijn eerste gemeente en hij had het – voor mijn gevoel – niet bepaald makkelijk gehad.
Anonieme briefjes door de brievenbus van de pastorie, waarin gemopperd werd over zijn preken.
Het leidde soms tot tranen op de preekstoel.
Nog vaker tranen in de studeerkamer.
Hij had kunnen kiezen voor een universitaire carrière (hij was echt begaafd), maar had dat dus niet gedaan.
Hij was de gemeente in gegaan, omdat hij vond dat theologie niet slechts iets is voor de universiteit.
Nee hij vond dat hij met de theologische kennis die hij had de gemeente moest dienen.
Of nog beter gezegd: Hij vond dat hij God het beste en het meest diende in het midden van Zijn gemeente.
Hij deed echt zijn best.
Zelfs meer dan dat!
Maar sommige gemeenteleden vonden hem een beetje saai.
“Zijn preken leken wel lezingen…”, zei iemand.
Daarbij was hij erg nauwgezet en had bepaald geen ruim geweten.
Altijd in het zwart.
Nou ja, soms donkergrijs.
Sommigen vonden hem wat “wettisch”.
Anderen “erg vroom”.
En weer anderen “een beetje saai”.
Ik vond zijn preken geweldig.
Ik heb er ontzettend veel van geleerd.
Ook dat nauw, iets anders is dan benauwd of benauwend.
Maar goed, op een keer zei een andere vriend tegen mij “Hij zou eens flink moeten durven zondigen”.
Ja, dat klinkt misschien raar in uw oren, maar die vriend bedoelde dat in de lijn van wat Luther ooit zei: “Zondig dapper…”
Je kunt immers niet zondeloos leven, hoe graag je het ook zou willen en wensen. En hoe hard je het ook probeert.
Je kunt het nooit helemaal perfect doen, er zit altijd wel ergens een kras.
Dat is – denk ik – in de opvoeding ook zo.
Je doet je best.
Maar een perfecte opvoeder word je nooit.
Maar goed, de predikant bleef zijn uiterste best doen.
Na zes jaar nam hij afscheid.
En een van de eerste liederen die die bevriende predikant toen liet zingen was Psalm 126:3.
Die hier bedrukt met tranen zaait,
Zal juichen, als hij vruchten maait;
Die ’t zaad draagt, dat men zaaien zal,
Gaat wenend voort, en zaait het al;
Die Psalm 126 ben ik dus nooit vergeten.
Het sloeg bij mij in als een bom.
Want plotseling begreep ik die Psalm.
En ik dacht: Deze Psalm gaat over hem.
Hoe heeft hij niet bedrukt met tranen gezaaid?
Wenend, huilend zijn werk gedaan.
Ja, niet dat hij constant aan het huilen was.
Er waren ook veel fijne, goede momenten.
Maar het predikant zijn, viel hem wel zwaar.
Het is ook zwaar.
En hij nam het heel serieus.
Hij preekte in de afscheidsdienst over Paulus’ gebed voor Efeze[i], waarvan de laatste woorden zijn:
20Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is,
21Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid. Amen.
Mooi!
God doet ver boven ons bidden of denken…
Ik dacht toen wel: “Als hij dat wat meer bedacht had, zou hij wellicht nog meer vreugde hebben gekend”.
Maar goed, zaaien met tranen… in de hoop op vrucht!
Pas later, ouder wordend ontdekte ik dat er op meerdere plekken soms met tranen gezaaid wordt.
In de opvoeding bijvoorbeeld.
Op school heb ik genoeg ouders gesproken waarvan de kinderen nu precies het tegenovergestelde deden van wat ouders wilden of wensten.
Misschien herkent u dat wel.
Dat je kijkt naar je kind, of hoort van zijn of haar gedrag en dat je dan denkt “Zo heb ik ze niet opgevoed…”
Herkenbaar?
Ik weet van ouders die wel eens verdriet hebben om hun kinderen.
Laat ik daarop vanmorgen alleen maar dit zeggen:
Onze kinderen, ook Hidde en Marije, zijn geen dieren die gedresseerd kunnen worden en op commando kunstjes doen.
Nee, ze zijn unieke mensen, die moeten leren ver-antwoord te leven.
In antwoord op de Gods Stem.
Je brengt ze bij Jezus.
Je vertelt over Wie God is, wat Hij gedaan heeft, doet en doen zal en wat Hij van ons vraagt.
Maar uiteindelijk is het wel de bedoeling dat ze zelfstandig Jezus zullen volgen.
Maar maken kun je dat niet.
Hoezeer je soms ook zou willen.
Je kunt er vrome farizeeërs van maken.
