
Preek over Mattheüs 28:16-20 gehouden in de Dorpskerk van Vreeswijk – Nieuwegein op 1 januari 2022.
Gemeente van onze Heere Jezus Christus,
Het afgelopen jaar is die laatste zin van het Mattheüs-evangelie vaak door mijn hoofd gegaan.
20En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.
Ik heb u al eerder gezegd dat geloven rijmt op beloven.[i]
Dat Zijn belofte altijd vooropgaat.
Nou, op één of andere manier is deze belofte bij mij steeds naar boven gekomen in het afgelopen jaar.
En vandaag, op de eerste dag van het nieuwe jaar 2022, mag ik het u verkondigen.
Wat?
Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld.
Al de dagen.
Dat is niet parttime, maar fulltime, alle, hele dagen.[ii]
Al de hele dagen is Jezus bij ons!
24/7.
Dat die tekst steeds bij mij boven kwam, heeft ongetwijfeld ook te maken met al die ontwikkelingen die er waren en zijn in de gemeente.
Corona speelt daarin ook een rol.
Aan de ene kant zie je in coronatijd mooie dingen gebeuren.
Hoe mensen naar elkaar omkijken, elkaar opbellen, elkaar opzoeken, elkaar bemoedigen.
Tegelijkertijd zag ik op de website een bericht met de kop: “Herkennen wij elkaar nog na corona?”
En je denkt: “Ja”.
We zullen elkaar toch niet uit het oog verliezen…
We blijven toch naar elkaar omzien?
Zullen mensen na corona weer naar de kerk komen?
Of is corona het laatste zetje om af te haken…
In ieder geval, is het wel waar wat lja Leonard Pfeijffer een maand geleden in de HP/De Tijd zei:
“Corona werkt als een contravloeistof, die de zwakke plekken in het organisme zichtbaar maakt.”
Dat is de andere kant.
Door corona zie je de zwakke plekken.
In de maatschappij, maar ook in de kerk…
Om met de maatschappij te beginnen.
Daar valt mij vooral het cynisme, het deprimerende, het negatieve op.
In diezelfde HP/De Tijd werd namelijk gezegd:
“Er is niets om hoopvol over te zijn. Niet over het klimaat, niet over de politiek en niet over de maatschappij.”
“De contouren van een mogelijke burgeroorlog tekenen zich af in vrijwel alle westerse landen, inclusief Nederland.”
Afgelopen week zag ik de film “Don’t Look Up”.
De film raakte me.
Zonder het plot te verraden, gaat het in die film over twee wetenschappers die ontdekken dat een komeet binnen zes maanden frontaal op de aarde zal gaan botsen.
Grijpt niemand in, dan komt er een abrupt einde aan al het leven op aarde.
De wetenschappers slaan dus alarm.
Spijtig genoeg zit echter bijna niemand op dit alarmerende nieuws te wachten.
De president denkt vooral aan de aanstaande verkiezingen.
De media hebben meer aandacht voor de liefdesperikelen van een tieneridool.
Dat gezeur over dreigende komeet is leuk voor wetenschappers, maar slecht voor de kijkcijfers.
Meteen dacht ik aan Neil Postman. Jaren terug, het was 1985, schreef hij al “Wij amuseren ons kapot”.
Grote Tech bedrijven zijn vooral uit op financieel gewin.
De enige vraag die hen bezig houdt is: “Valt er wat te verdienen aan de komeet?”
Ondertussen worden de wetenschappers op sociale media belachelijk gemaakt.
In de maatschappij ontstaat een tweedeling tussen “komeetdrammers” die lijnrecht staan tegenover “komeetontkenners”.
Pas als het te laat is, ontdekken de “komeetontkenners” dat de komeet er toch is.
Nou ja, u snapt de schets wel,
Van ‘komeetdrammers’ en ‘komeetontkenners’, naar ‘klimaatdrammers’ en ‘klimaatontkenners’ is niet zo’n grote stap.
Van ‘komeetdrammers’ en ‘komeetontkenners’ naar ‘virusdrammers’ en ‘virusontkenners’ ook niet.
Het tekent onze maatschappij.
De polarisatie.
Het steeds harder wordende debat, waarbij mensen geframed worden en aan de kant gezet.