Maar geen vrome, toegewijde volgelingen van Jezus.
Want het “volgen” zullen ze uiteindelijk zelf moeten doen.
Als God hun leven aanraakt.
Ondertussen blijf jij wel van hen houden.
Onvoorwaardelijk.
Als ze klein zijn.
Als ze ouder worden.
Zelfs als ze andere wegen kiezen.
Net als de vader uit de gelijkenis van de verloren zoon.
Hij liet los…
Hij belde niet snel een ouderling of een dominee op in het land waar die zogenaamde verloren zoon naar toe ging.[ii]
Niet hij liet los…
En zal ongetwijfeld voor die jongen zijn blijven bidden…
Blijf dus voor je kinderen bidden!
Ook als ze groter of ouder worden.
Zoals een boer uit Driebergen ooit opmerkte:
“Vroeger praatte ik veel met mijn kinderen over God.
Nu praat ik veel met God over mijn kinderen.”
Wij laten los, in het vertrouwen dat God vasthoudt.
Ook al zie je er soms helemaal niets van…
Trouwens.
Zo hebben onze ouders het ook gedaan.
Daarom die vraag op het Weekbericht straks bij de koffie:
“Heb je het gevoel dat de christelijke opvoeding van je ouders vrucht gedragen heeft?”.
Ik bedacht me namelijk dat ik vast niet de enige zal zijn die mijn ouders wel eens aan het huilen heeft gekregen.
Nou ja, huilen mijn moeder.
Zuchten, boos maken, mijn vader.
Dat ik dingen deed, waarvan mijn vader zou kunnen zeggen: “Zo heb ik hem niet opgevoed…”
Nou, tranen en zaaien…
Zou Paulus nu huilend zijn werk gedaan hebben?
Met tranen gezaaid?
We weten van een tranenbrief naar Korinthe, vanwege alle verdeeldheid daar.[iii]
Het antwoord is dus “ja”! Ook hij heeft met tranen gezaaid.
Tranen en zaaien.
We lazen het slotgedeelte van de Filippezenbrief.
Ik hoop er in juni nog een keer over te preken.
Het gedeelte dat we lazen begint echter niet met tranen…
Nee, het begint met blijdschap.
Lees maar mee. Vers 10:
En ik ben zeer verblijd geweest in de Heere dat uw denken aan mij eindelijk weer opgebloeid is;
De NBV21 vertaalt
10De Heer heeft mij veel vreugde gegeven nu u eindelijk uw zorg voor mij hebt kunnen tonen.
“Zeer verblijd in de Heere”.
Danken en blij zijn.
Daar begon de brief ook mee.
3Ik dank mijn God, telkens wanneer ik aan u denk
4– in elk gebed van mij voor u allen bid ik altijd met blijdschap –
5vanwege uw gemeenschap aan het Evangelie, van de eerste dag af tot nu toe.[iv]
Paulus is blij in de Heere, omdat hij vrucht ziet op het werk dat hij in Filippi heeft mogen doen.
Niet omdat hij dan kan denken “Zo, dat heb ik goed gedaan… Ik ben een goede dominee” of zo.
Nee, hij ziet, hij merkt dat God aan het werk is.
Dat het evangelie wat uitwerkt.
Hij ziet vrucht!
Als Paulus dus spreekt over “zeer verblijd in de Heere”, dan gaat het dus niet om gewone blijdschap.[v]
Het gaat om een blijdschap waarin de gemeenschap met Jezus, de verbondenheid met Christus een allesbeheersende plaats inneemt.
Daar ligt voor Paulus de kern.
Daarom schrijft hij ook niet meteen over de gift die hij ontvangen heeft.
Daarom schrijft hij ook niet “Filippenzen, bedankt voor…”.
Nee, hij deelt mee hoe blij hij in de Heere is dat de gemeente in Filippi nog steeds aan hem denkt en concreet hulp biedt.
Het feit dat hij in de gevangenis zit, heeft de gemeente de gelegenheid geboden om een gave, een gift naar hem toe te sturen, die door Epafroditus wordt gebracht.
Paulus’ gevangenschap was hun kans, hun meeleven te kunnen laten zien.
En die kans hebben ze gegrepen!
Zo bezien was de gevangenschap van Paulus in het voordeel van de Filippenzen.
Eerder hoorden we al dat zijn gevangenschap een voordeel voor het evangelie was.[vi]
Bewakers en mensen van het gerechtsgebouw waren tot het geloof gekomen.
En nu dankt hij in de Heere om het meeleven vanuit Filippi.
Niet omdat hij iets te kort komt.
Nee, kijk maar naar vers 11
11Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek, want ik heb geleerd tevreden te zijn in de omstandigheden waarin ik verkeer.
Daarmee wil Paulus duidelijk maken dat hij niet afhankelijk is van hun gaven.
Paulus is geen hulpbehoevende apostel.
Nee, hij is helemaal onafhankelijk van mensen.[vii]
“Kinderlijk afhankelijk van God.
Koninklijk onafhankelijk van mensen”.
In Christus heeft hij alles.
En dat in alle omstandigheden.
Daarom vers 12 en 13:
12En ik weet wat het is vernederd te worden, ik weet ook wat het is overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd te zijn als in honger te lijden, zowel in overvloed te hebben als in gebrek te lijden.
13Alle dingen kan ik aan door Christus, Die mij kracht geeft.
13Alle dingen kan ik aan door Christus, Die mij kracht geeft.
Paulus is aangesloten op de krachtbron Christus.
Daarom kan hij in alle omstandigheden danken.
In alle omstandigheden.
Ik moet hierbij altijd denken aan wat Paulus schrijft in de tweede Korinthebrief.[viii]
Daar schrijft hij dat hij harder gezwoegd heeft, vaker gevangengezeten heeft, veel meer lijfstraffen heeft ondergaan, vaker in doodsgevaar is geweest, dan al zijn tegenstanders.
“Door de Joden ben ik vijfmaal met veertig min één zweepslagen gestraft, ik ben driemaal met stokslagen gestraft, ik ben eenmaal met stenen bekogeld en heb driemaal schipbreuk geleden. Eén keer heb ik een heel etmaal op zee rondgedreven.
Voortdurend was ik onderweg, bedreigd door rivieren, rovers, volksgenoten en vreemdelingen, in gevaar in de stad, in de woestijn, op zee en te midden van schijngelovigen.
Ik heb gezwoegd en geploeterd, vaak zonder te slapen, hongerig en dorstig, vaak zonder te eten, verkleumd en zonder kleren. En los van wat ik nog meer zou kunnen noemen is er de druk waaronder ik dagelijks sta vanwege mijn zorg voor de gemeenten”.
Altijd als ik dat lees, dan denk ik: “De dominees van tegenwoordig in Nederland, mogen niet mopperen”.
Nou ja, Paulus doet het in ieder geval niet!
Hij dankt!
13Alle dingen kan ik aan door Christus, Die mij kracht geeft.
Misschien zou ik.
Misschien zouden wij ons dat ook meer te binnen moeten brengen.
Het heeft ook alles te maken met wat hij eerder schreef:
“4Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u.”.[ix]
Het is ook hoofdstuk 4 vers 4.
Vier, vier!
Dat lijkt me ook een mooie opdracht: “Vier, vier de gemeenschap met de Heere”.
Voor jullie ouders lijkt me dat ook noodzakelijk.
De gemeenschap met de Heere beoefenen.
Aan tafel Bijbel lezen, samen.
Maar ook zelf.
Aan tafel bidden, samen.
Maar ook zelf.
Je kinderen niet alleen leren zingen “Lees je Bijbel bidt elke dag”, maar het zelf ook doen.
13Alle dingen kan ik aan door Christus, Die mij kracht geeft.
Goed, terug naar de tekst.
Paulus wil duidelijk maken dat hij niet afhankelijk is van de gaven van de Filippenzen.
Maar hij zegt niet hooghartig tegen Epafroditus: “Epafroditus, dat heb ik niet nodig, neem maar weer mee…”
Nee, vers 14 tot 16:
14Toch hebt u er goed aan gedaan dat u gedeeld hebt in mijn verdrukking.
15En ook u, Filippenzen, weet dat in het begin van het Evangelie, toen ik uit Macedonië vertrok, geen enkele gemeente mijn deelgenoot werd in de rekening van uitgave en ontvangst, dan u alleen.
16Want ook in Thessalonica hebt u mij een- en andermaal iets gestuurd voor wat ik nodig had.
In Handelingen 17 kunt u nalezen hoe Paulus vanuit Filippi naar Thessalonica is gegaan.
Daar hebben de Filippenzen hem toen financieel geholpen.[x] [xi]
Dat komt vanwege de band die door het evangelie is ontstaan.
Door dat evangelie weet de gemeente te offeren, toen, maar ook nu; vers 18.
En dat behaagt God![xii]
En dat geeft Paulus vreugde, blijdschap in de Heere.
Hij ziet vrucht!
Daarom vers 17
17Niet dat ik de gave zoek, maar ik zoek de vrucht die op uw rekening toeneemt.