Niet meer serieus genomen…
En ik dacht: voor je het weet, heb je er als kerk, als gemeente van Jezus Christus daar ook mee te maken.
Met die polarisatie.
Zo vindt de één dat dominees vooral moeten oproepen tot vaccinatie.
En een ander vindt weer dat de kerk moet oproepen tot verzet. Niks mondkapjes op in de kerk. Niet luisteren naar Rutte en de Jonge…
Ik zou meer voorbeelden kunnen noemen.
Polarisatie in de gemeente…
Nu is polarisatie in de gemeente niet een nieuw fenomeen.
Je ziet het ook gebeuren in de gemeenten van het Nieuwe Testament, met name in de brieven van Paulus.
Wel kosjer eten, niet kosjer eten?
Alleen plantaardig eten of niet alleen plantaardig eten?
Wel wijn drinken of geen wijn drinken?
Wel besnijden, niet besnijden?
Wel de sabbat en de Joodse feesten houden, of niet?
Ik denk dat Paulus daar ook wel eens helemaal zat van is geworden.
Omdat het allemaal langs de kern scheert, maar de kern niet raakt.
Daarom schrijft hij aan het einde van zijn eerste brief aan Korinthe: “Als iemand de Heere Jezus Christus niet liefheeft, laat die vervloekt zijn.”
Om er direct achteraan te zeggen: “Maranatha!”[iii]
Alsof hij aan het eind van zijn brief nog even wil zeggen: “De kernvraag is ‘Houd je van de Heere Jezus, of niet?’. Punt.”
In hoofdstuk 12 had hij al gezegd dat niemand kan zeggen “Jezus is Heere, dan door de Heilige Geest”.[iv]
Welnu, het lijkt misschien een wat lange inleiding, maar het brengt ons bij het Bijbelboek van vanmorgen: Mattheüs.
Mattheüs schrijft aan wat wij tegenwoordig Messias-belijdende Joden noemen.
Joden die tot geloof in Messias Jezus gekomen zijn.
De christelijke gemeente bestond in de aanvang alleen uit Joden. De eerste heiden die tot het geloof komt is een Ethiopiër zonder last van seksuele gevoelens. Hij was dan ook gesneden, gecastreerd. In Hand. 10 volgt dan Cornelius.
Goed, Mattheüs schrijft aan Joden die de Tenach hebben. Daarom is het kenmerkende van Mattheüs ook dat je bij hem vaak leest “Opdat vervuld zou worden…”[v]
Daarmee laat hij zijn lezers zien: Jezus vervult wat in de Tenach – wat wij dan het Oude Testament noemen – voorzegd is.
Jezus is de beloofde Messias.
Vanmorgen zou ik tegen u willen zeggen.
Dat is nu kern!
Dat is nu de zaak waar de christelijke gemeente mee staat of valt.
Wat?
Dat Jezus de beloofde Messias is, de Christus.
Dat Jezus de Immanuël is, God met ons!
Dat Jezus Heer is.
Die eerste christenen werden dáárvoor voor de leeuwen gegooid.
Voor de belijdenis: Jezus is kurios, Heer.
Niet de keizer in Rome, maar Jezus.
Mattheüs zou zeggen:
Jezus, de Gekruisigde en Opgestane, die vereerd wordt onder de naam Jezus Christus, de Zoon van David, de Zoon van Abraham (1,1) is de Immanuël (1,23; 28,20): God met ons!
Aan het eind van het evangelie is het alsof hij het er bij de gemeente nog één keer wil inpompen.
Denk erom!
Vergeet het nou niet…
U bent nooit meer alleen, zo waar als Hij Immanuël heet.
Hij is het: God met ons!
Dat moet de gemeente weten:
U bent niet alleen!
Zelf zal hij – nadat hij geschreven heeft – de pen neerleggen en als apostel in andere landen gaan preken.
Maar zijn lezers hebben nu een boek over ‘Het begin’ van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham. En de belofte dat Hij bij hen zal blijven tot aan de voltooiing van de wereld.
Mattheüs zal niet geweten hebben, dat wij dit op 1 januari 2022 zouden lezen.
Maar de Heilige Geest wel!
En Hij drong Mattheüs: Schrijf op! Zodat ze het in Vreeswijk en Nieuwegein zullen weten: “Ik ben bij jullie!”
We lazen de verzen 16 tot en met 20.