Anders gezegd: het is Paulus niet om de gaven te doen, maar hij is er op uit dat het tegoed op hun hemelse rekening oploopt.
Het offer van de Filippenzen brengt henzelf ook winst!
Het brengt vrucht!
Vrucht (karpos) die bestaat uit geloofsgroei en toename in de liefde.[xiii]
Nou, in juni meer daarover.
Dan zal ik het onder andere hebben over de ondersteuning van onze zendingsmedewerkers.
Want het is toch geweldig dat we dat mogen doen!
Wie leert delen van hetgeen hij zelf ontvangen heeft, zal merken dat hij een rijk gezegend mens is.
Want wie geeft, die ontvangt!
Is dat in de opvoeding ook zo?
Vaak wel.
Soms niet.
Je investeert alles: liefde, tijd, aandacht.
Tenminste: dat is wel de bedoeling.
Het is niet de bedoeling dat je na een dag, of week werken denkt: “O ja, we hadden ook nog een kind. Moeten we daar iets mee?”.
Dat zullen jullie ongetwijfeld niet doen.
Je houdt van hen.
Je knuffelt hen.
Je stoeit met hen.
Je leest voor.
Je leeft voor.
Je zingt samen.
Je doet leuke dingen samen.
Je lacht samen.
Je hult soms samen.
Je luistert naar je kind. Vooral als het niets zegt…
Kortom: je geeft liefde.
En daar hoort ook bij dat je hen soms terecht wijst, of straft.
Maar je maakt het altijd goed.
Nooit met ruzie naar bed.
Altijd weer uitpraten.
Liefde geven dus.
Dat kost tijd.
Kinderen zijn niet de sluitpost van de agenda.
Soms moet je tijd maken.
Echt maken.
Zodat je met onverdeelde aandacht er echt kunt zijn.
Dat kost wel energie.
Dat hoef ik eigenlijk helemaal niet te zeggen, want dat zullen jullie met gebroken nachten heus wel merken.
En tegelijkertijd kun je ook weer heel veel energie van je kinderen krijgen.
Liefde, tijd, aandacht en energie.
Vandaag zijn jullie kinderen gedoopt.
Vader belooft: Ik zal als een Vader voor hen zorgen. Het kwade van hen weren of er iets goeds van maken, uit doen voorkomen.
De Zoon belooft: Ik zal hen wassen in Mijn bloed.
De Geest belooft: Ik zal in hen wonen en zorgen dat ze als gehoorzaam kind zullen leven.
Zijn belofte gaat voorop.
We begonnen met Psalm 126:
Die hier bedrukt met tranen zaait,
Zal juichen, als hij vruchten maait;
Juichen, echt juichen, onbekommerd juichen zullen we, als wij met onze kinderen voor de troon van God zullen staan.
Maar onderweg kunnen we ons al verheugen, 4:4!
Vier, vier.
Dat is “Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u.”
Daarom dacht ik, de kinderen hebben een tekst gekregen, laat ik jullie als ouders ook een tekst meegeven.
Vers 19 en 20:
19Maar mijn God zal u, overeenkomstig Zijn rijkdom, voorzien van alles wat u nodig hebt, in heerlijkheid, door Christus Jezus.
20Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid.
Amen.
Amen.
[i] Ef. 3:14-21.
[ii] Dat deed ik wel toen mijn dochter naar de grote stad vertrok…
[iii] Zie 2 Kor. 2:4. “Want in veel verdrukking en benauwdheid van hart heb ik u geschreven, onder veel tranen, niet opdat u bedroefd zou worden, maar opdat u de liefde zou leren kennen die ik overvloedig voor u heb.” Deze brief is “verdwenen”, dat wil zeggen. De exacte inhoud is ons onbekend.
[iv] Fil. 1:1-3.
[v] Vgl. 3:1; 4:4.
[vi] Fil. 1:12 e.v..
[vii] Paulus stelde er een eer in om het evangelie kosteloos te verkondigen en zelf voor zijn eigen onderhoud te zorgen (2 Kor. 11:7 e.v.). Als apostel van Jezus Christus wil Paulus geheel onafhankelijk van mensen zijn. Niemand zou hem ooit kunnen verwijten dat hij zijn zending gebruikt heeft tot eigen voordeel.
[viii] Zie 2 Korinthe 11:23-29.
[ix] Fil. 4:4.
[x] Vgl. ook 2 Kor. 11:7 e.v..
[xi] Vgl. 1 Thes. 2:9.
[xii] Vgl. Mat. 25:40. Over “aangename geur” zie ook Gen. 8:21.
[xiii] Vgl. Fil. 1:11 en 22.
Een gedachte over “Vrucht!”