De elf discipelen, dat zijn de twaalf zonder Judas, zijn naar Galilea gegaan, naar de berg waar Jezus hen ontboden heeft.
Terwijl in Jeruzalem het bericht rondgaat dat discipelen in de nacht het graf van Jezus hebben geroofd (Dat zeggen dus de Jezus is Heer ontkenners), zijn zij (de Jezus is Heer erkenners) door de levende Meester Zelf geroepen naar het duistere deel van Israël.
Galilea.
Daar was het Licht het eerst gaan schijnen (4:12-16).
Ze zijn bij de berg.
De berg dat is de berg waar Jezus Zijn Bergrede hield (Mat. 5-7).
Mooi…
Na Pasen keren de leerlingen terug naar de berg waar het onderwijs begon (5:1,2).
Back to basic.
Dat onderwijs daar, was niet zomaar een preekje waarvan er dertien in een dozijn gaan.
Nee, die Bergrede zal actueel en richtinggevend moeten worden voor de hele wereld.
Ook voor ons, hier en nu.
Opvallend is dat er getwijfeld wordt.
“maar sommigen twijfelden” lezen we in vers 17.
Er is blijkbaar bij sommige van de elf nog steeds sprake van twijfel.
Misschien hebben ze het op dat moment nog allemaal niet rond kunnen krijgen in hun hoofd.
Misschien hebben ze gedacht: “Hoe kan Gods zoon nu uitgeleverd worden in de dood?
En toch is het gebeurd: was Hij dan wel echt Gods zoon?”.
Maar als Hij dan levend voor hen staat, moeten zij ook weer erkennen dat Hij blijkbaar echt eerst moest sterven om ook weer op te staan.
“Ik kan er met m’n hoofd niet bij…”
Zoiets…
Ondertussen zien zij allemaal de Opgestane Heer.
En allemaal knielen zij voor Hem neer.
En toch… bij sommigen de mistflarden van twijfel…
Herkenbaar?
We hebben net Kerst gevierd.
Aan de ene kant aanbidden?
Aan de andere kant de twijfel?
Zou het echt?
Ik vergis me toch niet…?
Discipelen zijn ook net mensen…
Dan stapt Jezus naar voren.
Gaat in hun midden staan.
Hij geeft de twijfelaars geen draai om de oren.
Nee, Hij zegt: “Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.”
Mij is gegeven…
Vader heeft Hem alle macht gegeven.
In hemel en op aarde.
Let erop dat dit niet pas na Pasen gebeurd is.
Al voor Zijn dood had Hij laten zien die macht te hebben.
Macht over ziekten, over wind en water, over demonen, over de dood.
Nee, Jezus is Gods zoon met alle macht!
Zijn sterven was ook geen ongeluk.
Nee, vrijwillig heeft Hij Zijn macht niet gebruikt.
Hij heeft Zijn leven afgelegd.
Bewust!
En na Zijn opstanding maakt Zijn almacht dit sterven vruchtbaar voor velen.
Jezus is die Hij was!
“Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.”
Zul je dat onthouden?
Nooit vergeten?
Daar zijn geen grenzen aan Jezus’ macht…
En dan volgt de opdracht:
19Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.
Omdat Jezus alle macht heeft, daarom mogen de discipelen uitgaan en apostelen worden.
Zijn macht is een steun in de rug!
Ze worden uitgezonden.
Niet alleen in en naar Israël (10:6-23).
Nee, zij moeten naar alle volken.
Hun werkterrein wordt uitgebreid.
Ze moeten ‘Jood én Griek’ onderwijzen.
En hen dopen en hen leren alles wat Hij geboden heeft.
Staande op de berg van de Bergrede zullen ze aan dat onderwijs ook denken.
Zij moeten de gelovigen uit de volken brengen onder het zachte juk van Zijn geboden (11:28-30).
Waarbij de wetten van Mozes terugwijken achter de hogere wetten van Jezus’ Bergrede (5:17-48).[vi]
Zo zijn de discipelen als apostelen na Pinksteren op weg gegaan.
Volgens de traditie is Mattheüs naar Ethiopië gegaan.
Daar is hij de marteldood gestorven.
En dan de slotwoorden
20En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen.
Voor de eerste lezers en voor Mattheüs zelf is dit de garantie dat Jezus hen ongezien en machtig nabij is.
Daarbij dat Hij instaat voor het resultaat op hun werk.
Trouwens, de lezers waarvoor Mattheüs in eerste instantie schrijft zijn mensen die leerlingen van Jezus zijn geworden.
Zij zijn gevallen voor Jezus.
Zij hebben geloofd dat Jezus de Immanuël (1:23) is.
En zij wisten: Jezus is er: daarom zijn wij er!
Zoals wij vandaag weten: Hij is er, Hij is de Immanuël en daarom zijn wij er als Zijn gemeente.
De slotzin: “20En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld” eindigt met een slotwoord: “Amen”.
De bedoeling daarvan is niet alleen dat Mattheüs die woorden van Jezus beaamt.
Maar dat u en ik ook amen zeggen op die woorden van Jezus.
“Ik ben met u”.
“Amen”.[vii]
Dat is toch een prachtige gedachte…
Fout…
Gedachtes kunnen slechts in je hoofd zitten.
Ik moet het dus anders zeggen.
“Ik ben met u”, zegt Jezus.
“Amen”, zeg ik.
Dat is toch de heerlijke werkelijkheid voor 2022.
Kijk, ik weet niet wat 2022 zal brengen.
Ik weet niet wat er politiek allemaal zal gebeuren onder Rutte IV.
Of onder Biden.
Of onder Poetin.
Of onder Xi.
Of onder Naftali Bennett.
Ik weet niet wie er komend jaar met welke tegenslagen te maken krijgen.
Wie zal sterven.
Wie wonderbaarlijk zal genezen.
Ik weet niet eens of ik zelf nog leef in december 2022.
Ik kan vandaag op de terugweg al een ongeluk krijgen.
Ik weet niet of dit jaar het Koninkrijk aan zal breken.
Of dat Jezus dit jaar terugkomt.
Ik weet niet of het dit jaar dan toch gebeurt, terwijl ik altijd gezegd heb dat het volgens mij niet Bijbels is, dat de gemeente dit jaar opgenomen wordt.
Volgens velen zou dat het afgelopen jaar al gebeuren.
Eigenlijk weet ik heel veel dingen niet.
Wat ik wel weet is Zijn belofte en Zijn bevel.
Elke dag zal Hij bij ons zijn.
In onze strijd.
In ons verdriet.
Fulltime! 24/7.
Alle, hele dagen.
Dus ook in de nacht…
Zoals dat mooi weergegeven wordt in een oud lied van Johan de Heer:
Vrees niet, “Ik ben met u”,
Dat heeft Jezus beloofd.
Zijt g’ ook eenzaam, verlaten,
Werd u ’t al ontroofd,
Dit zal u vertroosten,
Sterken in den strijd;
Nooit zal Hij u verlaten,
Hij is met u t’ allen tijd.
Neen, nimmer alleen, neen, nimmer alleen;
Hij zal u nimmer verlaten, nimmer laat Hij u alleen.
En Hij geeft ons de opdracht:
Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen.
Daarvoor hoeven we niet allemaal naar Zuid-Oost Azië of Peru.
We mogen gewoon hier beginnen.
In Vreeswijk, Nieuwegein.
20En zie, Ik ben met u al de dagen van 2022, tot de voleinding van de wereld. Amen.
Amen!
[i] Vgl. HC Zondag 7, v&a 22: Vr. Wat is dan een Christen nodig te geloven? Antw. Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de Artikelen van ons algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof in een hoofdsom leren.
[ii] Het Grieks ‘pasas tas hèmeras’ legt het accent op de hele dagen.
[iii] 1 Kor. 16:22.
[iv] 1 Kor. 12:3.
[v] Zie Mattheüs 1:22, 2:15, 2:17, 2:23, 4:14, 8:17, 12:17, 13:14, 13:35, 21:4, 26:54, 26:56, 27:9, 27:35.
[vi] Zo Jakob van Bruggen, Matteüs: het evangelie voor Israël, in de serie “Commentaar op het Nieuwe Testament. derde serie, Afdeling Evangeliën”, Kampen: Kok, 20044, 478.
[vii] Vgl. HC v&a 129: Wat beduidt het woord: Amen? Antw. Amen wil zeggen: Het zal waar en zeker zijn…
2 gedachten over “Ik, met u!”